Maandelijks archief: februari 2018
Mond vol demonen
Daniël Dee
.
Op de dag dat Daniël Dee (1975) aankondigt op Facebook dat hij een week in afzondering gaat om zijn nieuwe bundel af te maken, lees ik zijn bundel ‘Mond vol demonen’ uit 2016. Deze bundel is één van de bundels uit de doos van Passage waarin naast ‘Mond van demonen’ nog 9 andere bundels zitten.
Wat ik vooral zeer waardeer aan de poëzie van Daniël is zijn georkestreerde gekte zoals ik het graag noem. Zijn soms bizarre wendingen, de onderwerpen van zijn poëzie en de liefde waarmee hij over zijn kinderen schrijft (vader van dochters, herkenning vandaar). En de humor ligt altijd op de loer, niet als middel maar als bijproduct. Een heerlijke bundel kortom. Daniël heeft me eens gezegd dat hij mijn keuze van gedichten uit bundels zo apart vindt, blijkbaar zou hij juist voor een andere gedicht kiezen dan dat ik dat doe. Benieuwd hoe hij over de keuze voor ‘We houden ze nodeloos in leven van onze belastingcenten’ denkt.
.
We houden ze nodeloos in leven van onze belastingcenten
.
Ineens was ik omsingeld. Ik weet niet hoeveel er waren. Zeven of acht. Het was echt
een traumatische ervaring. Een nachtmerrie. Ik wilde snel even een broodje kopen
in de supermarkt voor mijn lunch. Ze zaten allemaal in van die scootmobiels. Het
metallic, rode, blauwe metaal glom. Het was een chaotische blur van zuurstoftanks,
gerochel, shagrook en vetkwabben. Ze reden doelbewust tegen mijn schenen, mijn
achilleshiel.
.
Ze zijn te dik en leven te lang. Van onze belastingcenten. Die babyboomers – meer
dood dan levend – teren enkel op ons; zij zijn de parasieten van onze maatschappij.
Ergens is er iets misgegaan. Ze dragen niets bij. Dat geld kunnen we beter steken in
het onderhouden en uitbreiden van ons snelwegennet.
.
Kan de regering niet een vloot drones op ze loslaten. Drones met artificiële intel-
igentie die de vraag stellen waarom ze op maandagmiddag niet aan het werk zijn.
Als ze geen geldige reden hebben, laat zo’n drone dan een dodelijke injectie afschie-
ten. Dat is het meest efficiënt en het meest humaan voor alle betrokkenen. Zwarte
drones lijken me het beste, dat is indrukwekkend en angstaanjagend. Nee, drones in
camouflagekleuren zodat ze ze niet aan zien komen vliegen en geen tijd hebben om
te vluchten. En laat de drones eerst schieten en dan pas vragen stellen, beter safe
than sorry.
.
Laat de regering dat probleem eens aanpakken. De ziektekosten rijzen toch de pan
uit? De frituurpan in dit geval.
.
Sylvia Plath
The fearful
.
Na de roman ‘Je zegt het’ van Connie Palmen uitgelezen te hebben had ik een sterke aandrang poëzie van de twee hoofdpersonen te lezen: Ted Hughes en Sylvia Plath. Van Ted Hughes heb ik pasgeleden nog een gedicht geplaatst en nu is het de beurt aan Sylvia Plath. In haar poëzie lees ik nu verschillende aspecten terug van haar leven dat door Palmen zo beeldend is verwoord in haar roman. En toen ik het gedicht ‘The Fearful’ las, wist ik dat dit gedicht over Assia Wevill ging, de vrouw met wie hij een affaire had tijdens het huwelijk met Sylvia Plath en met wie hij, later zou trouwen. Voor wie het boek gelezen heeft ongetwijfeld een gedicht ter herkenning, voor wie dit niet heeft, een mooi persoonlijk gedicht met een vileine inhoud.
.
The Fearful
.
And crawls behind it like a worm.This woman on the telephone
Says she is a man, not a woman.
The mask increases, eats the worm,
Stripes for mouth and eyes and nose,
The voice of the woman hollows—-
More and more like a dead one,
Worms in the glottal stops.
She hates
The thought of a baby—-
Stealer of cells, stealer of beauty—-
She would rather be dead than fat,
Dead and perfect, like Nefertit,
Hearing the fierce mask magnify
The silver limbo of each eye
Where the child can never swim,
Where there is only him and him.
J. Slauerhoff
Serenade
.
In de bundel ‘Serenade’ van J. Slauerhoff uit 1954 kwam ik een alleraardigst briefje tegen. Blijkbaar was deze bundel ooit een Sinterklaas geschenk. Hoewel de eerste druk van deze bundel reeds uit 1930 stamt werd hij in 1954 in een vijfde druk opnieuw gedrukt “met dit voorbehoud dat de enkele door de Slauerhoff-Commissie geplaatste naamvals-n’s volgens nieuwere inzichten niet werden gehandhaafd en een paar door haar geschrapte t’s bij een gebiedende wijs enkelvoud weer werden geplaatst”. Kom daar tegenwoordig nog maar eens om.
In de bundel las ik een grappig gedicht van Slauerhoff waarvan ik meteen wist, dit ging ik gebruiken voor dit blog. Het is getiteld ‘De schalmei’ (dit is een blaasinstrument met een rechte conische boring waarvan de toon wordt gevormd door een dubbelriet).
.
De schalmei
.
Zeven zonen had moeder:
Allen heetten Peter,
Behalve Wanjka die Iwan heette.
.
Allen konden werken:
Eén was geitenhoder,
Een vlocht sandalen,
Eén zelfs bouwde kerken;
Maar Iwan die Wanjka heette
Wilde niet werken.
.
Op een steen in de zon gezeten
Bespeelde hij zijn schalmei.
.
“O, mijn lieve,
Mijn lustige,
Laat mij spelen.
In de schaduw van mijn
Korte rustige vallei
Laat andren werken,
Sandalen maken of kerken.
Wanjka heeft genoeg aan zijn schalmei.”
.
Als we ermee kunnen leven
Jill Marchant
.
De Vlaamse Jill Marchant was één van de Poëziebusdichters die mee ging met de toer door Nederland en Vlaanderen in 2016. Ze gluurt graag, vangt details op uit flarden van conversaties en van het leven. Jill heeft een blog https://verhaalgemaak.wordpress.com en ze was winnaar van Naft voor het woord 2016. Ze staat met regelmaat op podia in Vlaanderen en publiceerde in Meander, Kluger Hans en Gierik. Naast haar litaraire werk is ze job- en loopbaancoach.
Van haar hand het gedicht “Als we ermee kunnen leven”.
.
Als we ermee kunnen leven
.
I.
het sap van de bomen
wat stuwt het sap van de bomen omhoog gelijk ons hart ons bloed
in ons lijf
.
het water
wat duwt het water neerwaarts wanneer breekt het
breekt het een val
.
ik loop tot waar ik uitmond
op tocht gedurig vaste lijnen zoek om mijn lichaam
te herbergen
.
als we er niet langs kunnen
moeten we erdoor als we ermee kunnen leven
laat het dan vrij
.
het is een zekerheid
een rotsflank boven water gelijk ons hart ons bloed
in ons lijf
.
elke zekerheid was eerst een keuze
en een keuze herbergt voor even
breekt een val
.
als we ermee kunnen leven laat het dan vrij
.
II.
ik laat je vrij omdat je vrij bent
ja
(dit is zo’n moment om ja te zeggen)
.
Koreaans dichter
Han Yong-un
.
Nu de olympische spelen in Zuid Korea bijna ten einde zijn leek het me wel een leuk idee om eens op zoek te gaan naar Koreaanse dichters en dan vooral dichters die in Korea in hoog aanzien staan. Mijn zoektocht bracht eigenlijk overal de dichter Han Yong-un (1879 – 1944) boven aan de lijstjes.
Han Yong-un was niet alleen dichter, maar ook een vooraanstaand boeddhistisch intellectueel en belangrijk vertegenwoordiger van de Koreaanse onafhankelijkheidsbeweging onder de Japanse kolonisatie. Han Yong-un was overigens zijn spirituele naam die hij kreeg van zijn leraar in 1905, zijn eigen naam was Han Yu-cheon. Zijn poëzie ging meestal over het nationalisme en sexualiteit en meestal een mengeling van de twee. De gedichten die hij publiceerde in ‘Nim-ui Chimmuk’ en die hij schreef in de Baekdam Tempel in 1923 kreeg veel aandacht van de literaire critici en intellectuelen in die tijd. Hoewel hij daarna nog vele andere bundels publiceerde blijkft dit zijn meest belangrijke literaire meesterwerk te zijn. In dit werk bezingt hij zijn liefde voor het moederland en zijn verlangen naar zijn geliefde.
.
Ik zag jou
.
Sinds jij bent weggegaan, kan ik je niet vergeten.
Dat is meer vanwege mezelf dan vanwege jou.
Doordat ik geen land heb om te ploegen of te zaaien, is er geen oogst.
Toen ik niets voor de warme maaltijd had, ging ik bij de buren gierst of aardappels lenen, maar de buurman zei: ‘Bedelaars hebben geen persoonlijkheid. Mensen zonder persoonlijkheid hebben geen leven. Jou te helpen is een misdaad.’
In de tranen die vloeiden toen ik dit hoorde en weer naar huis ging, zag ik jou.
Omdat ik geen huis heb, en om nog meer redenen, sta ik niet geregistreerd.
‘Wie niet geregistreerd staat, heeft geen rechten als mens. Waarom zou ik mij fatsoenlijk gedragen tegenover jou, als jij als mens geen rechten hebt?’, zo probeerde een generaal mij te beledigen.
Op het moment dat mijn woeste woede om anderen overging in verdriet om mijzelf, nadat ik mij tegen hem verzet had, zag ik jou.
Ach, ik doorzag hoe alle ethiek, deugd en wet rook zijn als opgeofferd aan zwaard en goud.
Toen ik twijfelde of ik de eeuwige liefde zou accepteren, met inkt de eerste bladzij van de menselijke geschiedenis zou besmeuren, dan wel mij bezatten zou, zag ik jou.
.
Met dank aan http://www.lucashusgen.net
Toen ik 12 jaar was
Leo Vroman
.
Pas kreeg ik een schoolfoto van mijn lagere school onder ogen, de zesde klas (of groep 8 zoals je nu zou zeggen). Wat was ik nog jong en onschuldig terwijl ik me kan herinneren dat ik me op die leeftijd toch al heel wat voelde. Dat deed me denken aan een gedicht van Leo Vroman (1915 – 2014) over een 12 jarige. Dat heb ik opgezocht en de titel is heel toepasselijk ‘Toen ik 12 jaar was’ en het komt uit zijn bundel ‘262 Gedichten’ uit 1974.
.
Toen ik 12 jaar was
.
Toen ik twaalf jaar was
hield ik het meeste
van bossen vol beesten
en van slapen in het gras.
.
Daar staan nu huizen, want
dat was duizend jaar geleden.
Wat bos was en weiland
is nu bebouwd en bereden.
.
Was ik maar een kilometer
lang, dan kon ik alles beter
overzien en misschien verdragen,
en dan kon ik mij vol behagen
uitstrekken over die daken
en die woninkjes fijn kraken
alsof ze schelpjes waren,
hun huisdiertjes uit mijn haren
kammen, miertjes die zo merkwaardig
menselijk waren
maar zoveel aardiger
zoals ook de wereld leek
wanneer ik de dom
van Utrecht beklom
en omlaag keek.
.
Herkenningsteken
Anton van Duinkerken
.
In de bundel ‘Dichterkeur, een keuze uit verzen dezer eeuw’ uit 1949 samengesteld door dr. W.L. Brandsma komen een aantal dichters voor waar je tegenwoordig vrijwel nooit meer iets van hoort. En dat is zeker niet altijd terecht.
Zo gaf van Duinkerken(1903 – 1968) in de jaren ’30 en ’40 van de vorige eeuw verschillende dichtbundels uit, publiceerde hij in 1932 een grote bloemlezing; Dichters der Contra-Reformatie, en in 1939 Dichters der Emancipatie en werd hem de C.W. van der Hoogtprijs, de Constantijn Huygensprijs en de P.C. Hooftprijs toegekend.
Uit de bundel ‘Tobias met de Engel’ uit 1946 komt het gedicht ‘Herkenningsteken’.
.
Herkenningsteken
.
Een klerk herkent men aan zijn hand,
Een koning aan zijn beeldenaar,
Een vingerafdruk wijst, wat kant
Men zoeken moet naar stokebrand,
Bankrover, dief of moordenaar.
.
Doch wie den dichter kennen wil
Moet raden, wat verborgen pijn
Hem zo geduldig en zo stil
Doet buigen voor de vreemde gril
Der woorden, die zijn dienaars zijn.
.
Geen rijmkracht en geen beeldenschat,
Geen onophoudelijk taalgevijl
Onthullen wat zijn hart bevat.
Men kent hem aan ’t onzegb’re, dat
Hij wegveinst in zijn stijl.
.
Before sunrise
Poëzie in films
.
Het is alweer enige tijd geleden dat ik aandacht gaf aan poëzie in films op dit blog. Vanaf vandaag daarom de komende tijd weer een aantal voorbeelden. Vandaag betreft het de film ‘Before sunrise’ uit 1995 met Ethan Hawke en Julie Delpy. De film gaat over twee jonge mensen die elkaar ontmoeten in de trein en een nacht samen doorbrengen in Wenen waarvan ze beide weten dat dit de enige nacht zal zijn die ze met elkaar doorbrengen.
In het videofragment citeert Hawke een zin uit het gedicht ‘As I walked out one evening’ van W.H. Auden (1907 – 1973). Daarna doet hij Dylan Thomas na die dit gedicht van Auden voordraagt.
Hier het fragment en de hele tekst van het gedicht.
.
As I Walked Out One Evening
.
As I walked out one evening, Walking down Bristol Street, The crowds upon the pavement Were fields of harvest wheat. And down by the brimming river I heard a lover sing Under an arch of the railway: "Love has no ending. "I'll love you, dear, I'll love you Till China and Africa meet, And the river jumps over the mountain And the salmon sing in the street, "I'll love till the ocean Is folded and hung up to dry And the seven stars go squawking Like geese about the sky. "The years shall run like rabbits, For in my arms I hold The Flower of the Ages, And the first love of the world." But all the clocks in the city Began to whirr and chime: "O let not Time deceive you, You cannot conquer Time. "In the burrows of the Nightmare Where Justice naked is, Time watches from the shadow And coughs when you would kiss. "In headaches and in worry Vaguely life leaks away, And Time will have his fancy Tomorrow or today. "Into many a green valley Drifts the appalling snow; Time breaks the threaded dances And the diver's brilliant bow. "O plunge your hands in water, Plunge them in up to the wrist; Stare, stare in the basin And wonder what you've missed. "The glacier knocks in the cupboard, The desert sighs in the bed, And the crack in the teacup opens A lane to the land of the dead. "Where the beggars raffle the banknotes And the Giant is enchanting to Jack, And the Lily-white Boy is a Roarer, And Jill goes down on her back. "O look, look in the mirror, O look in your distress; Life remains a blessing Although you cannot bless. "O stand, stand at the window As the tears scald and start; You shall love your crooked neighbor With all your crooked heart." It was late, late in the evening, The lovers they were gone; The clocks had ceased their chiming, And the deep river ran on.