Site-archief
Pixels
Merel Morre
.
In 2000 studeerde Merel Morre (1977) af als theatermaker aan de toneelschool en in 2006 voltooide ze de opleiding Communicatie. Tegenwoordig is ze behalve mede-eigenaar van een tekstbureau ook dichter. In 2013 koos jury en publiek haar als stadsdichter van Eindhoven (2013-2015). In 2013 debuteerde ze met de bundel ‘Met mijn ogen dicht ik alles heel’ waarna er nog vier volgden en een verjaardagskalender met gedichten. Haar laatste bundel ‘Wat na het grijpen ligt’ is uit 2022.
Uit haar debuutbundel koos ik het light verse gedicht ‘pixels’.
.
pixels
.
eerst wist ik het niet
(noem mij maar naïef)
dat pixels kunnen doden
een uitgebalanceerde mix
van nullen en van enen
maakt van de wereld zomaar niks
een enter
en verdwenen
.
Poollicht
Maarten Inghels
.
De Vlaamse dichter, schrijver en multidisciplinair kunstenaar Maarten Inghels (1988) maakt boeken, video’s, performances en installaties. Op zijn website zijn verschillende van zijn projecten te zien en te lezen. Van 2016 tot 2018 was Inghels stadsdichter van Antwerpen. Hij werd gekozen voor zijn engagement en zijn hedendaagse poëzie.
Inghels debuteerde in 2008 met ‘Tumult’, het zeventiende deel in de Sandwich-reeks van oud-Dichter des Vaderlands Gerrit Komrij. In 2011 verscheen ‘Waakzaam’ waarin zijn bibliofiel uitgegeven bundel ‘Het abattoir van het afscheid’ uit 2009 integraal werd opgenomen. Inghels is coördinator van de Eenzame uitvaart in Antwerpen. In 2013 verscheen ‘De eenzame uitvaart’ veertig verhalen en gedichten bij het vergeten leven.
In De Gids nummer 4 uit 2015 verschenen twee gedichten van Inghels. Het gedicht ‘Inktbloedingen’ wil ik hier graag delen. Bij de titel moest ik meteen denken aan de Mariabeeldjes die uit hun ogen bloeden (wat meestal door de warmte kwam waardoor was smolt) maar Inghels geeft er een heel andere invulling aan. In dit gedicht is het taalgevoel van Inghels heel duidelijk aanwezig in de samenvoegingen en zijn beeldtaal.
.
inktbloedingen
.
Doorgaans aard ook ik niet in gezelschappen dus liep ik
met een emmertje oogstend door imaginaire tuinen,
de inktbloedingen in het binnenland van mijn hoofd.
Ik fantaseerde over ontmoetingen met waterberen
en houtvissen. Verdwaalde als een voetnoot
onder aan een heuvel en leerde de bosbessentaal.
Ik schrok wakker in de lawaaimaag van een walvis
en luisterde naar zijn fluitende geheimen.
Spaarde olifantentranen als amuletten,
vlooien in mijn haar waren talismannen.
Mijn lichaam werd een opgesmukte serre.
Ik was een arrogante wonderdwaas die mythes spuwde.
Met een botervloot ging ik langs de scharnieren
opdat de knarsetandende aarde was ingevet.
Ik zat op de rug van een reuzenschildpad
en hobbelde rond de continenten
om overal mijn bloedneuzen te laten zien.
(Waar ik ook kwam kaderde men mijn zakdoeken in —
rorschachtesten van mijn grootheidswaanzin.)
Uiteindelijk ben ik blauw in de badkuip leeggelopen,
tegen de emaillen graftombe galmde mijn ego na.
.
Nieuwe poëzie
MUGzine #17
.
Eind april, begin mei wordt de nieuwe MUGzine gepubliceerd. Dit keer met poëzie van Marjolijn van Heemstra, Dirk Kroon, Annelies Van Dyck en Lamia Makaddam. Het artwork wordt dit keer verzorgd door Ingrid van den Brand (@ingrid_eyesnacks). Natuurlijk is er een nieuwe Luule en als altijd wordt je meegenomen in de poëzie door onze redactie filosoof Marie-Anne in het voorwoord. Dit keer is de richting die we kozen: Duizelingwekkende deeltjes die twee dingen tegelijk kunnen zijn. We hebben ons laten inspireren door de kwantummechanica en draaien poëtische rondjes om deeltjes die op mysterieuze wijze met elkaar verbonden zijn, ondeelbaar op twee plaatsen tegelijk, lichtjaren van elkaar verwijderd maar innig verstrengeld.
Als voorproefje voor nummer 17 hier alvast een gedicht van de Rotterdamse dichter Dirk Kroon (1946) die een aantal gedichten heeft bijgedragen. Het gedicht hieronder is uit zijn bundel ‘Verzamelde liefdesgedichten – het is nooit volmaakt’ uit 2015 en is getiteld ‘De jaren samen’.
Wil je de MUGzines op papier ontvangen (5 per jaar) lees dan hier hoe je dat regelt. Wil je een mooi overzicht van welke dichters met welke gedichten in de verschillende edities van MUGzine staan kijk dan op de website van het Poëziecentrum Nederland
.
De jaren samen
.
Wanneer ik later aan je denken moet
zoals je in de jaren samen bent geweest,
een warme zee of wiekslag, soms een feest,
lijkt alle pijn die wij ooit leden goed.
.
Het verleden wordt toch altijd zoet
– ik heb het telkens weer gevreesd –
wanneer ik later aan je denken moet
zoals je in de jaren samen bent geweest.
.
Wie zich herinnert, weet dat hij voorgoed
verdwaald raakt in de doolhof van zijn geest,
dat het vergeten toesloeg als een beest.
Ik weet waarvan mijn leven afstand doet
wanneer ik later aan je denken moet.
.
De ziekte van jij
Joost Zwagerman
.
Het afgelopen weekend zat ik te lezen in de bundel ‘Zo heel jij mij’ troostgedichten samengesteld door Isa Hoes uit 2020. Het laatste gedicht in deze aardige verzamelbundel is van Joost Zwagerman (de gedichten staan op alfabetische volgorde op de achternaam van de dichter, iets wat mijn bibliothecarishart blij stemt).
Het gedicht zonder titel van Zwagerman (1963-2015) komt uit zijn bundel ‘De ziekte van jij’ uit 1988 en doet me in de verte denken aan het gedicht ‘Lamento’ van Remco Campert. Desalniettemin, of misschien juist daardoor vind ik het een bijzonder fraai gedicht.
.
… zag jij misschien dat ik naar jou,
dat ik je zag en dat ik zag hoe jij
naar mij te kijken zoals ik naar jou
en dat ik hoe dat heet zo steels,
zo en passant en ook zo zijdelings –
dat ik je net zo lang bekeek tot ik
naar je staarde en dat ik staren bleef.
Ik zag je toen en ik wist in te zien
dat in mijn leven zoveel is gezien
zonder dat ik het ooit eerder zag:
dat kijken zoveel liefs vermag.
.
Lunchpauzegedichten
Jan Arends
.
Dichter Jan Arends (1925-1974) was ook schrijver en vertaler. Hij heeft een klein oeuvre van verhalen en gedichten nagelaten. Het werk van Jan Arends bevat veel autobiografische elementen en geeft een kritische visie op de Nederlandse maatschappij vanuit een persoonlijk perspectief. Zijn leven (bijvoorbeeld ervaringen met strenge vorst in de hongerwinter van 1944) en zijn literaire werk zijn sterk met elkaar vervlochten. Arends had een zeer complexe en moeilijke jeugd. Op later leeftijd verbleef hij geregeld in psychiatrische inrichtingen al gaat het verhaal dat hij ‘minder gek was’ dan dat hij zich voordeed en kwam een opname in een psychiatrisch ziekenhuis hem soms goed uit in een tijd dat de sociale voorzieningen voornamelijk uit verschillende vormen van liefdadigheid bestonden.
In januari 1944 heeft Jan Arends een eerste gedicht in een illegaal krantje gepubliceerd. Vanaf 1949 wordt af en toe een gedicht van hem gepubliceerd in tijdschriften. Uiteindelijk debuteert hij in 1965 bij De Bezige Bij met de bundel ‘Gedichten’. Als schrijver was hij toen al gedebuteerd met een verhaal in Maatstaf in 1955. Zelf hoorde ik voor het eerst van de schrijver Arends in de jaren ’70 nadat hij met zijn verhalenbundel ‘Keefman’ enig succes had.
Op 21 januari 1974, twee dagen voordat zijn gedichtenbundel ‘Lunchpauzegedichten’ verschijnt, pleegt hij zelfmoord door uit het raam van zijn woning op de vijfde etage van een flat in Amsterdam te springen. In deze bundel staan grillige, donkere maar ook wrang-geestige gedichten. Mijn exemplaar is uit 2015 en een elfde druk waaruit maar blijkt dat zijn werk nog altijd wordt gewaardeerd. Uit deze bundel, met een nawoord van Menno Wigman, koos ik het gedicht gericht aan mededichter A. Roland Holst zonder titel.
.
Voor A. Roland Holst
.
Wat
doet
een man?
.
Hij
geeft de zee
namen.
.
Hij
gaat
naar het strand.
.
Hij
geeft
de zee
een naam.
.
Hij
geeft
zijn taal
aan de zee.
.
Hij
geeft
aan de zee
de mond
van de aarde.
.
Hij
geeft
alle namen
aan de zee.
.
Met de rozen
Ankie Peypers
.
In 2015 kwam de bundel ‘Gedichten die mannen aan het huilen brengen’ op de markt, al snel gevolgd door ‘Gedichten die vrouwen aan het huilen brengen’ die door Isa Hoes werd samengesteld. Beide bundels bleken nogal een succes dus werd de formule nog even voortgezet met de bundel ‘Zo heel jij mij’ Troostgedichten, waar ik al eerder over schreef en opnieuw samengesteld door Isa Hoes.
Wat me opviel toen ik de bundel weer eens las, was dat hier opnieuw was gekozen voor veel bekend werk van bekende dichters. Toch staan er ook wat gedichten in van minder bekende of (bijna) vergeten dichters. Zoals de dichter Ankie Peypers (1928-2008). Het gedicht ‘Met de rozen’ is genomen uit ‘Verzamelde gedichten’ uit 1976 en is met recht een troostrijk gedicht.
.
Met de rozen
.
Ik heb met de rozen gewed
dat hij op tijd zou zijn
dat ze hem nog zouden zien.
Ze bloeien heel lang dit jaar.
.
Ik heb met de kastanje gewed
dat zijn bladeren niet zouden vallen
dat ze niet zouden vergelen
en dat ik met hem kastanjes zou zoeken
en dat hij kwam.
.
Met de hei met de haag met de bleke steeds blekere zon.
.
Ik heb met de sneeuw gewed
want daar gaat het toch om
dat mijn voetstap
geen spoor achterlaat waarvan mensen
zeggen dat meisje is altijd alleen;
.
Ik heb met de sneeuw gewed
dat hij weer terug zou zijn
dat er sneeuw moet zijn
voor wie wil kussen
voor wie wil bezitten.
.
Stil zei de maan wees stil
je bent hem al bijna vergeten.
.
Aan het woord
Joost Zwagerman
.
Toen in 2015 bekend werd dat Joost Zwagerman (1963 – 2015), schrijver van poëzie, romans, novellen, verhalen, essays en columns, een einde had gemaakt aan zijn leven, kwam dat voor heel veel mensen als een schok. Ik kende Zwagerman van zijn roman ‘Gimmick!’ uit 1989 waarna ik nog enige romans van hem las voordat ik erachter kwam dat hij ook poëzie schreef. Gek genoeg duurde het vervolgens nog best lang voor ik zijn poëzie ging lezen.
In 2005 verscheen zijn bundel ‘Roeshoofd hemelt’ wat bijzonder goede kritieken kreeg in de pers. Toch waren er ook recensenten die de bundel niet konden waarderen. Zo schreef Edwin Fagel op De recensent “Toegegeven, Zwagerman heeft een taalgevoel waar menig dichter jaloers op zal zijn, en de bundel is goed gecomponeerd. Maar hij is geen dichter en de bundel is op een verschrikkelijke manier mislukt.” In Trouw werd de bundel als een van zijn meest indringende bundels bestempeld. In 2007 kreeg Joost Zwagerman de Paul Snoek Poëzieprijs voor ‘Roeshoofd hemelt’ wat maar illustreert dat er verschillend gedacht werd over de poëzie in deze bundel.
Een deel van de kritiek begrijp ik wel, Zwagerman schrijft in Roeshoofd hemelt’ feitelijk een roman in poëtische verzen. De gedichten zijn wisselend van vorm wat het lezen niet makkelijker maakt. De bundel dient ook chronologisch gelezen te worden want los van elkaar missen de gedichten betekenis en context. Toch zijn er een paar gedichten die wel los van de rest gelezen kunnen worden zoals het gedicht ‘Aan het woord (1)’. Hoewel je kunt afdingen op het poëtisch gehalte van het gedicht (maar wie doet dat bij de poëzie van bijvoorbeeld Jules Deelder, die gelijksoortige gedichten schreef) is de situatie die Zwagerman beschrijft herkenbaar
.
Aan het woord (1)
.
Wilt u uw tas even openmaken?
Uw tas.
Mag ik de bon zien?
De bon.
De kassabon graag.
Dit hier staat dus niet op de bon.
En dit ook niet.
Wilt u met mij meegaan.
Als u nu even meewerkt.
Dat is voor ons allebei het gemakkelijkst.
Die deur door graag.
Hier naar beneden.
Straks komt er iemand bij u.
Weet ik niet.
Meneer. Dat zei ik net. Ik weet niet hoelang.
Nee, langer dan dat. Langer.
.