Site-archief

Gedicht van Wim de Bie

Manessier

.

Eergisteren overleed Wim de Bie (1939-2023). Samen met Kees van Kooten vormde hij jarenlang het legendarische duo van Kooten en de Bie of Koot en Bie. Vanaf 1977, toen ze hun langspeelplaat ‘Hengstenbal’ uitbrachten en ze al de Klisjee Mannetjes in de Houtrusthallen in Den Haag hun wereldberoemde conference deden over hoe vaak ze ‘het deden’ was ik die hard fan.

Over van Kooten en Wim de Bie valt heel veel te schrijven maar ik wil me hier vandaag beperken tot poëzie en dan met name van Wim de Bie. De literaire uitgeverij Nijgh en van Ditmar gaf in de jaren vijftig en zestig regelmatig pockets uit met teksten van middelbare scholieren onder de titel ‘Een 10 voor de 10-ers’. In de editie met een keuze uit wat er in het cursusjaar 1958-1959 is verschenen in de Nederlandse Schoolpers, staan het literaire debuut van dichter Manuel Kneepkens, Annemarieke (later noemde ze zich Annemarie) Oster,  Paul van Vliet, en gedichten van Kees van Kooten en Wim de Bie.

Het gedicht dat Wim de Bie schreef in 1958 en dus verscheen in ’10 voor 10-ers’ is getiteld ‘Manessier’.

.

Manessier

.

want groen ruikt de zomer

en geel proeft het eiland van zon

in een pupil is groen is de zomer

in een lens is geel is de zon

.

in februari haarlemt het donker

bijten huizen de spits

af is de pijn van de doorn

de pijndoorn van jezus de schilder

.

het zwijgende pierement van water

drijft in het kroos van de dood

water is dood en groen de zomer

morgen de weelde van vorm

nacht een weefsel van pijn

.

 

 

Opruiming

Seamus Heaney

.

De beroemde Ierse dichter, toneelschrijver, vertaler en winnaar van de Nobelprijs voor de literatuur in 1995,  Seamus Heaney (1939-2013) heeft vele zogenaamde ‘ding-gedichten’ geschreven. Uitgaand van concrete, vaak agrarische instrumenten uit een ver verleden, werkt de dichter in deze bonkige, aardse teksten toe naar een meer metafysische overweging of historische implicatie. Maar niet uitsluitend agrarische instrumenten, ook het instrument van de dichter, de pen, verwerkte hij in een prachtig gedicht met de titel ‘Digging’ waarin hij zijn pen met (toch weer) de spade van zijn vader vergelijkt.

Maar Heaney schreef ook andere poëzie, zoals sonnetten cycli. In literair tijdschrift Bzzlletin jaargang 30 (2000-2001) zijn een paar gedichten uit sonnettencycli opgenomen in het Engels en in vertaling. De vertalingen zijn het resultaat van de gezamenlijke inspanningen van dichter Frans Hoppenbrouwers, taalwetenschapper Stijn Hoppenbrouwers en literatuurwetenschappers Perro de Jong en Jan Frans van Dijkhuizen. De vertalers schrijven erbij dat de in Bzzlletin gepubliceerde vertalingen niet als een eindproduct beschouwd moeten worden, maar dat het een work in progress is.

Specifieke problemen bij het vertalen, zoals Heaneys Noord-Ierse achtergrond, met z’n talloze dialectwoorden, subtiele halfrijmen (en deze dan omzetten naar gangbaar Nederlands eindrijm) leveren soms grote problemen op, zo schrijven de vertalers en verwijzen hierbij naar andere vertalingen waar dit (in hun ogen) nogal eens mis is gegaan.

Van de twee voorbeelden koos ik het meest toegankelijke gedicht ‘Clearanses 3’ waarbij de titel vreemd genoeg niet is vertaald (opruiming). Hier te lezen in het Engels en in de Nederlandse vertaling.

.

Clearanses 3

.

Als verder iedereen weg was naar de mis
Was ik met aardappels schillen helemaal de hare.
Het verbrak de stilte, één voor één gelost
Zoals soldeer dat loskomt van de bout.
Het water in de emmer deed ze glanzen.
En zo een ochtend lang: het zachte plonzen
Van elkanders werk was schrale troost,
Iets dat ons bijeen bracht, en bij zinnen.
.
Dus, terwijl de dorpspastoor aan haar bed
Uit alle macht de gebeden der stervenden inzette
En sommigen meebaden en anderen huilden,
Dacht ik aan haar hoofd geneigd naar mijn hoofd,
Haar adem in de mijne, het spel van onze messen –
Nooit dichter bijeen heel de rest van ons leven.
.
.
Clearanses 3
.
When all the others were away at Mass
I was all hers as we peeled potatoes.
They broke the silence, let fall one by one
Like solder weeping off the soldering iron:
Cold comforts set between us, things to share
Gleaming in a bucket of clean water.
And again let fall. Little pleasant splashes
From each other’s work would bring us to our senses.
.
So while the parish priest at her bedside
Went hammer and tongs at the prayers for the dying
And some were responding and some crying
I remembered her head bent towards my head,
Her breath in mine, our fluent dipping knives –
Never closer the whole rest of our lives.

Aan Breyten

Remco Campert en Breyten Breytenbach

.

In 2009 verscheen van dichter Remco Campert (1929-2022) ‘Dichter’. Deze verzamelde gedichten zijn van grote waarde voor iedereen die Remco Campert als dichter nog eens wil nalezen. Zelf bezit ik ‘Campert Compleet’ waarvan de eerste druk al in 1971 verscheen (ik heb een druk uit de jaren ’80).

In dit verzameld werk staat een gedicht dat Campert schreef voor de Zuid Afrikaanse dichter Breyten Breytenbach (1939) getiteld ‘Aan Breyten’. Het origineel van dit gedicht komt uit de bundel ‘Theater’ uit 1979. Het gedicht opent met een variant op de bekende Campert-regel ‘Poëzie is een daad / van bevestiging’ uit de bundel ‘Het huis waarin ik woonde’ uit 1955. In de categorie Dichters over Dichters mag dit gedicht niet ontbreken.

Op de website Litnet.co.za kun je meer over de inhoud en vorm van dit gedicht lezen.

.

Aan Breyten

.

Poëzie is een voorbeeldige daad
je kunt wel je leven lang elegant
er doorheen zwijnen
maar eens gebeurt het toch:
die afrekening met anderen
en die met jezelf

.

nu heb je het gedaan
en je bent hoop ik fier en ongebroken
nu kan niemand er meer omheen
nu heb je het voor jezelf zeker gemaakt
en daarmee voor ons

.

het is een lang pad naar de dood die vlakbij is

.

als je er uitkomt
uit de rose klauwen van het bijbeldom
weet ik: nooit
zien we je terug in je oude gedaante

.

wij in het moederland
dat aan jouw vermomming eens geboorte gaf.

.

Zoet en zout

Dubbelgedicht

.

Dubbelgedichten kunnen overal over gaan zolang ze maar in relatie staan tot elkaar (titel, inhoud, intentie). In dit geval zijn het de smaken zout en zoet die de twee gedichten aan elkaar verbinden.

In 1958 publiceerde dichter, journalist, kunstschilder en filmmaker Hans Verhagen (1939-2020) in eigen beheer zijn eerste bundel ‘Anatomie van een Noorman’. De achttien gedichten droeg hij op aan zijn toen pas overleden moeder. Een van deze gedichten is getiteld ‘Een zout gedicht’.

Het tweede gedicht ‘Zoet’ is van dichter, schrijfster en archeoloog Esther Jansma (1958) en is terug te vinden in haar bundel ‘Rennen naar het einde van honger’ uit 2020.

.

Een zout gedicht

.

1

Een Spanjaard zonder nootmuskaat

is niet te eten,

een Noorman zonder inundatie

is ondrinkbaar.

.

2

Over mijn gescheurde mond jaagt de

Noordzee,

het wier woekert in mijn oorschelp;

ik prevel tevergeefs

mijn aangespoelde woorden, zwaar

van traan,

in het asbest van mijn adem komen

scheuren-

.

3

Aangenomen dat een dijkbreuk

niet de aangewezen weg is

om te wateren

eb ik langzaam af.

Een eenzame, bestofte vis

aait mijn natte lettergrepen

tot een zout gedicht zonder bomen.

.

4

Tussen voeten en hoed blijft hij

nu zijn eigen groei getrouw

en dat is goed. Maar daaronder

loopt het leven van hem weg.

.

Zoet

.

Het was het begin van het leven.

We waren er nog niet aan gewend.

Dreunde de deur ’s nachts open

noemen we het: liefde.

.

Alleen-zijn begint als je elkaar

niet herkent, in dat donker zijn

denk ik de stemmen geboren.

‘Had de rotzooi dan opgeruimd.’

.

En met het zwijgen begon

daar de stilte die maakt

dat we tot een veelheid, aan flarden,

verknipt werden: schimmen,

kaalgeschoren dwerghoeren, lief

voor alles en iedereen zoet, zoet.

.

De stad

Reinold Kuipers

.

Poëzie kan overal over gaan. Van de hemel en de hel tot een krop jonge sla of een vaas. Toch zijn er onderwerpen die relatief vaker behandeld worden in gedichten. Als je kijkt naar de bloemlezingen die er zijn (en dat zijn er heel veel) dan valt op dat er een paar onderwerpen favoriet zijn: de liefde, de dood, het dichten, beesten en familie. Met de bundels over deze onderwerpen kun je al een aardige boekenkast vullen.

Een ander favoriet onderwerp is de stad. De stad in het algemeen en steden in het bijzonder. Wie kent niet gedichten als ‘De Dapperstraat’  van J.C. Bloem, ‘Passage’ van Gerrit Achterberg of ‘Rotterdam’  van Jan Prins. En dit zijn de bekende gedichten over de grote steden. Er zijn er natuurlijk zoveel meer, gedichten over steden als Veere (Wim Hussem), Delfzijl ( Gerrit Krol), Groningen (A. Marja) en Utrecht (Alain Teister). Er is zelfs een bundel met alleen maar gedichten over de stad Rotterdam Wij dragen Rotterdam in 2014 als eerste bundel door MUGbooks uitgegeven op papier. En dit zijn alleen nog maar voorbeelden van gedichten over Nederlandse steden.

In 1981 werd in opdracht van de Erven Thomas Rap de bloemlezing ‘ De stad’  uitgegeven, samengesteld door C. Buddingh’. In deze bundel louter gedichten over steden en de stad in het algemeen. In deze bundel zijn 44 gedichten opgenomen van dichters die leefden van eind 19e eeuw tot eind 20ste eeuw. Ik koos voor een gedicht van een dichter die ik niet kende Reinold Kuipers (1914-2005). Kuipers was dichter, drukker, copywriter en uitgever. Kuipers was samen met echtgenote Tine van Buul, van 1960 tot 1979 directeur van uitgeverij Querido. Kuipers debuteerde met de bundel ‘ Koud vuur’  in 1939 en schreef in totaal vijf dichtbundels, de laatste verscheen in 1990 ‘ Gerezen wit’. In ‘ De stad’  is hij opgenomen met het gedicht ‘ Stad bij avond’.

.

Stad bij avond

.

Men noemt het stad. Het is een visioen

van natte asfaltstraten en plantsoen

en een gevangenis voor wie het wagen,

te breken met hun wetten van fatsoen.

.

Men noemt het stad en doet er daags zijn plicht

en met een nette lach op zijn gezicht

spant ieder er zijn listen en zijn lagen.

En als men tijd heeft schrijft men een gedicht.

.

Je naam

Dubbelgedicht

.

Het is alweer even geleden dat ik een dubbelgedicht hier plaatste. Een dubbelgedicht zijn twee gedichten van twee dichters die qua inhoud of titel iets gemeen hebben. Zo ook de twee voorbeelden die ik vandaag aan elkaar wil koppelen. Het betreft hier twee gedichten waar je naam een belangrijke rol in speelt.

Allereerst het gedicht ‘Je naam ben ik vergeten’ van dichter Hans Verhagen (1939-2020). In zijn dichtbundel ‘Duizenden Zonsondergangen’ uit 1971 staat het gedicht ‘Je naam ben ik vergeten’ . Daartegenover wil het het gedicht ‘Mus’ zetten dat ik schreef en staat in mijn bundel ‘Zoals de wind in maart graven beroert’ uit 2012. Aan de ene kant is er de naam die vergeten is en aan de andere kant de naam die nooit meer vergeten zal worden. Een mooi thema voor een dubbelgedicht leek me.

.

Je naam ben ik vergeten

.

Ik heb geen naam,

ik heb geen kleren aan,

ik heb geen lichaam.

.

Ik heb jou,

jij hebt mij,

meer hebben we niet nodig,

En mocht je mij niet treffen,

zo zal het altijd zijn,

Maria Magdalena.

.

Mus

.

Ook als je echt zo heet
vergeet ik nooit je naam

.

hoe je wegdook
na een zachte streling van je wang
de rode blos tot diep
in je hals

.

je voorzichtige lach
die de ochtend deed smelten
tot een zee van tijd

.

de dagen dat ik je zocht
in veel te volle straten
en altijd weerkeerde
tot het plaats delict

.

je naam nog korter
dan mijn liefde was gegeven

.

als je echt zo heet

.

 

De geleerden

W.B. Yeats

.

In een tijd waarin de wetenschap en wetenschappers onder druk van allerlei mensen die denken dat wetenschap ‘ook maar een mening is’ (zalig zijn de armen van geest) is een gedicht over geleerden natuurlijk mooi om te delen. Totdat ik het gedicht las, ik heb het hier over het gedicht ‘The Scholars’ of zoals het in de vertaling van Ivo van Strijtem heet ‘De Geleerden’ van William Butler Yeats (1865 – 1939) uit de bundel ‘De mooiste van William Butler Yeats’ uit 2010, en me realiseerde dat het hier niet gaat over alwetende (of moet ik hier spreken van altijd twijfelende) geleerden maar over de kloof die er altijd is tussen generaties geleerden.

Aan de ene kant de oude, eerbiedwaardige geleerden en aan de andere kant de jonge honden die de kennis en waarden van deze oude geleerden (mannen in dit gedicht) tarten en uitdagen. Met aan het einde van het gedicht de verwijzing naar de Latijnse lyricus Gaius Valerius Catullus (ca. 84 – tussen 54 en 47 v.Chr.) die in zijn tijd tot de meest moderne onder de antieke dichters werd gezien, waarmee Yeats zijn duidelijke mening geeft over literaire critici. Een korte analyse van dit gedicht staat hier

Ik plaats het gedicht hier in het Engels en in de vertaling voor wie het Engels niet (voldoende) machtig is.

.

The Scholars

.

Bald heads forgetful of their sins,

Old, learned, respectable bald heads

Edit and annotate the lines

That young men, tossing on their beds,

Rhymed out in love’s despair

To flatter beauty’s ingnorant ear.

.

All shuffle there: all caught in ink;

All wear the carpet with their shoes;

All think what other people think;

All know the man their neighbour knows.

Lord, what would they say

Did their Catullus walk that way?

.

De Geleerden

.

Kaalkoppen, eerbiedwaardig, oud,

Geleerd, zich van geen kwaad bewust

Kijken ieder woord na van wat

Jonge mannen in een bed van onrust

Rijmden, liefdeswanhoop zat,

Waar schoonheid geen oren naar had.

.

Zij schuifelen, kuchen in inkt,

Verslijten sloffend het tapijt;

Zij vinden wat een ander vindt,

Kennen de mensen die hun buurman kent.

God, verbeeld je maar hun ego,

Liep hun Catullus dan ook zo?

.

Dichter over dichter

Het beginsel van stof

.

In de categorie dichters over dichters vandaag een gedicht van de Zuid Afrikaanse dichter Breyten Breytenbach (1939) dat hij schreef voor collega dichter Hans ten Berge (1938). Hans ten Berge is behalve dichter ook prozaschrijver, essayist en vertaler en ook Breytenbach is naast dichter ook schrijver en schilder. In de bundel ‘Het beginsel van stof’ uit 2007 staat een gedicht van Breytenbach voor Hans ten Berge met de titel ’22-12-07′.

.

22-12-07

.

 (voor Hans ten Berge)

winter en blauw

voor het zware hek van de Jardin du Luxembourg

verkoopt een zigeunerin met lange zwarte nagels

dampende kastanjes in puntzakjes

.

kijk omhoog

daar hoog het zilveren vaandel

van de dampstreep achter een straalvliegtuig

kijk omhoog, kijk omhoog

.

in de diepte die de verbeelding

te boven gaat

in het afsterven van de nacht

dieper dan het geboortevlies van de Melkweg

zo’n zevenduizend lichtjaren verwijderd van Urd

waar het glinsterend en galmend is

op de Bergen der Schepping

in het fonkelbeeld Cassiopeia

waar een spiraalkolk van baring

de nevel openbreekt in brokken

om ruim baan te maken onder hun eigen gewicht

om te verschieten          om te gaan schijnen

met de levensgeheimen van kool- en zuurstof in het hart

kijk omhoog, kijk omhoog

onze blauwe zilverige planeet

als een eenzame barensvrucht van ondenkbaarheid

in een wieg van adem

siembamba           siembamba*

in het afsterven van de nacht

waar het glinsterend en galmend is

.

zo ver van de zee

lopen meeuwen met klinkerende nagels

over het bevroren oppervlak

zo dik als een blinde bril

van de vijver in de Jardin du Luxembourg

.

*regel uit een Afrikaans wiegeliedje

.

 

 

Koude oorlog?

Hans Verhagen

.

Voor een prikkie kocht ik bij een witte boekenhal (waar, naar ik dacht toch vooral heel veel kinderboeken, plaatjesboeken en populaire romans en thrillers worden verkocht) de verzamelde gedichten van Hans Verhagen getiteld ‘Eeuwige vlam’. In deze verzamelbundel uit 2003 zijn de gedichten van Verhagen opgenomen die hij schreef tussen 1958 en 2003.

Hans Verhagen (1939-2020) was behalve dichter ook journalist, kunstschilder en filmmaker. Hij maakte vanaf 1957 samen met Armando, Hans Sleutelaar en Cornelis Bastiaan Vaandrager deel uit van Gard Sivik, een naoorlogs avant-garde tijdschrift dat werd vernoemd naar het Antwerpse Jazzcafé met die naam en dat in 1955 werd gestart door Gust Gils en Paul Snoek.

In ‘Eeuwige vlam’ zijn een aantal van de bundels van Verhagen integraal opgenomen. Zo ook de bundel ‘Rozen & Motoren’ uit 1963. Eind 1962 kwam de koude oorlog tot een gevaarlijk hoogtepunt tijdens de Cuba crisis. In ‘Rozen & Motoren’ schrijft Verhagen er het gedicht ‘Koude oorlog?’ over. Wanneer ik het lees bekruipt me de gedachte dat wat er momenteel in de wereld gebeurt wel heel erg lijkt op toen.

.

Koude oorlog?

.

Mijn 7 maal geconcentreerde gestalte

verschijnt u nu dagelijks,

maar mijn arbeid voedt u anoniem.

.

Uiterlijk is niets aan mij veranderd:

Koude oorlog? Voeten in het vuur!

Wereldoorlog? Laarzen in het water!

.

Maar het verstikte instinct verspreidt

geuren van ontbinding-

gelukkig nieuwjaar of ik schiet.

.

Nieuwe Waterweg

Ab van Oosten

.

Ik kocht de bundel ‘Palet, eenvoudige poëzie uit deze eeuw’ verzameld door A.C. Bosch uit 1970. Deze eeuw is dus de 20ste eeuw die in 1970 nog een stukje te gaan had, maar soit. A.C. Bosch was leraar aan het Stedelijk Gymnasium te Leeuwarden dus die zal geweten hebben welke keuze hij moest maken.

Naast een naam en adres staat voorin geschreven met pen: Be careful books are your friends! Waarom je daarvoor voorzichtig mee moet zijn is me een raadsel maar altijd leuk een handgeschreven toevoeging aan een bundel. In deze bundel veel bekende maar ook veel onbekende of niet meer bekende dichters. In de inleiding lees ik: “Alweer een bloemlezing dus? Zo men wil: ja. Dit werkje verschilt echter in één – naar de samensteller meent essentieel- opzicht van zijn voorgangers. Het is geschreven voor “ongeschoolde” lezers, waarbij in de eerste plaats is gedacht aan de leerlingen uit de laagste drie klasse van onze middelbare scholen.” Kom daar nog maar eens om tegenwoordig.

Het criterium dat de samensteller aanhield was dat van eenvoud en begrijpelijkheid. Ook schrijft de samensteller dat ‘de volgorde waarin de gedichten zijn afgedrukt zo is gekozen, dat een geleidelijke opklimming in ‘moeilijkheid’ is bereikt’. Het gedicht dat ik heb gekozen is van A.J.D. van Oosten (1898 – 1969) dichter, prozaïst, galeriehouder en journalist. Redactiesecretaris van ‘De Gemeenschap’ (1934 – 1939). Het gedicht is getiteld ‘Nieuwe Waterweg’.

Ik koos voor dit gedicht omdat de Nieuwe Waterweg het laatste stuk is van de verbinding van Rotterdam met zee, dat in 1872 in gebruik werd genomen, en dus dit jaar 150 jaar bestaat. Een tweede reden is dat in Maassluis (gelegen aan een deel van de Nieuwe Waterweg, namelijk het Scheur) dit 150 jarig bestaan groots gevierd gaat worden en, in het gedicht, genoemd wordt.

.

Nieuwe Waterweg

.

Rookpluim en vlag wapperen vóór de boot,

het dode tij staat breed tussen de pieren;

hier lijkt het land nog onbevolkt en groot

als overal bij monden van rivieren;

.

er is geweldig licht ter zuidwest-kim

daar liggen Rozenburg, den Briel, Rockanje;

links strekt zich Holland in een verre schim,

de hoge torens duiken onder regenfranje;

.

de vaart volgt scherp de wenk van bocht en baak,

de scherpe boeg bijt grimmig door de golven;

men raakt hier kalm-aan zeker van zijn zaak,

geen zeemansgraf is ooit hier nog gedolven;

.

Maassluis glijdt nader: een verdroomde stad,

Oudhollands elegant, proper en deftig;

dan wisselt het toneel; de oevers worden plat,

smaller de stroom, de middag luid en heftig.

.

%d bloggers liken dit: