Site-archief
Twee keer hotel
Dubbel-gedicht
.
Vandaag in de rubriek Dubbel-gedicht een bijzondere aflevering. Dit keer geen twee dichters die rond een thema of onderwerp een gedicht schreven maar slechts één dichter, die in zijn bundel ‘Nog een grap’ uit 2013 twee gedichten over hetzelfde onderwerp schreef, namelijk een hotel. De dichter is Nachoem M. Wijnberg (1961).
In deze bundel staan een kleine 300 gedichten waarin de dichter grappen verteld, of probeert toe te laten dat gedichten grappen maken. Dat is een serieuze zaak – reden waarom het steeds opnieuw geprobeerd moet worden. In dit geval dus twee gedichten over een hotel. Beide gedichten hebben naast hetzelfde onderwerp ook nog eens dezelfde titel ‘In een hotel’ terwijl de gedichten toch over andere zaken gaan. Het is alsof het tweede gedicht een antwoord is op het eerste gedicht. De grap van het handdoeken stelen uit karretjes van schoonmakers en dat dat de grap is die jezelf uitgeprobeerd hebt.
.
In een hotel
.
In een hotel
handdoeken stelen
van de wagentjes van de schoonmakers,
niet om naar huis mee te nemen
maar voor in de kamer.
.
Zij hebben er zoveel,
gewassen, gevouwen,
in hoge stapels.
.
In een hotel
.
Een boek met grappen,
het beste wat je in een hotel kunt vinden
om in te lezen.
.
Bij een grap staat
in de kantlijn
sehr richtig.
.
Bij een andere grap,
der Beste.
.
Je bent allang
door die heen
die je op jezelf
uitgeprobeerd hebt
nadat je ze gelezen hebt.
.
Geef dat ik slapen mag
Emily Brontë
.
Afgelopen maandag is een zeer dierbare oom van me overleden. Een geweldige man die van het leven hield maar de strijd tegen de voortwoekerende ziekte in zijn lichaam niet kon winnen. Reden voor mij om gedichten over de dood en rouw te herlezen. In Het laatste anker; 300 gedichten over dood en wat troost uit de hele wereld uit 2003 vond ik een prachtig gedicht van Emily Brontë over de dood en de verlossing van het lijden.
.
Geef dat ik slapen mag
.
Geef dat ik slapen mag en geen
bewustzijn mij meer plaagt,
dat sneeuw zich legt over mij heen
of regen langs mij vlaagt-
Het is de hemel niet, die het heet
verlangen in mij stilt,
het helse vuur, bij wat ik deed,
bij wat ik wil, wordt mild!
.
Dit heb ik eens gezegd, dit blijf
ik zeggen, altijd weer:
drie goden, in dit tenger lijf,
gaan dag en nacht tekeer-
Al is de hemel voor hen te klein,
ik draag hen in mij om,
en weet: zij zullen in mij zijn
tot ik voorgoed verstom!
.
Geef dat van hun verwoed tumult
ik eens zal zijn bevrijd,
dat ik door stilte word omhuld
en nooit meer, nooit meer lijd!
.





