Site-archief
Kuip
Ruth Lasters
.
De Rotterdamse school, de podcast van de Rotterdamse dichters Daniël Dee en Mark Boninsegna is weer begonnen. Alleen dit keer doet Mark Boninsegna het alleen. Mark is bekend als groot bewonderaar van Jules Deelder maar vooral van zijn grote liefde Feyenoord. Hij schreef dan ook een gedicht getiteld ‘Liefde op het eerste gezicht’ over de Kuip. Het gedicht verscheen dan ook in het supporters magazine van FSV De Feijenoorder.
Toch gaat het gedicht ‘Kuip’ dat ik hier vandaag wil plaatsen over iets heel anders. Het gedicht is dan ook van de Vlaamse dichter Ruth Lasters (1979) en komt uit haar bundel ‘Lichtmeters’ uit 2015 waarmee ze de Herman de Coninckprijs 2016 won.
.
Kuip
.
Ik tilde mijn oude minnaars in bad, ik wilde in één
oogopslag wat, wie ik had
.
liefgehad, meest of minder, misschien of stellig, onvoorwaardelijk
of indien-als. In een kuip als een galjoenboot lag
.
het synchroon
wassen van elkaars rug, met elk een stuk zeep
.
blauwdooraderd, waarna zij met schouders
tot bloedens toe opengeschrobd
.
wegstapten. Behalve één, jij, waar ik me
benen rond romp achter haakte, om samen
.
dwars door de ander heen
het onverdraaglijk afkoelen van het water af te wachten.
.
Op de meubelboulevard
Sander Meij
.
De gedichten van Neerlandicus, schrijver, ghostwriter van drie kinderboekenseries en dichter Sander Meij werden tweemaal bekroond met een aanmoedigingsbeurs van Hollands Maandblad. Hij won de Meander Poëzieprijs voor jongeren en de gedichtenwedstrijd van Onbederf’lijk vers. Zijn poëzie verscheen in De Gids, Hollands Maandblad, Het Liegend Konijn, Krakatau, Op Ruwe Planken en Meander. Meij debuteerde in 2015 met de bundel ‘Nieuw eiland’ waarna in 2019 ‘Pincetbeweging’ volgde. In 2022 publiceerde hij de bundel ‘De Wolf is terug’.
In een recensie van deze bundel op Meandermagazine ‘De wolf is terug’ beschrijft recensent Peter Vermaat in zijn begin alinea hoe de mens de wolf altijd heeft afgebeeld als een ‘duivelse vijand’. In de recensie beschrijft Vermaat dat de bundel in het eerste hoofdstuk de wolf een plek krijgt van ‘terug van nooit weggeweest’ om vervolgens in het tweede deel de beweging van het beeld van de wolf naar het proces van het inrichten van het landschap door de mensen te beschrijven, om uiteindelijk terecht te komen bij de herinneringen, relaties en wederwaardigheden in het nu (of ooit) van het ik-personage.
Vermaat houdt de mogelijkheid open dat er “in de constructie letterlijk sprake is van tweespalt, om daarmee de strijd tussen het menselijke en het wolfzuchtige in de mens in het algemeen en in de dichter in het bijzonder ook voor de lezer voelbaar te maken”.
In het gedicht ‘Op de meubelboulevard’ beschrijft Meij die mogelijkheid, die strijd tussen menselijke en wolfzuchtige eigenschappen van de mens op een bijzondere manier.
.
Op de meubelboulevard
.
tussen spoedig verscheurde prachtgezinnen
bedwelmd door muziek voor slechthorenden
waar niets ertoe doet maar van alles begint
.
probeer ik mijn blik strak te houden
het gaat erom niet op te vallen
onder de soort die de mijne nochtans is
.
ik loop met hen op, zie dezelfde ogen
dezelfde monden vormen woorden
van vergelijkbare strekking als de mijne
.
en dan in het holst van mijn bloedeigen hoofd
hoor ik mezelf zeggen: een basiskleur
en ik voel hoe de mand krakend barst
.
Gedicht voor Hyenahaters
Alexander Franken
.
Op zoek naar gedichten (en bundels!) kom ik bundels tegen die ik niet zoek maar waar ik wel blij van word. Gewoon omdat het alweer een tijd geleden is dat ik ze las of omdat ik vergeten was dat ik ze in bezit had. Dat laatste geldt niet voor de bundel ‘Binnenstadboogie’ van dichter en muzikant Alexander Franken uit 2015. Alexander ken ik al jaren en we komen elkaar regelmatig tegen op podia en bij voordrachten. In 2017 zaten we samen met M (spoken word artiest) in de jury van de Kunstbende onderdeel Taal en was Alexander jurylid van de gedichtenwedstrijd van poëziestichting Ongehoord! (samen met Jaap Montagne en Mark Boninsegna) en in 2015 schreef ik al over deze bundel omdat er zo’n heerlijk gedicht over mijn voormalige woonplaats Zoetermeer in staat.
Maar terug naar zijn bundel. In deze bundel staan gedichten en liedteksten die gaan over levenslust, over de zee, over een hond, over ouder worden, over goden en godinnen, over dansen, over puberen en over seks (want seks verkoopt) en dus over Zoetermeer. In een geheel eigen stijl met vrolijk makende gedichten en teksten leest deze bundel als een trein. Omdat ik regelmatig met hem op podia heb gestaan ken ik zijn liedjes en bij het lezen van bijvoorbeeld ‘Paus, Paus’ hoor ik de stem en de muziek van Alexander erbij.
Hoewel er veel gedichten in de bundel staan die ik hier graag zou willen delen beperk ik me tot twee gedichten. De eerste is een gedicht waarvan de titel langer is dan het gedicht en de tweede is een mooi voorbeeld van de stijl van Alexander.
.
Een waarlijk ontzettend klein liefdesgedichtje voor Marianne Thieme, partijleidster van de Partij voor de Dieren
.
Kus me Marianne
dan word ik een kikker
.
Gedicht voor hyenahaters
.
In de westelijke Sahara
zag ik een verwarde naakte man
met een geladen waterkarabijn
een hyena achterna zitten
.
In oostelijke richting
.
Vrouwen jagen niet
geweld zit niet in hun genen
verward lijken ze ook nooit
behalve als ze richting zoeken
Ik heb nooit
Gerrit Kouwenaar
.
In de bundel ‘Gedichten die vrouwen aan het huilen maken’ uit 2015 (samengesteld door Isa Hoes) las ik een gedicht van Gerrit Kouwenaar (1923-2014) dat ik herkende maar nog nooit echt goed gelezen had. Ik weet niet of je dat herkent, dat je zinnen of woordcombinaties herkent maar niet precies weet waarvan. Dat had ik bij de eerste strofe van het gedicht ‘Ik heb nooit’ dat uit de bundel ‘Gedichten 1948-1978’ van Kouwenaar werd overgenomen.
Het gedicht werd door Merel Westerik gekozen omdat het gedicht haar ontroerde en een gevoel van troost gaf. Ze schrijft erbij: Kouwenaar zelf vond het overigens maar onzin als mensen troost proberen te zoeken in gedichten. In een documentaire zei hij daarover: ‘Als je daarnaar op zoek bent moet je maar naar de kerk gaan, naar een dominee, niet naar een dichter denk ik’. Ik begrijp wel wat Gerrit Kouwenaar bedoelde. Overigens denk ik dat mensen troost kunnen putten uit gedichten zonder dat ze op zoek gaan naar gedichten voor troost. Het is volgens mij een beetje zoals het troost vinden in herinneringen. Dat kan ook een gedicht zijn.
.
Ik heb nooit
.
Ik heb nooit naar iets anders getracht dan dit:
het zacht maken van stenen
het vuur maken uit water
het regen maken uit dorst
ondertussen beet de kou mij
was de zon een dag vol wespen
was het brood zout of zoet
en de nacht zwart naar behoren
of wit van onwetendheid
soms verwarde ik mij met mijn schaduw
zoals men het woord met het woord kan verwarren
het karkas met het lichaam
vaak waren de dag en de nacht eender gekleurd
en zonder tranen, en doof
maar nooit iets anders dan dit:
het zacht maken van stenen
het vuur maken uit water
het regen maken uit dorst
het regent ik drink ik heb dorst
.
Onrustig en ongemakkelijk
Erik Spinoy
.
Enige tijd geleden las ik een gedicht van Erik Spinoy. Het staat in de bundel ‘L’ en had de intrigerende titel ‘Kon dit veel langer straffeloos?…’. Al lezende voelde ik enige onrust en ongemak. Zonder het expliciet te benoemen (zoals een goede dichter betaamt zou ik zeggen) schetst Spinoy een beeld van een gevangene in een kale koude cel, naakt, in angst voor een afstraffing of erger. Dit is voor mij een mooi voorbeeld van een dichter in verzet. In dit geval, zo las ik in een samenvatting van de bundel, zoekt de dichter een antwoord op de vraag waarom de droom van broederlijkheid onder alle mensen, geen werkelijkheid is geworden. Staan we voortaan met lege handen in een cynische werkelijkheid zonder uitzicht.
Erik Spinoy (1960) is hoogleraar literatuur en culturele theorie aan de Universiteit van Luik, dichter en essayist. Hij debuteerde in 1985 met de bundel ‘Golden Boys’ waarna nog verschillende bundels verschenen van zijn hand als ‘De jagers in de sneeuw’ (1986), ‘Fratsen’ (1993), ‘Boze wolven’ (2002) ‘L’ (2004) en ‘Dode kamer’ (2011), dat bekroond werd met de Jan Campert-prijs. Zijn laatste dichtbundel dateert alweer uit 2015 ‘Nu is al te laat’.
In 2012 schreef Spinoy ook het Gedichtendagessay As/zteken. Spinoy was ook korte tijd redacteur van De Vlaamse Gids. Gedichten uit zijn bundels verschenen in voorpublicatie in allerlei Vlaamse en Nederlandse tijdschriften, waaronder R.I.P., Yang, Het liegend konijn, Dietsche Warande en Belfort en De Brakke Hond.
.
Kon dit veel langer straffeloos?…
Kon dit veel langer straffeloos?
Iets zette uit en broeide
en men voelde
dingen liepen uit de hand
dreven naar de rand en
gingen veel en veel
te ver
geruchten zwollen aan
van strovuur tot
uitslaande brand.
Honden blaften elke nacht
de maan scheen vol
doodsbleek
te rijp
als oude schimmelkaas.
Gisteren nog
de muren van de cel als door gezang
trompetgeschal slechts neergehaald
en goed
daar zat je dan:
ijskoud
naakter dan een rode slak
een dooier zonder schaal
een walnoot zonder dop
een brein dat weerzin wekt
zo zonder schedeldak
dat krimpt voor
de verwachte klap.
.
Piesen op schrikkeldraad
Simon van der Geest
.
Over de geweldige, prachtig uitgegeven verzameling moderne kinderpoëzie in 333 gedichten, getiteld ‘Heel de wereld wordt wakker’ schreef ik al eerder hier en hier. En omdat ik het zo’n mooi boek vind met vele poëzieschatten hier nogmaals een gedicht uit deze bundeling kinderpoëzie.
Het gedicht ‘Piesen op schrikkeldraad’ van Simon van der Geest, vind ik een heel mooi voorbeeld van hoe een gedicht kan appelleren aan een ervaring of gevoel van zowel een kind of jongere als dat van een volwassenen (in dit specifieke geval wel aan dat van een jongen of een man in de meeste gevallen).
Simon van der Geest (1978) is schrijver van kinderboeken, toneelstukken en hij is dichter. Hij is opgeleid tot theaterdocent aan de toneelschool in Arnhem. Hij debuteerde in 2009 als kinderschrijver met het boek ‘Geel Gras’, kreeg tweemaal de Gouden Griffel (2011 en 2013) en hij won de Jan Wolkersprijs in 2013 voor zijn boek ‘Spinder’. In 2015 schreef hij het Kinderboekenweekgeschenk.
Het gedicht ‘Piesen op schrikkeldraad’ verscheen oorspronkelijk in ‘Querido’s Poëziespektakel’ Vijf draken verslagen, uit 2011.
.
Piesen op schrikkeldraad
.
Ik zal je zeggen hoe dat gaat:
Tzik!
Bliksem
in je mik!
Je skelet staat te tikken
en te hikken
tot je
alle botjes
weet te
zitten
so
wat deed dat pijn, vooral
de botjes
in mijn
piemel
.
Er kwam geen geluid mijn mond uit,
alleen maar een zwart wolkje
Het smaakte naar benzine
Nu noemen ze mij Elektroman
Een naam moet je verdienen
.