Categorie archief: Dichter op verzoek

Het is warm in de hivemind

Maxim Garcia Diaz

.

Op dit blog reageerde Ariel Alvarez op mijn vraag om dichters op verzoek, met ‘Maxime Garcia Diaz’. Aan dat verzoek ga ik nu voldoen.

In 2021 debuteerde de Nederlands-Uruguayaanse Maxime Garcia Diaz (1993) met de bundel ‘Het is warm in de hivemind’. Deze bundel maakte heel wat los bij poëzie-lezend Nederland. De Poëzie van Garcia Diaz is zo anders dan wat onder poëzie werd verstaan. De uitgeverij schrijft hierover:

‘Het is warm in de hivemind’ is een weerspannige en opstandige bundel, een revolutie van vele gezichten. Een internet dat alleen op papier had kunnen bestaan, omdat het gulzig die papieren grenzen wil verleggen, gretig wil botsen met wat ogenschijnlijk onwrikbaar vaststaat. Het is een bundel die zich naar een onzuiver, ambigu, radicaal meerstemmig, meertalig en meervoudig lichaam beweegt. Naar een “wij de generatie, wij het politieke collectief, wij de meisjes.” En dat doet vanuit woede, pijn en verdriet, maar ook vanuit “de hang om iets open te rijten.”

Zelf zei Garcia Diaz over haar debuut: “Ik was aan het spelen, having fun,” vertelt Maxime Garcia Diaz. “Maar ik kon die reactie van mijn meelezer begrijpen. Voor mij voelde het ook niet als een herkenbaar gedicht. Maar was dat erg? Kan een Wikipedia-citaat over een scheikundig element bestaan in een Nederlandstalig gedicht? Leeft een URL nog op papier? Mogen al die roze kleurtjes en taartemoji’s wel of is dat too much, hysterisch of aanstellerig? Al die vragen speelden, en tegelijk besefte ik dat dat precies was wat ik wilde.”

De bundel werd lovend ontvangen en bekroond met de C. Buddingh’ prijs voor het beste poëziedebuut. Garcia Diaz had al werk gepubliceerd in De Revisor, Deus Ex Machina, Samplekanon, De Internet Gids, Yes The Void en De Optimist. Ze studeerde Cultural Analysis aan de Universiteit van Amsterdam. In 2019 won ze het NK Poetry Slam.

Persoonlijk hou ik wel van poëzie die de grenzen opzoekt, vernieuwd en tegelijkertijd begrijp ik de poëzieliefhebbers die van deze soort modernistische poëzie weinig tot niets begrijpen. Het is de ontwikkeling van de taal, van de poëzie, en soms schuurt die (daarin herken ik me in de woorden van Daniel Dee dat poëzie moet schuren) maar er schuilt ook schoonheid in wat nieuw en anders is. Niet voor niets probeer ik ook in dit blog de rafelranden van de poëzie te behandelen en te beschrijven. Uit de bundel koos ik voor het lange gedicht ‘Original Innocence’ waarin alle hierboven genoemde elementen uit haar poëzie naar voren komen.

.

Original innocence

.

diep in het systeemgeheugen

klopt een zacht en half vergeten orgaan

er staan onzuivere taken aan de horizon

.

de geschiedenis verslond een tweelingzusje in de baarmoeder

een geboren winnaar, al drieduizend jaar ☾ maar fantoomlichamen

zijn altijd al bestand geweest tegen burgeroorlogen, familiedrama’s

.

a lawyer for the prosecution heard of a human chimera in new england

.

de geschiedenis droomt dat zijn tanden uitvallen

zijn psychiater zegt dat hij bang is om iets kwijt te raken

(vaste grond onder de voeten, vanzelfsprekendheid)

de geschiedenis heeft anxieties en dat is onbekend terrein

soms ruikt hij verdampend kwik, een vleugje

.

in 1953 a human chimera was reported in the british medical journal

found to have blood containing two different blood types

her twin brother’s cells living in her body

.

kwikzilver is reukloos de geschiedenis begrijpt het ook niet

steeds vaker ziet hij onmogelijkheden ☾ normaal

weet de geschiedenis alles zijn lichaam

een doorgrondelijke machine zijn hersenen

grijs en glanzend

.

the dead twin is compressed

into a flattened, parchment-like state

known as fetus papyraceus

.

☿☿☿

.

weilanden onder de zeespiegel

de witte wieven ☾ korengeesten

daal af naar een vergeten wortelstelsel

het is tijd om weer te leren

kronkelen, weilanden onder

een fonkelende spiegel

.

ik ben een geest geworden en zo

heb ik de geschiedenis overleefd

perkamentachtig

..

hoe de beeldwit verandert in de dertiende eeuw

’s nachts dode zielen begraaft

niet kan slapen, dwaallichtje

.

maar fantoomledematen kunnen niet breken

de onsterfelijkheid van ectoplasma

.

er bestaat ook een duistere vorm

die de korenhalmen afsnijdt en zo zorgt

voor vreemde figuren in het korenveld

het wezen is polymorf

.

al drieduizend jaar voel ik het dansen op mijn graf

.

☿☿☿

.

de lijkengeur van de eenentwintigste eeuw

de vleesvliegen arriveren, abject grijs

.

dit is mijn kleine en kinderlijke verzet

tegen een regime van verstaanbaarheid

methodologie van de aasgier

.

these are my materials, exposed

in all their impurity ♡

.

☿☿☿

.

a chimeric mouse with its offspring; note pink eye

.

dit mes is niet subtiel genoeg

deze tanden niet prehistorisch

genoeg

.

de xenofeministen schrijven

we want neither clean hands

nor beautiful souls,

neither virtue nor terror.

we want superior forms

of corruption

.

dit is een duistere meisjesgeschiedenis

dit is een arsenaal aan fantoomwapens

.

de geschiedenis pulkt aan zijn wondkorstjes

met elke seconde die wegtikt wordt hij verdrietiger ☾ het lichtroze

van zijn nagelriemen en de huidschilfers onder zijn nagelrandjes

een afbrokkelend heden ☾ als zijn psychiater de thee inschenkt

begint de geschiedenis kinderlijk

en schokkerig te huilen

.

een haperende machine

een verwrongen tweelingzusje

aaseter, dwaallichtje, herrijst uit de ruïne

van een doodgeboren eeuw

het kwik verdampt

.

op een dag wordt de geschiedenis wakker

zacht en angstig

en is niet langer alleen in zijn lichaam

.

Alle begin is moeilijk

Peter Swanborn

.

Canxatard reageerde op mijn oproep voor een dichter op verzoek en wilde graag Peter Swanborn (1963) in het zonnetje plaatsen. Rotterdamse dichter Peter Swanborn ken ik al sinds 2016 toen hij jurylid van de Ongehoord! Poëzieprijs was. In 2017 was hij te gast als dichter bij het Zomerpodium van Ongehoord! in de Jacobustuin. En op 25 juni zal hij één van de Rotterdamse dichters zijn die op het podium van Raamwerk II (kunst en poëzieproject van de NE studio’s op het Noordereiland in Rotterdam) acte de présence geven. In dit project zijn 20 dichters gekoppeld aan 20 kunstenaars. Peter Swanborn is gekoppeld aan kunstenaar Tamyra Meesters. Aan dit project is ook een poëziewedstrijd gekoppeld Dichtwerk.

Canxatard wilde een gedicht van Peter Swanborn omdat  “het zo’n geweldige docent poëzie lezen en schrijven is en een heerlijke dichter”. Alle reden dus om aan dit verzoek te voldoen. Ik koos voor het gedicht ‘Alle begin is moeilijk’ (Peter is tenslotte docent) uit De Gids nummer 3 uit 2017.

.

Alle begin is moeilijk

.

maar een paar nieuwe aanstalten zouden wel helpen.
Oude opboenen, skeletboom tot pijlen schaven, het is
niet meer van deze tijd. Liever zelfbouwpakket bestellen,
inclusief talige handleiding en klantaardig beeldmateriaal.

.

Voorfase overslaan is, naar men zegt, optie twee. Deur openen,
dikbevolkte stad in gaan, vaste route winkelcentrum. Na een uur
constateren dat bewapening onvoldoende, dan wel afwezig was.
Verrotzooid terugkeren op zelfverwijtend pantoffelschoeisel.

.

Die nacht procedure nalopen. Volgende ochtend nog geen
aanstalten bij post. Staand voor helder winterraamboos
bellen. Bloemknoppen tellen aan gisteren nog dode
tak. Mij vergapen aan moed en kleur en levenslust.

.

Nu het nog licht is

Tom van Deel

.

Betty van Rijk stelde voor om het gedicht ‘Dit moment’ van Tom van Deel hier te plaatsen in het kader van dichter op verzoek. Omdat ik dit gedicht al plaatste op 9 juni 2021 zal ik vandaag een ander gedicht van Tom van Deel hier plaatsen. Van Deel (1945-2019) was dichter en literatuurcriticus. Van Deel was van 1969 tot 2008 literair recensent van het dagblad Trouw. Ook was hij een van de oprichters van het literaire tijdschrift De Revisor, waar hij tot 1981 redacteur was. Van 1971 tot 2006 was Van Deel docent moderne Nederlandse letterkunde aan het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam.

Van Deel debuteerde in 1969 met de bundel ‘Strafwerk’ waarna nog vele andere dichtbundels zouden volgen. In 1987  ontving hij de Jan Campert-prijs voor zijn bundel ‘Achter de waterval’. Ik heb dus voor een ander gedicht gekozen en wel het titelgedicht van de bundel ‘Nu het nog licht is’ uit 1998.

.

Nu het nog licht is

 

Nu het nog licht is zou ik graag
een ander willen zijn, een haas
die zich een hoed opzet en man wordt.
Door de spiegel wil ik gaan, raadsels
van aangezicht tot aangezicht
bezien, en weten dat ik niet alleen
een haas ben maar in ’t licht van deze
spiegeling een man met hoed, een ander
dan men kent, niet bang voor jagers
of voor strikken, mijn eigen jager zelfs
mijn eigen strik verschijnt daar
in het licht als man met hoed.

.

Dichter op verzoek

Maud Vanhauwaert

.

Vandaag is het zondag, dus Dichter op verzoek. Dit keer een verzoek van Magda Haan voor dichter Maud Vanhauwaert (1984). Nog maar pas geleden mocht ik het genoegen hebben met onder andere Maud deel uit te maken van de vakjury van de AMAI awards. Een zeer gewaardeerd dichter, ook door mij. Het gedicht zonder titel komt uit De Revisor, jaarboek voor nieuwe literatuur 1 uit 2010.

.

dat de vader schimmelt tot schim
draderig uiteen te trekken als suikerspin
je eerste rimpel slap grijnzend op de stoep wacht
zich als sjaal omdoet
met u gaat wandelen
dat is normaal. De lucht is cataract
.
een emmertje kraakbeen voor de knieën voor de trap
voor als je vijfenzeventig
een frisse paling voor om de hals voor als het te warm
voor op een bankje. En toch
.
blijft de glimlach van een dode
de ontspanning van een spier
zakken mijn gesloten handen
door het wakke dijbeenvlees
.
schudden de bomen van nee, de bomen schudden van nee
in de herfst
.
.

Het museum

Eddy van Vliet

.

De volgende dichter die ik op verzoek, van dit keer Frans Terken, hier in het zonnetje wil zetten is Eddy van Vliet (1942-2002). Het werk van deze Vlaamse dichter en advocaat wordt wel neoromantisch genoemd of geplaatst in de richting van de nieuwe romantiek. Uit De Gids jaargang 159 uit 1996 nam ik het gedicht ‘Het museum’.

.

Het museum

.

Moe van het geniale, het eeuwige, de madonna’s
met kind, de hertogelijke portretten, de wereldkaarten
met ontbrekende continenten, de degens
van duellerende heren, de clavecimbels, de traanvaasjes
en van het meesterlijke het onvoltooid geblevene.
.
Moe van het zich aangestaard weten om wat anderen
begeerden. Moe van de suppoosten die al slapend
het naderen beletten, de gidsen die met woorden
de matte ogen der toeschouwers wakker kussen.
.
En ook droevig als na sluitingstijd schoonheid
in stilzwijgen tot zichzelve keert, de sextant
terugdenkt aan de kim, de tol naar de kinderhand
verlangt, de pijl het suizen van de wind ontbeert
en geen zijn pijn door bewondering lenigen kan.
.
Moe van salonmuziek en gebrek aan spieren verlaat
het museum zijn schatrijke zalen en begeeft zich
naar wijngaarden waar bevruchting plaatsvindt,
naar gevleugelde kinderen die netten binnenhalen,
naar de stal waar de varkensblaas rolt als een bal.
.
Plukt het witte veldbies en dertien soorten orchideeën.
Streelt het tevreden zijn verzameling passaatwinden,
handschriften uitgewist door de getijden, de kieren
waardoor jongens het verbodene zagen en zet zich neer
als een kat op de rand van een bad vol helder water.
.
.

Dichter op verzoek

Paul Demets

.

Op mijn vraag een paar weken geleden, aan welke dichter ik weer eens aandacht zou moeten besteden, antwoorde Alex Gentjens: Paul Demets. Paul Demets (1966) is dichter en poëzierecensent voor De Standaard, Cobra.be, Awater en Ons Erfdeel. Hij debuteerde in 1999 met de dichtbundel ‘De papegaaienziekte’ welke werd bekroond met de Prijs voor Letterkunde van de Provincie Oost-Vlaanderen. In 2011 verscheen ‘De bloedplek’, waarvoor hij de Herman de Coninckprijs ontving. In 2018 volgde de bundel ‘De klaverknoop’, die werd bekroond met de Jan Campert-prijs. Van 2016 tot 2019 was Demets plattelandsdichter van de provincie Oost-Vlaanderen. In 2022 kwam zijn meest recente bundel uit getiteld ‘Bijendans’. Het onderstaande titelloze gedicht uit uit ‘Bijendans’.

.

Die hand. We moesten onze troep opruimen,
maar we zijn het vergeten. In de maïs woekert

 

de builenbrand, grijze vuisten rond de stronken.
We moesten onze troep opruimen. En ook die

 

van jullie, moeder, vader. Maar we hebben alles
in de grond gestopt, aarde erover. De hitte ploegt

 

het boven. De nectar is zoek. Waar komen jullie vandaan,
van ver over de akker aangewaaid, vanachter

 

de dode wilgen, jullie gezichten zwart, gegroefd?
Er zwermt iets boven de mestvaalt, in dit knekelhuis

 

een stal vol karkassen. Wasmul in de korf. We zijn
de enigen goed in het vlees, vacuüm verpakt.

 

Die hand. Ze wijst aan wie mans genoeg is om het huis
te verlaten. Hier worden geen dieren meer opgehaald.

.

Dichter op verzoek

Neeltje Maria Min

.

Op mijn vraag van 19 maart heb ik inmiddels verschillende reacties gekregen. De vraag was van welke dichter je graag nog een gedicht zou lezen op dit blog, of met andere woorden welke dichter op verzoek wil je? Er zijn verschillende reacties binnen gekomen waar ik de komende weken wel mee vooruit kan. Elke zondag een dichter op verzoek. Van Eddy van Vliet, Gerrit Achterberg, Maud Vanhauwaert, Emily Dickinson, Neusa Nena Gomes, Paul Demets, Saskia Stehouwer en Neeltje Maria Min.

Vandaag wil ik het eerste verzoek inwilligen en dat is van Levina Levja. Zij vroeg om een gedicht van dichter Neeltje Maria Min (1944). Het gedicht komt uit haar bundel ‘Kindsbeen’ uit 1995 en heeft geen titel.

.

Hoe deze moest heten vroeg aan

een buik een toekomstige vader.

Namen genoeg dacht wie de buik

droeg. Maar wat mag het worden?

Waar zal het van eten? Het

antwoord had haast. Ze sloeg er

een slag naar: een meisje begint

en een jongetje eindigt met an.

Wie het verzint is de baas.

.

Dichter op verzoek

Martinus Nijhoff

.

In 2017 begon ik op dit blog een nieuwe categorie Dichter op verzoek. De eerste van vele delen begon met de dichter Nijhoff (waar ik nog vele malen aandacht aan zou besteden). Omdat ik vanaf vandaag deze categorie weer nieuw leven in wil blazen, vandaag een gedicht van die zelfde Martinus Nijhoff (1894-1953) getiteld ‘De schrijver’.  Ik kon in de bundel ‘Verzamelde gedichten’ uit 1976 (6e druk) maar liefst kiezen uit drie gedichten met diezelfde titel. Blijkbaar was het een onderwerp dat Nijhoff bezig hield als dichter. Deze gedichten staan in bet hoofdstuk Verspreide gedichten en ik koos voor het tweede gedicht, een sonnet.

Vanaf nu wil ik weer vaker dichters op verzoek gaan plaatsen dus heb je een favoriete dichter, en het maakt niet uit of dat een jonge dichter, een aanstormend talent is, een Tachtiger, Vijftiger, Maximaal, buitenlands of Nederlands dichter, laat een reactie achter en ik ga er iets mee doen. Vanaf nu elke zondag de komende periode.

.

De schrijver

.

Telkens komen tusschen de wolken door

vogels met nieuwe tekst tegen de ramen,

en ik zit mij, onder mijn lamp, te schamen

dat ik niet neer kan schrijven wat ik hoor.

.

O God! Hoe dorst ik lachen om lichamen

van wier volmaakte schoonheid een flauw spoor

in kleeding overblijft, ik die aldoor

uw evangelie uitstraal voor reclame.

.

Hoe dorst ik lachen? In hun oogopslag

is vogelwiekslag meer dan uit te spreken.

Ik kan niets doen, niets doen. Ik wacht den dag

.

dat zich één vrouwehand opheft, ten teeken

dat ik wat voor mij neerstrijkt nemen mag.

Want hoor, hij zingt, hij is niet te onderbreken.

.

Hoe je verder moet

Remco Ekkers

In zijn woonplaats Zuidhorn is afgelopen vrijdag dichter, essayist en prozaïst Remco Ekkers (1941 – 2021) overleden. Ekkers debuteerde in 1965 als dichter en bleef zijn hele leven poëzie schrijven. Afgelopen april verscheen van hem nog de bundel ‘Hop over de sofa’.

Remco Ekkers studeerde Nederlandse taal en literatuur in Groningen waar hij na zijn studie is blijven wonen (in de provincie). Zijn eerste gedichten verschenen in het Groninger satirische tijdschrift ‘De Nieuw Clercke’. In 1979 publiceerde hij zijn eerste dichtbundel ‘Buurman’. Voor zijn bundel ‘Haringen in de sneeuw’ uit 1985 ontving Ekkers de Zilveren Griffel. Het was de eerste keer dat deze prijs voor jeugdliteratuur naar een dichtbundel ging. Vanaf midden jaren 70 organiseerde Ekkers in Zuidhorn en Leek het poëziefestival Dolersheem. Veertig jaar lang (tot eind 2016) maakte hij deel uit van de redactie van de Gentse Poëziekrant. Ekkers was van 1986 tot 1992 poëziecriticus van De Gids. In de Leeuwarder Courant verzorgde hij tien jaar lang poëzierecensies. In het blad Schrijven verschenen zijn interviews met dichters. Werk van Ekkers werd gepubliceerd in landelijke tijdschriften en lexicons als De Gids, Maatstaf, Tirade, Bzzlletin, De Revisor en Hollands Maandblad.

In Raster nummer 92 uit 2000 verscheen het gedicht ‘ Hoe je verder moet’  van Ekkers en dat vond ik een heel mooi en toepasselijk gedicht om bij dit bericht over zijn overlijden te plaatsen.

.

Hoe je verder moet

.

Stap opgewekt voort
al weet je niet zeker
waar naar toe. Vooruit
.
over het glimmende asfalt
tussen de kale bomen
hoofd scheef, wuivend
naar het huis dat al in de mist
is verdwenen en straks vergeten.
.
Je zet een voet vooruit
en dan een andere.
Je kijkt niet naar de spiegeling
in de plassen, het beeld
van de takken waar je
tussen hangt, pats!
in het water.
.
Zo kom je verder
weg van wat is geweest.

.

Dichter van de maand juni

Antjie Krog

.

Het is alweer een half jaar geleden dat ik een dichter van de maand had (Peter Verhelst) en nadat ik op Facebook om suggesties vroeg kwamen er heel veel namen los (meer dan 30). Voorlopig kan ik dus nog wel even voort. De dichter van de maand krijgt elke zondag een plek op dit blog in een bepaalde maand.

Teruglezend is de Zuid Afrikaanse dichter Antjie Krog (1952) geen onbekende op dit blog. Magda Haan stelde voor haar dichter van de maand te maken en omdat het alweer even geleden was dat ik een Zuid Afrikaanse  dichter in het zonnetje zette, is Antjie Krog dichter van de maand juni en zal ik elke zondag in juni een gedicht van haar plaatsen.

Als eerste gedicht van deze bekende en (ook in Nederland) zeer gewaardeerde dichter een gedicht uit de bundel ‘Kleur komt nooit alleen’ uit 2002 getiteld ‘dichter wordende”.

.

dichter wordende

.

om op een ochtend wakker te worden midden in klank

met vocaal en klinker en diftong als voelspriet

om met aarzelende zorg de lichtste beroering

van licht en verlies in klank te ijken

.

om jezelf onmiddellijk geknield te vinden

boven de hoorbaar kloppende wand

van een woord – zoekend naar het precieze

ogenblik waarop een versregel volloopt in klank

.

wanneer de betekenis van een woord zwicht,

begint te glijden en zich eindelijk overgeeft aan geluid

van dat ogenblik af smacht het bloed naar de incantatie

van taal – de enige waarheid staat geveld in klank

.

de dichter dicht met haar tong

zij haalt adem – ja, diep uit haar oor

.