Site-archief
Hotel Eden
Herman de Coninck
.
Nog zo’n dichter waar ik een groot bewonderaar van ben, Herman de Coninck (1944-1997). Ook daar wil ik in mijn vakantie graag een gedicht van plaatsen. In dit geval het gedicht ‘Hotel Eden’ uit de bundel ‘Zolang er sneeuw ligt’ uit 1975.
.
Hotel Eden
.
En ’s nachts gingen we naakt zwemmen, we zwommen
onze namen op het water, ik zwom An in twee
grote letters, jij zwom uitgebreid aan de naam
Herman, en met de gouden maan eroverheen
leek het wel of we onze namen definitief
genoteerd hadden op een van de gewijde bladzijden
van het Boek.
.
Nadien kuste ik de waterdruppels
van je gezicht, voorzichtig één voor één
zoals een pointillist toetsjes aanbrengt
op zijn doek ‘naakte vrouw bij maanlicht’,
en in geen enkele vergelijking pasten je
borsten zo mooi als in mijn handen.
.
En in bed, ik kwam al van ver aan-
gerend declamerend ‘Hier Ruk Ik Aan
Met Een Erectie Als Een Pompiersladder
Om Jouw Brand Te Blussen’ en we lachten
en wat maakten we een leven
.
dat we negen maanden later
Tomas zouden noemen.
.
Wonderland
Jules Deelder
.
Regelmatig kom ik in de stad of langs snelwegen advertenties tegen van Omdenken, de tegendraads denkende organisatie van Berthold Gunster, die anders kijken naar problemen en uitdagingen tot een verdienmodel heeft weten te maken. Ik moest hier weer aan denken toen ik in de bundel ‘Interbellum’ uit 1987 van Jules Deelder ( 1944-2019) het gedicht ‘Wonderland’ las. De omgekeerde wereld is waar het om draait in dit gedicht en volgens mij is dat waar het omdenken om draait: dat wat is op een andere manier bekijken. Jules Deelder was daar heel goed in.
.
Wonderland
.
Bij het pompstation
bleken acht van de negen
pompen SUPR te leveren
en één maar NORMAAL
.
Op mijn vraag of het geen
tijd werd te bordjes te ver-
hangen keek de pompbediende
mij niet begrijpend aan
.
Toen ik later in een
etalage op een bord las
dat men bij aanschaf van
vijf batterijen één
.
staaflantaarn cadeau gaf
begreep ik dat ik
in de omgekeerde wereld
was beland
.
Dichter over dichter
Pieter Boskma over Arie Visser
.
Veel lezers zullen de dichter Pieter Boskma kennen, van zijn poëzie of van naam. Of dat ook opgaat voor dichter Arie Visser is de vraag. Arie Visser (1944-1997) studeerde aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. Van studeren kwam het niet echt, hij was meer in het uitgaansleven te vinden dan in de universiteit. Vanaf 1973 schreef hij dichtbundels, een roman en artikelen in kranten en tijdschriften (voornamelijk in Hollands Diep). Visser schreef over wat hem bezig hield zoals jazz, mystiek, gedichten en drugs. Als heroïneverslaafde leefde Visser aan de randen van het bestaan. Na een huwelijk en bekering tot de Islam kwam zijn leven wat meer op de rails. Zo vertaalde hij in 1985 de roman ‘Bright lights, big city’ van Jay McInerney.
In de bundel die werd uitgegeven naar aanleiding van de zeventiende Nacht van de Poëzie in 1997, staat een gedicht van Pieter Boskma (1956), een in memoriam voor Arie Visser die een paar maanden daarvoor was overleden aan kanker.
.
we moeten verdwijnen in aarde of lucht
we moeten verdwijnen zonder gerucht
en niets zal er overblijven dan dit
en daarna zelfs niet meer dit
.
ik zag al zovelen bezwijken
voordat zij het konden bereiken
waar zij vergeefs een heel leven
met al hun krachten naar streefden
.
de mens is een visje onder het ijs
en lente wordt het maar één maal
als het scherpst van de zeis
de kop van onze romp afslaat
.
de visser is niet meer verschenen
sinds hij liep over de golven
want de vissen kregen benen
die hem niet langer volgden
.
soms wordt een stem vernomen
die het evenwicht herstelt
tussen de goddelijke wonden
en de wereld van het geld
.
wij hebben het gehoord
maar kunnen niet begrijpen
dat geen enkel woord
helder kan beschrijven
.
waarom wij verdwijnen
en er niets kan blijven
dan ons diepe zwijgen
van het diep geheim
.
Aandacht
Ruimte tussen zien en zijn
.
Ik schreef al eerder over Els van Stalborch (1944) en haar laatste gepubliceerde bundel ‘Ruimte tussen zien en zijn’ uit 2010. Toen deelde ik het gedicht ‘Inzicht’ en vandaag zocht ik in die bundel naar een gedicht dat zou kunnen aansluiten bij het thema van de Poëzieweek 2024 ‘Thuis’. Ik heb gekozen voor het gedicht ‘Aandacht’ omdat aandacht juist iets is dat je thuis krijgt.
Tenminste als je niet alleen woont, tenzij je dan weer een huisdier hebt als een kat of hond. Of erger dat je wel samenwoont met anderen maar dat je daar geen aandacht van krijgt. Laten we in het kader van de Poëzieweek 2024 uitgaan van het meest positieve scenario en ervan uitgaan dat er veel aandacht voor elkaar zal zijn in de Poëzieweek. En voor de poëzie.
.
Aandacht
.
Soms droom ik leven langzaam.
Elk ogenblik vervuld van zijn.
Woorden groeien traag
aan takken van stilte.
.
Tijd om te voelen, te zien,
te worden misschien.
De ruimte eindeloos wakker.
Gedachten machtig en vrij.
.
Ogen zien leegte voorbij.
Handen verkennen elkaar.
Ieder vergeten gebaar
wekt verwondering.
.
Langzaam groeit aandacht.
Leven klaart op, heldert
het zicht. In ieder woord
schitter licht.
.
Aubergine
Drs. P
.
Het is voor mij altijd een groot plezier om te lezen in de bundel ‘Tante Constance en Tante Mathilde’, liedteksten van Drs. P (1919-2015) uit 1999. Natuurlijk ken ik de teksten, liedjes en gedichten van Drs. P niet allemaal (het zijn er vele!) en dus word ik nog weleens verrast wanneer ik de bundel lees of doorblader. Zo ook dit keer. Om twee redenen eigenlijk.
Allereerst omdat het gedicht ‘Aubergine’ bij mij onmiddellijk de gedachte naar boven bracht aan de emoiji of emoticon van een aubergine, die, zoals je ongetwijfeld weet, wordt gebruikt als penis in SMS- en Whatsappberichten maar als tweede deed dit gedicht of deze liedtekst mij ook meteen teruggaan naar de tijd dat de poëziestichting Ongehoord! nog tweemaandelijks een poëziepodium organiseerde in de openbare bibliotheek van Rotterdam.
Vaste gastdichter daar was de onvolprezen en bijzondere Rieneke Minderman-Grobben (1944-2018), de lady in pink (ze was altijd volledig gekleed in het roze). Zij las haar gedichten steevast voor vanaf een behangrol die ze zelf beschreven had. In haar gedichten maakte ze graag gebruik van opsommingen en had daarbij ook soms een voorkeur voor Franse termen zoals bijvoorbeeld in haar gedicht ‘Op z’n Janboerenfluitjes’ en ‘Crime passionel’. Het gedicht ‘Aubergine’ deed me daar meteen aan denken.
.
Aubergine
.
De aanblik van la belle Philippine
Was een der top-attracties van de stad
Zij was een twintigjarige blondine
Elle est tres fine, elle est divine
Zowel de koopvaardij als de marine
Alsook de brandweerlieden zeiden dat
.
Het was opwekkender dan cocaine
Als Philippine voor ’t venster zat
Gekleed in allerfijnste Crepe de Chine
Of mousseline, of levantine
Gelijk een pronkjuweel in een vitrine
Gelijk een jonge prijsbekroonde kat
.
Zij was in hoge mate feminiene
De mannen die haar zagen gingen plat
En zij begeerden haar als concubine
Maar Philippine had discipline
Was ongenaakbaar als een capucine
Of als een dichtgevroren sleutelgat
.
Een oude rijkaard in een limousine
Kwam echter zeer strategisch op haar pad
Hij toonde haar een mooie aubergine
Een aubergine, een aubergine
Hij mocht naar binnen voor een aubergine
Een aubergine die ze daarna at
.
Neruda en de Coninck
Dichter over dichter
.
In de bundel ‘Met een klank van hobo’ uit 1980 van de Vlaamse dichter Herman de Coninck (1944-1997), staat een gedicht van hem over een andere dichter, namelijk de Chileense dichter Pablo Neruda (1904-1973). Het gedicht is getiteld ‘Neruda’.
In de categorie ‘dichters over dichters’ vind ik dit een mooi voorbeeld.
.
Neruda
.
Alles is gelijk, niet alleen mensen
onder elkaar, maar ook planten en mineralen
en poezen en regen en Vivaldi.
Ik breng de avond door met een vriend
en een glas wijn en een dode en verhalen
en schemer en minnestrelen.
Wij zijn met zeer velen.
.
Liefdesgedicht
Miklós Radnóti
.
Omdat het nooit kwaad kan om een liefdesgedicht te delen, en omdat het in deze donkergrijze natte dagen kan helpen om even wat verwarming te vinden in een liefdesgedicht, wil ik vandaag een gedicht plaatsen van Miklós Radnóti uit de bundel ‘Nachthemel, waak’ die begin van dit jaar uitkwam in een vertaling van Arjaan van Nimwegen en Orsolya Réthelyi. Deze ruime bloemlezing uit het werk van de Hongaarse dichter Miklós Radnóti (1909-1944) maakt de Nederlandse lezer bekend met de rijkdom van zijn poëzie.
In 2021 verscheen Het schriftje uit Bor, de laatste gedichten die de Hongaars-Joodse dichter als dwangarbeider noteerde in de weken voordat hij door zijn Hongaarse bewakers werd vermoord. Maar Radnóti’s poëzie bestaat niet alleen uit ongeëvenaarde meesterwerken van de universele Holocaustliteratuur. Ze omvat ook uitbundige liefdesgedichten, natuurlyriek en polemische verzen, al blijft het altijd, bijna profetisch, doordrenkt van de dood.
Radnóti’s reputatie als dichter was en is in Hongarije groot – zij het niet onomstreden: de huidige regering rangschikt hem onder de ‘minder belangrijke auteurs’. Ook politiek en maatschappelijk maakte hij in zijn korte leven een grote ontwikkeling door, van sensueel, paganistisch dichter werd hij, via christelijke invloeden, een ‘getuige van zijn tijd’. De dichter als ziener, als verantwoordelijke zonder enige vrijblijvendheid.
Uit deze bundel dus een liefdesgedicht met precies die titel. Een gedicht dat Radnóti schreef op 2 oktober 1939.
.
Liefdesgedicht
.
Daar talmt de z\on in de woelige, schuimende lucht,
wuift even koel, zwemt voorbij.
Hier in je ogen het parelend zonnezweem dat
blauw door de nevelen schijnt.
Voort gaat het goudgele pad,
lang overdekt al met blad.
.
Hier is het herfst. En de walnoten worden gekraakt,
stilte druipt al van de wanden,
zend nu de dromende druif op je schouder maar uit,
blad valt, de vorst is ophanden,
star is de akker, hij kantelt
en valt; hoor dat stille geluid.
.
Mild lief van mij. jou bemin ik, jij hoedt de seizoenen!
Nimmer bemin ik een ander.
.