Categorie archief: dichters over dichters

Dichter over dichter

Cees Nooteboom voor Hugo Claus

.

In de bundel ‘Zo worden jaren tijd’ Gedichten 2022-1955 (grappig detail, de nieuwste gedichten stonden als eerste in de bundel, de vroegste als laatste) van Cees Nooteboom (1933) uit 2023 staat een In memoriam Hugo Claus (1929-2008). Een gedicht waarin Nooteboom de dichter Claus memoreert. De twee dichters kenden elkaar lang en goed.

In april 1983 gingen Cees Nooteboom en Hugo Claus twee dagen lang in gesprek met elkaar. Het duo wandelde langs plekken in Kortrijk die een rol spelen in Claus’ ‘Het verdriet van België’ om er de werkelijkheid te toetsen aan die van de roman. BRT-radioman Bob de Groof nam in 1983 de gesprekken tussen Cees Nooteboom en Hugo Claus op. Het resultaat werd een radioreeks van 4 keer 43 minuten, die destijds werd uitgezonden in het Radio 2-programma Het Vertoon. Een podcast avant la lettre.

Niet zo verwonderlijk dus dat Nooteboom een gedicht aan de herinnering van Hugo Claus schreef. Op de website atelierpoesia.it met vertaalde poëzie kwam ik ook nog eens het betreffende gedicht ‘Avond’ tegen in een Italiaanse vertaling ‘La sera’. De Nederlandse variant (het origineel dus) komt er op deze website wat beroerd af (veel typo’s en weggelaten letters). Voor allen die het Italiaans machtig zijn dan wel als moedertaal hebben voeg ik die versie hier toe.

.

Avond

   in memoriam Hugo Class

De blauwe stoel op het terras, koffie, avond,

de euforbia reikend naar afwezige goden,

vol heimwee naar de kust, alles een alfabet

van geheime verlangens, dit is zijn

laatste gezicht voor het duister,

 

het floers in zijn hoofd. Hij weet,

verdwijnen zullen de vormen van woorden,

in zijn kelk alleen nog maar droesem,

de lijnen niet meer verbonden

 

die vroeger gedachten waren,

hier komt geen woord meer

dat waar is. Vergruisde grammatica,

bewogen beelden zonder brug,

 

van de wind het geluid

maar niet meer de naam,

iemand heeft het gezegd

en de dood lag op tafel,

 

een trage bediende, wachtend

in de gang, dom lachend,

bladerend in zijn krant

met ontzinde berichten.

 

Dit alles weet hij, de euforbia,

de blauwe stoel, de koffie op het terras,

de dag die hem langzaam omwikkelt

en dan met hem wegzwemt,

een zachtmoedig dier

 

met zijn prooi.

.

La sera

in memoria di Hugo Claus

La sedia blu nel bar all’aperto, il caffè, la sera,
l’euforbia che protende verso gli dei assenti,
con tanta nostalgia della costa, tutto è un alfabeto
di desideri nascosti, questa è la sua
ultima immagine prima delle tenebre,

il velo sul suo viso. Lo sa,
le forme delle parole scompariranno,
nel suo calice solamente la feccia,
le linee che prima formavano pensieri

non connetteranno,
qui nessuna parola sarà più
vera. Una grammatica frantumata,
immagini mobili senza un appiglio,

del vento solo il rumore
ma è scomparso il nome,
qualcuno l’ha detto
e il morto giaceva sulla tavola,

un inserviente stanco, mentre aspetta
nel corridoio, ride come uno stupido,
sfogliando il giornale
pieno d’inutili notizie.

Lui sa tutto, l’euforbia,
la sedia blu, il caffè al bar all’aperto,
il giorno che lento l’ha avvolto
e poi se n’è nuotato via insieme a lui,
un animale mansueto

con la sua preda.

.

Dichter over dichter

Pieter Boskma over Arie Visser

.

Veel lezers zullen de dichter Pieter Boskma kennen, van zijn  poëzie of van naam. Of dat ook opgaat voor dichter Arie Visser is de vraag. Arie Visser (1944-1997) studeerde aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. Van studeren kwam het niet echt, hij was meer in het uitgaansleven te vinden dan in de universiteit. Vanaf 1973 schreef hij dichtbundels, een roman en artikelen in kranten en tijdschriften (voornamelijk in Hollands Diep). Visser schreef over wat hem bezig hield zoals jazz, mystiek, gedichten en drugs. Als heroïneverslaafde leefde Visser aan de randen van het bestaan. Na een huwelijk en bekering tot de Islam kwam zijn leven wat meer op de rails. Zo vertaalde hij in 1985 de roman ‘Bright lights, big city’ van Jay McInerney.

In de bundel die werd uitgegeven naar aanleiding van de zeventiende Nacht van de Poëzie in 1997, staat een gedicht van Pieter Boskma (1956), een in memoriam voor Arie Visser die een paar maanden daarvoor was overleden aan kanker.

.

we moeten verdwijnen in aarde of lucht

we moeten verdwijnen zonder gerucht

en niets zal er overblijven dan dit

en daarna zelfs niet meer dit

.

ik zag al zovelen bezwijken

voordat zij het konden bereiken

waar zij vergeefs een heel leven

met al hun krachten naar streefden

.

de mens is een visje onder het ijs

en lente wordt het maar één maal

als het scherpst van de zeis

de kop van onze romp afslaat

.

de visser is niet meer verschenen

sinds hij liep over de golven

want de vissen kregen benen

die hem niet langer volgden

.

soms wordt een stem vernomen

die het evenwicht herstelt

tussen de goddelijke wonden

en de wereld van het geld

.

wij hebben het gehoord

maar kunnen niet begrijpen

dat geen enkel woord

helder kan beschrijven

.

waarom wij verdwijnen

en er niets kan blijven

dan ons diepe zwijgen

van het diep geheim

.

 

Dichters zijn om te dichten

Lucebert

.

In 1959 publiceerde Lucebert bij de De Bezige Bij, als Literaire pocketserie nummer 25, de bundel ‘val voor vliegengod’. Lucebert (pseudoniem van Lubertus Jacobus Swaanswijk) was een Nederlandse kunstenaar en dichter (lid van de Vijftigers) die voor het eerst bekend werd als de dichter van de COBRA- beweging, de avant-garde kunstbeweging waartoe ook onder andere Karel Appel, Constant en Asger Jorn behoorden.

Lucebert (1924-1994) schreef zelf het 20 pagina vullende lichtelijk absurdistische, bij tijd en wijle vileine maar oh zo heerlijke voorwoord. Een aantal zinnen uit dit voorwoord wil ik jullie niet onthouden: “Dichters! Dichters! Bah, ze vreten slecht en ze kakken slecht, zodat we gerust kunnen vaststellen, dat ze niet eens voor zichzelf produktief zijn. Plato en Multatuli hadden groot gelijk…” of “Iedere ontploffing van een motor, is een hoestaanval van de duivel, zegt Indro Montanelli. Dit is natuurlijk een understatement. Zo’n ontploffing lijkt me meer een schreeuw van een eeuwig verdoemde, die voortgedreven door geselende en vlammenwerpende duivels, nooit rusten mag op de weg die nergens begint en nergens heenvoert”.

De poëzie van Lucebert in een lange monoloog verpakt als voorwoord. Uit deze bundel waarin ook enige tekeningen van zijn hand zijn opgenomen, koos ik het gedicht ‘Dichters zijn om te dichten’.

.

dichters zijn om te dichten

.

‘de dichter draagt het mombakkes der poëzie

op vastenavond alleen, breekt

aswoensdag aan, is ook dit feest voorbij’

zeker, zonder een zuiverend stortbad

zweet en zonder O M O van een purgerende honger

geen paleis van paarlen op een grashalm

te betreden

.

ook blinden kunnen in het licht tasten

was ter haar’s  vrede die de kudde voorgraast

onpoëtisch? is dat een meisje alleen

dat voor vrede speelt?

nee, niet elk lam lam gods of van elk ram een gulden vlies

maar zijn prozaïsche schaapjes op het droge hebben

maakt op den duur ook deze dieren zo dorstig

dat zij zowaar blaten naar het nutteloos

moeras der poëzie

eertijds in china tastte vaak een advocaat

in zijn broek revelerend zijn lid inciterend

bla bla bla bla

een voorzichtig op een oordeel aforerende rechter

struikelt beteuterd over zoveel vooroordeel

.

 

Tussen eb en eb

Sonja Prins

.

In de categorie dichters over dichters vandaag een gedicht van dichter Sonja Prins (1912-2009) voor collega dichter Jan Elburg (1919-1992). Het gedicht staat in de bundel ‘Nieuwe proeve in strategie’ uit 1957. In 1933 debuteerde Prins onder het pseudoniem Wanda Koopman met de bundel ‘Proeve in strategie’. Deze bundel was het vijfde deel dat werd uitgegeven als Literaire Pocket van uitgeverij De Bezige Bij.

.

Tussen eb en eb

                                Voor Jan Elburg

.

overal ontwerp ik de bijenslag

tintelend in de golven alleen

hij is er niet bij

en de hoofden dicht bij de grond

.

ik doe het ook zilveren bogen

spuitend uit een grijze druipende slang

.

zo vinden wij onze eigen regen

op nek en schouders

onze eigen spetterdieren heenlopend

glad en gewiekst

.

je komt hokken tegen

goedig van ammoniak en mest

ik ben er een

.

en plotseling in de spiegeling van water

de gebroken andere deur

met alle verwijdering

.

weet je wat we moeten doen

een lange wedstrijd zo niet zelfstandig

tussen eb en eb

langzaam voedsel vergaren

 

 

 

Neruda en de Coninck

Dichter over dichter

.

In de bundel ‘Met een klank van hobo’ uit 1980 van de Vlaamse dichter Herman de Coninck (1944-1997), staat een gedicht van hem over een andere dichter, namelijk de Chileense dichter Pablo Neruda (1904-1973). Het gedicht is getiteld ‘Neruda’.

In de categorie ‘dichters over dichters’ vind ik dit een mooi voorbeeld.

.

Neruda

.

Alles is gelijk, niet alleen mensen

onder elkaar, maar ook planten en mineralen

en poezen en regen en Vivaldi.

Ik breng de avond door met een vriend

en een glas wijn en een dode en verhalen

en schemer en minnestrelen.

Wij zijn met zeer velen.

.

De uitvinder

Chris Honingh 

.

In een tweedehandsboekenwinkel (mooi scrabble/wordfeudwoord) kwam ik de bundel ‘De uitvinder’ van Chris Honingh (1951) tegen uit 1991. Beeldend kunstenaar en dichter Chris Honingh debuteerde met deze bundel in 1991 bij uitgeverij Querido. Tot 2004 werden door deze uitgeverij nog 5 dichtbundels uitgeven van Honingh en na 2004 begint hij met het in eigen beheer uitgeven van proza, meer poëzie en later ook poëzie in het Engels in eigen beheer. Zijn laatste dichtbundel in het Nederlands is alweer uit 2017 en is getiteld ‘De Schaal van Richter’. Honingh publiceerde werk in de tijdschriften Tirade, De Gids, Het Liegend Konijn, DW en B, De Tweede Ronde, Maatstaf en De Revisor. Maar ook hier zijn zijn bijdragen van voor 2016. Misschien is dat de reden dat ik deze dichter nog niet kende.

In de bundel ‘De uitvinder’ worden pioniers als Jacob van Lennep en de Franse fortograaf Nadar en hun werkzaamheden vanuit onverwachte invalshoeken belicht. De analogie tussen uitvinder en dichter lijkt hierbij evident, beiden ontginnen onbekende terreinen. Ik heb echter een gedicht over Baudelaire gekozen. Misschien op het eerste oog geen uitvinder maar door zijn werk op het snijpunt van romantiek en realisme wordt hij als een van de grondleggers van het decadentisme gezien.

.

Baudelaire I

.

Vloeipapier waarin men kaas verpakt lag

volgeschreven, plotseling vervuld van kracht.

Oppervlakte leek een gloeiend bad, of

het retourneerde wat hij in een ogenblik

van zwakte dacht. door huid scheen schemerinkt,

zoals in matglas zon verdicht.

.

Had zich langzaam opgericht van schaduw af

tot licht, zijn door de pen ontwrichte hand op

uitgestoken knie. Notities voor een verder leven

op een tafelblad, verzonken in het witte gat

omdat hij hen fixeerde als hem het harde oog.

.

Overlopend staren, kramp kroop uit een been omhoog,

hij werd zich zeer bewust van zitten. Maar het blad

verdonkerde, letters keerden om, toen de spiegel

toonde wat tussen vlindervleugels in gevangen zat.

,

Aandacht, schichtig wezens dat steeds vlucht bij

nadering, het zet hem aan tot opstandigheid; de blik

waarin men wordt verpakt, vingers die hem weigeren

te raken, omdat zijn afstand niet in alledaagsheid past.

.

 

 

Niet van deze wereld

Dichter over dichter

.

Vandaag in de rubriek dichter over dichter, de dichter A. Roland Holst (1888-1976) over de dichter, schrijver, diplomaat Reijnier Flaes (1902-1981). Roland Holst en Flaes waren bevriend en correspondeerde met elkaar. Onder het pseudoniem F.C. Terborgh publiceerde hij in de jaren dertig proza en poëzie in de literaire tijdschriften Helikon, Forum en Groot Nederland. Het werk van F.C. Terborgh is vaak in verband gebracht met dat van J. Slauerhoff, met wie hij bevriend was. Omdat hij als diplomaat vele jaren in het buitenland woonde drong zijn poëzie (en verhalen) maar mondjesmaat door tot het grote publiek.

Zijn literaire oeuvre bleef vrijwel onopgemerkt, totdat hij twee prestigieuze literaire oeuvreprijzen kreeg: de Tollensprijs in 1968 en de Constantijn Huygens-prijs in 1971. Zijn verzameld werk werd gebundeld in 1975-1977.

A. Roland Holst schreef het gedicht ‘Niet van deze wereld’ voor F.C. Terborgh en het werd gepubliceerd in de bundel ‘Vuur in sneeuw’ uit 1969.

.

Niet van deze wereld

.

Voor F.C. Terborgh

.

In zichzelf neuriënd, rondom bespot,

door de straatjeugd bedreigd, ging voor zich heen

de onnoozle, de dorpszot, de kroeg langs, tot

een vlegel hem te na kwam.

.

Toen verscheen

in de open deur een wezen, kennelijk

van hoger orde. Toornende verjoeg

hij het gespuis dat links en rechts de wijk

naar elders nam. Zacht, zonder woorden, sloeg

hij om de onnozele zijn arm, en liep

met zijn beschermeling de dorpsstraat uit,

het open land in, dat in nevel sliep.

.

Langzaam kwam een hoog paard hen tegemoet.

.

 

Bevlogen en bevangen

Marcel van Maele

.

In het M HKA (Museum voor Hedendaagse Kunst Antwerpen) in Antwerpen was een tentoonstelling gewijd aan de dichter en kunstenaar Marcel van Maele (1931-2009). Deze dichter, beeldhouwer, prozaïst en toneelschrijver schreef ‘rebelse’ poëzie, in taal vol neologismen die breekt met semantische en syntactische  regels. Hij was een van de leidende figuren van het tijdschrift Labris (1962-1976), waarin een experimentele stijl prominent aanwezig was. Hij was lid van de Zestigers . Van Maele was de laatste 20 jaar van zijn leven volledig blind.

Uit zijn bundel ‘Over woorden gesproken’ uit 2006 het gedicht dat hij opdroeg aan de dichter Guido Gezelle (1830-1899). Gezelle was een Vlaamse rooms-katholieke priester, lyrisch dichter en hekeldichter, taalwetenschapper, leraar, journalist en vertaler, die vooral schreef over onderwerpen als natuur, vriendschap, religie en de dood. De toon en de manier van aanspreken deed me heel erg denken aan het gedicht dat ik schreef met de titel ‘Open brief aan professor Rümke’.

.

Bevlogen en bevangen

Voor Guido Gezelle

.

Het woord aanroepen en de zinnen belagen,

het woord dat bindt, het woord dat breekt,

dat tiert en en giert en verder viert,

dat kruipt en sluipt en zich verderstrekt

of dichtgeklapt wat bekken trekt.

.

Ik luister naar uw gedicht

dat mij soms wankelen doet en schrijf

het mijne met mijn ogen dicht.

Ik huiver als ik op uw schaduw trap

als gij mij met uw god belast en

in al wat zoet is zijn gebaar herkent.

Gij schrijft me neer en meer en smeert me

keer op keer dat godbestaan weer aan.

.

De stem die zich verheft en stilte gebiedt

als het woord de taal verlaat en zwerven gaat.

Aanhoor nu dat zwijgen langs alle kanten,

de wind die liggen gaat,

gekust de bloem en uitgelezen

de lamme die de trommel slaat.

.

Joost Baars

Emily Dickinson

.

Vandaag een dichter van nu over een dichter van toen in de categorie dichters over dichters. Dit keer dichter Joost Baars (1975) over de dichter Emily Dickinson (1830-1866).  Joost Baars is dichter, essayist en boekverkoper. Hij publiceerde ’30 + 30: zestig gedichten uit binnen- en buitenland’ in 2008, ‘Iemand anders’ als chapbook in 2012 en ‘Binnenplaats’ in 2017. Deze laatste bundel werd bekroond met de (laatste) VSB Poëzieprijs, en genomineerd voor de Herman de Coninckprijs en de C. Buddingh’prijs. Baars draagt regelmatig voor op festivals als Poetry International, Winternachten, Read My World en het Tanta International Festival of Poetry (Egypte)  Zijn gedichten werden vertaald in het Engels, Grieks en Arabisch. Hij schrijft recensies en interviews voor de Poëziekrant en Awater, essays voor Liter en deRecensent.nl en schreef columns over boekverkopen voor hard//hoofd en Boekblad.

.

Emily Dickinson

.

in een huis in amherst, massachusetts

zit emily dickinson.

.

ze denkt aan jou.

.

ze heeft net de boeken gevonden

waar haar gedichten in afgedrukt staan.

.

zit aan haar tafeltje daar.

staart naar de muur

.

en zoekt jouw gezicht.

.

ik loop er rond. lees

de teksten op bordjes:

.

dit is haar nichtje,

dit is haar slaapvertrek,

.

raak dit niet aan. draag

.

een shirt met haar beeltenis.

lijkt niet, zegt ze, alsof

.

ze niet weet hoezeer ze lichamelijk is.

ik zou haar zo graag op willen eten,

.

maar ze is nu op het punt van verdwijnen

.

gekomen, schrijft er

verterend al

.

een andere lezer aan.

.