Site-archief
Sidzjo
Koreaanse poëzie
.
Iedere poëzieliefhebber kent de Japanse Haiku, bestaande uit drie regels van respectievelijk 5, 7 en 5 lettergrepen. Maar wie weet dat dat de Haiku afgeleid is van de Koreaanse Sidzjo? De Sidzjo mocht zich gedurende 500 jaar tijdens de Yi-dynastie (1392-1910) over een ongekende populariteit verheugen. De Sidzjo werden meestal gezongen en hun meest oorspronkelijke vorm drukken zij vooral de loyaliteit met de heerser en de ethische waarden van het Confusianisme uit. Later toen deze vorm steeds populairder werd gaan de Sidzjo ook steeds meer over de liefde, de natuur over het leven en over het genot van de drank.
De sidzjo bevat gemiddeld 45 lettergrepen waarvan de eerste twee regels bijna altijd een stelling of vaststelling zijn. In de derde regel volgt dan de conlcusie. Een voorbeeld van een Sidzjo van Chung Cheol (1536-1593) luidt:
.
Aan de wegrand staan twee stenen Boeddha’s naakt en uitgehongerd
gegeseld door regen en wind vorst en sneeuw
En toch benijd ik ze, want de scheiding zoals bij mensen is hen vreemd
.
Dit en nog veel meer staat te lezen in ‘Herfstheuvels’ moderne Koreaanse poëzie in Point, jaargang 8, nummer 37 uit 1996. Ik schreef al eerder over een nummer uit deze reeks. De keuze van de Koreaanse gedichten en de herdichting is in het geval van dit nummer gedaan door Germain Droogenbroodt. Ik koos voor een gedicht van Yu Chi-hwan (1908-1967). Chi-hwang was een vooraanstaand Koreaans dichter die vele bundels uitgaf en die in 1957 de Vereniging van Koreaanse dichters oprichte (de oudste poëzieorganisatie in Zuid-Korea). Vandaag de dag heeft deze vereniging zo’n 1500 leden.
Uit de bundel koos ik voor het gedicht ‘Vaandel’, geen Sidzjo maar wel een voorbeeld van ‘moderne’ Koreaanse poëzie.
.
Vaandel
.
Dat stemloos geroep,
die zakdoek van eindeloos verlangen
die naar de blauwe occeaan toe wuift.
.
Zuivere, toegewijde ziel, golvend in de wind
op een standaard die haar pure,
rechtlijnige gedachte weergeeft
en haar melancholie uitstrekt,
zoals een reiger zijn vleugels.
.
Ach, wie is het geweest
die daar voor het eerst heeft opgehangen
dat droeve, woelige gemoed?
.
Hier ben ik
Philip Huff
.
In ‘de lage landen’ het tijdschrift dat context geeft bij cultuur in Vlaanderen en Nederland (voorheen Ons Erfdeel) kiest Jozef Deleu twee keer per jaar uit de recente poëzieoogst vier gedichten die hem bijzonder getroffen hebben. Jozef Deleu (1937) is stichter en oud-hoofdredacteur van Ons Erfdeel vzw. Daarnaast is hij dichter, schrijver en samensteller van het ‘Nieuw Groot Verzenboek’ dat in 2021 voor het laatst verscheen. Ook is hij oprichter (2003) en enige redacteur van ‘Het liegend konijn’, tijdschrift voor hedendaagse Nederlandstalige poëzie.
In ‘de lage landen’ koos hij voor vier dichters te weten Ruth Lasters (1979) , Ester Naomi Perquin (1980), Jens Meijen (1996) en Philip Huff (1984). Van deze laatste koos hij, uit zijn bundel ‘Ik meld mij af, ik meld mij aan’ uit 2023 het gedicht voor Maartje Wortel getiteld ‘Hier ben ik, bij Szymborska’s ‘notitie”. Schrijver Maartje Wortel (1982) werkte vaker met Philip Huff samen onder andere schreef zij het eerste gedeelte van het verhaal ‘Wij’ in de verhalenbundel ‘Goed om hier te zijn’ van Philip Huff.
.
Hier ben ik, bij Szymborska’s ‘notitie’
Voor Maartje Wortel
.
Je zegt ‘Hier ben ik’ maar wie
zegt dat jij er bent als je dat zegt?
Ik kan bijna niet ademhalen
als je zo nietszeggend spreekt.
.
Probeer maar eens een hond te zijn
en als gelijke op te kijken naar je baas,
probeer maar eens zelf je zachte vacht te aaien-
probeer maar eens.
.Jij zegt ‘Ook als ik er niet ben
zijn de woorden er’ maar wat dan mist
is het geluid van je stem,
de mouw van je trui.
.
Ik zit gevangen in een warme auto,
mijn snuit tegen de ruit
.
en je zegt ‘Hier ben ik’
maar ik
ben niet daar.
In elk samenzijn een tegenstelling,
in elke tegenstelling een hiërarchie
.
– in elke relatie laat iemand
iemand anders uit.
.
Niet zonder geritsel
Piet Gerbrandy
.
Piet Gerbrandy (1958) is dichter, classicus, docent, essayist en poëziecriticus. Hij maakt vertalingen uit het Grieks en Latijn en schrijft essays, gedichten en poëzie-recensies. In 1993 begon hij met het schrijven van essays voor het weekblad De Groene Amsterdammer; in 1996 werd hij poëzie-recensent bij de Volkskrant. Hij ontving voor zijn werk verschillende literaire prijzen waaronder de Jan Campert-prijs en de Herman Gorterprijs.
In 1996 debuteerde hij als dichter met de bundel ‘Weloverwogen en onopgemerkt’ waarna vele dichtbundels volgde. Ik schreef al eerder over Gerbrandy en hoewel zijn poëzie niet altijd de makkelijkste is is het wel zeer de moeite waard. In 2022 verscheen van hem de bundel ‘Niet zonder geritsel’ met tekeningen van Anne van Herreweghen. In deze bundel “kijkt de dichter met een mengeling van melancholie en ironie terug op de evolutie en geschiedenis, om vast te stellen dat de idylle waarin mens en natuur samenvallen alleen nog in de verbeelding bewaarheid worden”. De gedichten in deze bijzonder mooi uitgegeven bundel zijn allemaal zonder titel en hebben allemaal een zelfde opbouw van steeds drie regels, dan vier keer twee regels en weer drie regels.
.
Terwijl een wandelaar verveeld naar zwaar metalen herrie luistert heffen de zuilen
van het woud hun ritseldak in de hoop formules van gene zijde door te kunnen
geven aan de schimmels vogels en mensen
.
Uit kelken van wee dampt een walm die bijen
bedwelmt wespen lome inkeer beveelt
.
in cellen van was en papier om kwade
angels tot boden te vormen. Verheelt
.
in geur niet een geest zich met lenige dijen
en bleke blozende wangen die raadt
.
geen doving te aanvaarden die niet leidt
tot ontgesping van stuifmeels verlangen?
.
Op warme augustusavonden komen uit bosranden soms ijle wezens tevoorschijn
die in golvend gras nauw hoorbaar doch onzichtbaar dansen tot hun zweet een
ebben en vloeden oproept.
.
Nog nooit verliefd geweest
Ans Wortel
.
Beeldend kunstenaar, dichter en schrijver Ans Wortel (1929-1996). Zij heeft diverse dichtbundels geschreven waarin haar beeldende kunst en poëtische teksten samenkomen. Ze debuteerde in 1959 met een gedichtenbundel in eigen beheer zonder titel. Ans Wortel is vooral bekend als beeldend kunstenaar. Ze maakte in haar lange kunstenaarsleven voornamelijk olieverfschilderijen, gouaches en tekeningen. Haar werk beslaat een periode van meer dan 50 jaar. Als autodidact begon ze vanuit de traditionele schilderkunst langzaam naar een eigen vorm te zoeken dat ‘abstract figuratief’ genoemd kan worden.
Uiteindelijk heeft ze echter ook een aantal dichtbundels uitgegeven waaronder de bundel ‘Voor ons de reizende vlezen rots’ uit 1970 die verscheen bij uitgeverij De Bezige Bij. Uit deze bundel komt het liefdesgedicht ‘I’ve never been in love before’ like Chet Baker sings…’.
.
‘I’ve never been in love before’ like Chet Baker sings…
.
ik was nooit zo verliefd
dat mijn hart
mijn hoofd de baas werd…
nooit kon hij zover
beslag op me leggen
dat er geen ‘ik zijn’ meer overbleef…
.
voor hem wijzigde ik m’n dagindeling
voor hem veranderde ik m’n standpunt
wat ik geloof,
geloofde ik bij hem niet meer
ik hield rekening met zijn wensen
aangaande eten en vrijen en slapen…
.
nooit ben ik hèm
is hij mij geworden
.
ook nú zal ik ’t ‘wij’ niet halen
maar zo verliefd als nu,
was ik niet eerder…
.
Het museum
Eddy van Vliet
.
De volgende dichter die ik op verzoek, van dit keer Frans Terken, hier in het zonnetje wil zetten is Eddy van Vliet (1942-2002). Het werk van deze Vlaamse dichter en advocaat wordt wel neoromantisch genoemd of geplaatst in de richting van de nieuwe romantiek. Uit De Gids jaargang 159 uit 1996 nam ik het gedicht ‘Het museum’.
.
Het museum
.
De Tocht
Virginia Hamilton Adair
.
Virginia Hamilton Adair (1913 – 2004 ) was een Amerikaanse dichter die pas op hoge leeftijd beroemd werd met de publicatie in 1996 van ‘Ants on the Melon’ . Door haar vader als jong kind in aanraking gekomen met poëzie, begon ze op zesjarige leeftijd regelmatig haar eigen gedichten te schrijven. Meer dan zeventig werden gepubliceerd in tijdschriften en grote tijdschriften, zoals de Atlantic en de New Yorker. In totaal zou ze meer dan duizend gedichten schrijven. Hoewel ze in de jaren 1930 en 1940 werk publiceerde in Saturday Review , The Atlantic en The New Republic , publiceerde Adair bijna 50 jaar niet meer.
Er waren verschillende redenen waarom ze in die vijftig jaar niets meer publiceerde. Zo trouwde ze met de prominente historicus Douglass Adair en kreeg drie kinderen met hem, ze had een academische carrière en ze was verzuurd door de spelletjes die de uitgeverswereld met haar speelde bij het publiceren van haar werk.
Na de zelfmoord van haar man in 1968, haar pensionering van het lesgeven en het verlies van haar gezichtsvermogen door glaucoom kwam er een ommekeer. in de jaren negentig van de vorige eeuw. Adairs vriend en collega-dichter Robert Mezey stuurde een deel van haar werk door naar Alice Quinn , de poëzieredacteur van The New Yorker . The New Yorker publiceerde het werk in 1995 en publiceerde vervolgens de bundel ‘Ants on the Melon’. Adairs werk verscheen daarna regelmatig in The New Yorker en The New York Review of Books. Ondanks haar blindheid bleef Virginia Hamilton Adair daarna gedichten schrijven zoals bijvoorbeeld ‘Ga recht vooruit’ is niets / zonder zicht. / Alles is recht vooruit, wat niet / achter je ligt.
In 1998 verscheen bij De Prom in een vertaling van Louise van Santen de bundel ‘Gedichten’ met werk van Adair. Uit deze bundel nam ik het gedicht ‘The Trek’ en in de Nederlandse vertaling ‘De Tocht’.
.
De Tocht
.
Wij allen zijn leiders
zonder enig gevolg
.
alleen de ego’s vanbinnen
de schimmige wandelkaars
.
die over dode sporen gaan
hun ogen niet geloven
.
bij koude vuren blijven staan
of roepen boven het ravijn
.
hallo echo hallo
.
ik bracht de metgezel van mij
tot aan de rand, tot deze zelfkant
.
hallo hallo
.
The Trek
.
We are all leaders
whom nobody follows
.
only the selves inside
the shadowy marchres
.
crossing the dead trailks
surprising a pair of eyes
.
stopping by cold fires
or calling across the canyon
.
hello echo hello
.
I have brought my companion
to this edge, this falling off
.
hello hello
.
Woorden tegen vernietiging
Otto Gelsted
.
In 1980 verscheen bij uitgeverij Van Gennep een bijzonder boek: ‘Woorden tegen vernietiging’. Europese poëzie uit de tweede wereldoorlog. De bundel werd samengesteld door Bertus Dijk. In de bundel zijn gedichten bijeen gebracht over de tweede wereldoorlog in Europa (1939-1945) maar er zijn ook een paar gedichten uit het Hebreeuws opgenomen die in Israël zijn ontstaan en er zijn een paar gedichten opgenomen van Nederlandse dichters die in Japanse interneringskampen hebben gezeten en het hebben overleefd zoals de dichter G.J. Resink. Maar ook Duitse dichters zijn vertegenwoordigd waaronder drie die in het verzet zaten en tijdens de oorlog werden vermoord door de nazi’s.
Het is een prachtige bundel met vele bekende en onbekende namen. Interessant is ook om te lezen wat de verschillen zijn van dichters uit bijvoorbeeld Italië en Griekenland en dichters uit Roemenië en Bulgarije. Veel gedichten gaan over de verschrikkingen in de concentratiekampen maar er zijn er ook over het verzet en het verlangen naar vrijheid. Alle gedichten samen vormen een uitdrukking van de ontzetting en het verdriet, de wil tot overleven en verzet, die op deze manier nergens anders te lezen is.
De gedichten zijn door vele vertalers vertaald waaronder Jana Beranová en Judith Herzberg. Ik koos uit deze bundel een gedicht van een Deense dichter Otto Gelsted (vertaald door dr. Amy van Marken) getiteld ‘De negende april’. Op 9 april 1940 valt Duitsland Denemarken binnen en na 6 uur capituleren de Denen. De snelste capitulatie van de hele tweede wereldoorlog. Weerstand van betekenis wordt niet of nauwelijks geboden. Desondanks vallen er bijna 60 doden, waarvan 36 aan Deense kant.
Otto Gelsted (1888-1968) was schrijver, dichter , literair criticus en journalist. Vanaf 1929 was hij lid van de Deense Communistische Partij. Zijn literaire activiteit valt uiteen in drie fasen: Een vroege als tekstschrijver met de naturalistische debuutbundel ‘De Evige Ting’ (1920) . Tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef hij mobiliserende en patriottische gedichten. In zijn latere jaren hervatte hij zijn interesse in de Griekse taal en cultuur en in 1954 en 1955 publiceerde hij vertalingen van Homerus’ ‘Odyssee en Ilias’ . Begin 1996 werd in het archief van Hans Reitzels Forlag een onvoltooid manuscript gevonden voor een Deense vertaling van de Romeinse dichter Catullus.
.
De negende april
.
De donkere vogels zo gehaat,
ze ronkten in de dageraad.
Eskaders vlogen over onze daken.
Toen zag ik en verstond
in ’t diepst van het hart gewond
dat ik het brood vanslavernij zou smaken.
.
Een dag zo helder en zo zacht.
De zon zo lang verwacht,
was opgegaan maar scheen als in het duister.
Bedwongen en verdoofd
boog ’t Deense volk het hoofd
in nood, ontdaan van alle luister.
.
Die angstvervulde dag dat jij bebloed ter aarde lag
en ’t leven zwart leek en verloren,
toen voelde ik en verstond
tot in mijn hart verwond:
ik heb je lief als nooit tevoren.
.
Poëzieweek 2023
Miriam Van hee
.
In 2023 schrijven Hester Knibbe en Miriam Van hee het Poëziegeschenk met als titel ‘Er staat te gebeuren’. Het thema van deze Poëzieweek is ‘Vriendschap’. De Poëzieweek loopt van 26 januari t/m 1 februari.
Miriam Van hee (1952) is een Vlaamse dichter en vertaler. Ze debuteerde in 1978 met de bundel ‘Het karige maal’, waarvoor ze meteen bekroond werd met de Prijs voor Letterkunde van de Provincie Oost-Vlaanderen. Ook de bundels die ze daarna publiceerde werden geregeld bekroond: voor ‘Winterhard’ (1988) won ze de Jan Campert-prijs, voor ‘Reisgeld’ (1992) kreeg ze de Dirk Martensprijs, voor ‘Achter de bergen’ (1996) won ze de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Poëzie. In 2008 sloeg ze een dubbelslag met ‘Buitenland’. Ze won zowel de juryprijs van de Herman de Coninckprijs voor de hele bundel, als de publieksprijs voor het beste gedicht voor ‘Zomereinde aan de Leie’. Voor haar recentste bundel ‘Als werden wij ergens ontboden’ (2017) ontving ze namens de Vlaamse regering in 2017 de Ultima voor de Letteren.
De poëzie van Miriam Van hee is vertaald in verschillende talen en werd ook in vertaling bekroond. In 2007 won ze de Europese poëzieprijs POESIAS voor de Franse vertaling van haar dichtbundel ‘De bramenpluk’.
Miriam Van hee vertaalde onder meer poëzie van Anna Achamatova, Osip Mandelstam, Velimir Chlebnikov en Vjatsjeslav Koeprijanov. Samen met Lisette Keustermans vertaalde ze ook gedichten van de Zweedse dichter Tua Forström. Sinds 2011 is Miriam Van hee ook lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren.
In het poëzietijdschrift ‘Het liegend konijn’ uit 2003 komt het gedicht ‘Everzwijnen in januari’ van Van hee.
Everzwijnen in januari
.
je zocht een pad in het ongewisse
bij elke bocht keek je om, waar
je was, je gooide een steen
en het stoof in de struiken:
vijf kleine gestreepte coureurs
en hun moeder renden als gekken
je blikveld uit
.
je stelde je voor hoe je ’s avonds
zou bellen om hun te vragen
hoe het ze verder die dag was vergaan
om hen gerust te stellen, de jacht
was voorbij, het nageslacht veilig,
de wereld had weer
aan zichzelf genoeg
.
Decolleté
Wisława Szymborska
.
In 1999 verscheen van Wisława Szymborska de bundel ‘Einde en begin’ : gedichten 1957-1997′ bij uitgeverij Meulenhoff. Maria Wisława Anna Szymborska (1923 – 2012), zoals ze voluit heette, behoort tot de belangrijkste dichters van haar generatie in Polen en is een van de meest gelezen én gelauwerde dichters van deze tijd. Haar oeuvre is klein, slechts 400 gedichten, maar ze zijn wereldberoemd en uitgebracht in 40 talen. Ze won de Nobelprijs voor Literatuur in 1996. Het Nobelcomité zag in haar de Mozart van de poëzie.
Haar werk kenmerkt zich door een tedere kijk op alledaagse dingen. De gedichten van Szymborska worden vaak omschreven met termen als ‘speels’, ‘ironisch’ en ‘verrassend’. Ze slaagt er telkens in zich over het meest alledaagse te verwonderen en daarin een nieuw perspectief te openen: nuchter, helder, direct en vaak met humor.
Die nuchterheid en humor is vaak heel subtiel. Zoals in het gedicht ‘Decolleté, waar ze een historische gebeurtenis als aanleiding gebruikt voor een gedicht over iets alledaags als een decolleté. De vertaling van de gedichten in deze verzamelbundel zijn van Gerard Rasch.
.
Decolleté
.
Decolleté komt van decollo,
decollo betekent: ik onthals.
De koningin der Schotten, Mary Stuart,
betrad in een gepast hemd het schavot,
het hemd was uitgesneden
en rood als een bloeduitstorting.
.
Tegelijkertijd
stond in een afgelegen zaal
Elizabeth Tudor, de koningin van Engeland,
in een witte japon bij het raam.
De jurk was triomfantelijk dichtgeknoopt onder de kin
en afgewerkt met een gesteven ruche.
.
Zij dachten in koor:
‘God, erbarm u mijner.’
‘Het gelijk staat aan mijn kant.’
‘Leven is tegenstreven.’
‘In bepaalde omstandigheden is de uil de dochter van de bakker.’
‘Dit gaat nooit voorbij.’
‘Het is al voorbij.’
‘Wat doe ik hier, hier is toch niets.’
.
Verschillend gekleed – ja, daar kunnen we zeker van zijn.
Het detail
is onbewogen.
.