Maandelijks archief: februari 2023
De Tocht
Virginia Hamilton Adair
.
Virginia Hamilton Adair (1913 – 2004 ) was een Amerikaanse dichter die pas op hoge leeftijd beroemd werd met de publicatie in 1996 van ‘Ants on the Melon’ . Door haar vader als jong kind in aanraking gekomen met poëzie, begon ze op zesjarige leeftijd regelmatig haar eigen gedichten te schrijven. Meer dan zeventig werden gepubliceerd in tijdschriften en grote tijdschriften, zoals de Atlantic en de New Yorker. In totaal zou ze meer dan duizend gedichten schrijven. Hoewel ze in de jaren 1930 en 1940 werk publiceerde in Saturday Review , The Atlantic en The New Republic , publiceerde Adair bijna 50 jaar niet meer.
Er waren verschillende redenen waarom ze in die vijftig jaar niets meer publiceerde. Zo trouwde ze met de prominente historicus Douglass Adair en kreeg drie kinderen met hem, ze had een academische carrière en ze was verzuurd door de spelletjes die de uitgeverswereld met haar speelde bij het publiceren van haar werk.
Na de zelfmoord van haar man in 1968, haar pensionering van het lesgeven en het verlies van haar gezichtsvermogen door glaucoom kwam er een ommekeer. in de jaren negentig van de vorige eeuw. Adairs vriend en collega-dichter Robert Mezey stuurde een deel van haar werk door naar Alice Quinn , de poëzieredacteur van The New Yorker . The New Yorker publiceerde het werk in 1995 en publiceerde vervolgens de bundel ‘Ants on the Melon’. Adairs werk verscheen daarna regelmatig in The New Yorker en The New York Review of Books. Ondanks haar blindheid bleef Virginia Hamilton Adair daarna gedichten schrijven zoals bijvoorbeeld ‘Ga recht vooruit’ is niets / zonder zicht. / Alles is recht vooruit, wat niet / achter je ligt.
In 1998 verscheen bij De Prom in een vertaling van Louise van Santen de bundel ‘Gedichten’ met werk van Adair. Uit deze bundel nam ik het gedicht ‘The Trek’ en in de Nederlandse vertaling ‘De Tocht’.
.
De Tocht
.
Wij allen zijn leiders
zonder enig gevolg
.
alleen de ego’s vanbinnen
de schimmige wandelkaars
.
die over dode sporen gaan
hun ogen niet geloven
.
bij koude vuren blijven staan
of roepen boven het ravijn
.
hallo echo hallo
.
ik bracht de metgezel van mij
tot aan de rand, tot deze zelfkant
.
hallo hallo
.
The Trek
.
We are all leaders
whom nobody follows
.
only the selves inside
the shadowy marchres
.
crossing the dead trailks
surprising a pair of eyes
.
stopping by cold fires
or calling across the canyon
.
hello echo hello
.
I have brought my companion
to this edge, this falling off
.
hello hello
.
De schaduw van Morandi
Antoon Van den Braembussche
.
De Vlaamse dichter Antoon Van den Braembussche (1946) doceerde kunstfilosofie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en kunstkritiek aan de Vrije Universiteit Brussel. Voor hem is poëzie een creatieve plek waar kunst en filosofie elkaar kunnen ontmoeten. Tel daarbij op de kernthema’s die in zijn werk voorkomen; liefde, stilte en het onuitsprekelijke, en je hebt alle ingrediënten voor de bundel ‘De schaduw van Morandi’ bij elkaar. Deze bundel uit 2022 is inmiddels zijn zevende.
Antoon Van den Braembussche debuteerde al in 1967 als dichter, maar zijn dichtbundel ‘Liefdesverklaring’ wordt beschouwd als zijn eigenlijke, literaire debuut. Deze bundel verscheen in 1979 onder het pseudoniem Tonko Brem in de Yang Poëzie reeks, werd door critici erg goed ontvangen en beleefde meteen een tweede druk. In 1985 en 1995 verschenen opnieuw dichtbundels onder dit pseudoniem maar vanaf 2007, bij het verschijnen van de bundel ‘Kant-tekeningen’ publiceert hij onder zijn eigen naam, vanaf dat moment bewoog zijn poëzie zich veel meer op het raakvlak tussen filosofie en kunst.
‘De schaduw van Morandi’ bestaat eigenlijk uit drie delen die ogenschijnlijk los van elkaar staan. En dat terwijl de bundel is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk is gewijd aan de Corona pandemie, het laatste hoofdstuk is een ode aan de dichter Paul Celan (1920-1970) en de tussenliggende hoofdstukken ‘Het beeld, nogmaals het beeld’ (twee), ‘Moments de grâce’ (drie) en ‘Paradoxen’ (vier) vormen samen eigenlijk ook een deel. In dit tussendeel komt de poëzie zoals Van den Braembussche die beschouwt (in zijn kernthema’s) als een rode draad terug.
Van den Braembussche is een beschrijvend dichter. Hij gebruikt de taal om situaties en gebeurtenissen maar ook gevoelens te beschrijven in heldere taal, in herkenbare strofen en staat daarmee aan de ene kant in een literaire traditie en aan de andere kant verkondigt hij middels thematiek en filosofische soms mystieke inslag een heel eigen geluid. In een gedicht als ‘Af en aan’ Rumi indachtig, uit ‘Moments de grâce’ komt dat duidelijk naar voren.
.
Af en aan
Rumi indachtig
.
Dansend in het
ongehoorde gaf ik je
de binnenkant van mijn ziel.
.
Daar waar betekenis
er niet meer toe doet.
.
Daar waar enkel nog heerst
pure resonantie,
de echo van een stervend lied.
.
Waar dans duisternis wordt,
duisternis een onmetelijke dans.
.
Waar alles af en aan danst
nooit-eindigend,
terwijl de dichter enkel nog
naar woorden tast.
.
In het deel dat over de Corona pandemie gaat is zijn poëzie directer, plaatsbaar in de situatie zoals in het gedicht ‘Lockdown’: Niet alleen de eenzaamheid / kwam handen tekort. Ook de hoop die over / balustrades boog. Of in het openingsgedicht ‘Corona’: In overvolle ziekenzalen / in luidkeelse bedden / tast de dood in het rond. Ongenadig. / Longnabij.
Persoonlijk werd ik het meest gegrepen door de ‘Ode aan Paul Celan’ een cyclus van vier delen met als titel ‘Ein-sof’ (wat uit de Kabbalah komt en zoveel betekent als oneindig, zonder einde). Van den Braembussche schreef dit op uitnodiging van Carl de Strycker voor de Poëziekrant ter gelegenheid van het Celan-jaar in 2020 (honderd jaar daarvoor geboren, vijftig jaar daarvoor overleden). Het gedicht verscheen in de Poëziekrant nummer 2 in 2020.
Waar Celan in zijn poëzie spaarzaam omgaat met woorden en schrijft op de rand van het zwijgen, gebruik makend van gewaagde metaforen en neologismen, die hij voor een deel haalde uit lectuur van geologische boeken, daar put Van den Braembussche uit zijn eigen filosofisch idioom: Sterf voor je sterft, / zegt de mysticus. / Wij hebben in het kamp / en de rookblauwe, / ongeheelde herinnering / niets anders gedaan. / In herfst, getijde en het niets. / Ons stuk kauwend / op de tekens van het ongeziene.
De bundel ‘De schaduw van Morandi’ Gedichten 2018-2021 heeft een uitspraak van M. Vasalis als ‘motto’: “een dichter vertaalt. Geeft taal aan datgene uit zijn binnenwereld dat zelf geen woorden heeft.” Ik vind dat Van den Braembussche daarin goed geslaagd is. De bundel bevat twee illustraties, afbeeldingen van de kunstenaars Sofie Muller en Christian Clauwers.
.
Dit is de avond niet
Literaire prijs van de stad Sint-Truiden
.
In Vlaanderen is het niet ongebruikelijk dat een gemeente een dichtwedstrijd uitschrijft. Dit kan zijn omdat bijvoorbeeld een bekende dichter er woonde (Linter, Tienen en Landen: dichter Julia Tulkens was daar ereburger) of geboren was (Oudenaarde: Waar dichter Jotie ‘T Hooft is geboren) maar ook omdat men poëzie van belang vindt. Zo weet ik van verschillende gemeenten dat ze dichtwedstrijden uitschrijven waar ook regelmatig Nederlandse dichters aan meedoen, ik zelf incluis. Hierbij kun je denken aan gemeenten en steden als Ichtegem, Vlassenbroek, Sint-Niklaas, Sint-Truiden, Avelgem en Zwevegem,
In 2022 werd in Sint-Truiden ook weer een wedstrijd uitgeschreven. Ik denk dat dit de laatste wedstrijd was waar ik een inzending voor deed want ik kreeg via de post een brochure met daarin alle prijswinnaars. Maar liefst 410 inzendingen waren er in de categorieën Jongerenprijs voor poëzie, Guido Wulms-prijs voor poëzie Guido Wulms woonde in Sint Truiden), Simon Michaël Coninckx-prijs voor poëzie en nog twee prijzen voor korte verhalen.
De jury van de Guido Wulms-prijs bestond dit keer uit Herman Fabré, Herman Rohaert, Katrien Frederix en Marleen Wulms (de oudste dochter van Guido Wulms). Dit laatste, een familielid in de jury, zie je bijvoorbeeld ook bij de Jotie ‘T Hooft-prijs waar de weduwe van Jotie in de jury plaats heeft. In de jury van de Jongerenprijs voor poëzie komen we ook bekenden tegen: Lotte Dodion, Anke de Vrij en Joost Stockx. De mooiste naam uit de juryleden vind ik persoonlijk die van Margot Delaet, niet zozeer om haar naam maar om het gegeven dat zij Fruitdichter is, wat nieuwsgierig makend is.
De Guido Wulms-prijs ging in 2022 naar Leen Pil met het gedicht ‘Dit is de avond niet’ waarover de jury schrijft: ‘De originaliteit, heel mooie beeldspraak, maar vooral de ruimte voor interpretatie (gaat het over oorlog, een (bijna) verkrachting?) maakte het verschil.
.
Dit is de avond niet
.
Ontering houdt geen einde in, het is een doorgeefspel
zijdelings en zonder aankijken. Halverwege spreekt een
twijfelaar eerder over tasten en begrijpen. Een getuige
.
is er ook maar blijft niet lang. Wat blijft zijn buren
en gelaatsuitdrukkingen, wat blijft is brein, voorspelt
het landschap snel, poetst schutting weg tot pantserglas.
.
Blauw licht rukt uit en spant de adem over straten
tot een dunne zuurstoftent. In het midden beweegt
een steen. Of is het angst die niet meer waarrond,
.
waarheen? De flits keert terug, haakt zich in het uur,
aan jonge vogels die in stille parken dekking zoeken,
aan snelle meisjes die om doel en bomen heen lopen.
.
Leen Pil (derde van links) met de andere prijswinnaars
Heks heks
Jan Elburg
.
Liefdesgedichten kom je in vele vormen tegen. Er zijn de hoofse, romantische liefdesgedichten, de meer expliciete, de rauwe liefdesverklaringen, fysieke liefdesgedichten maar ook de liefdesgedichten die gaan over voorbije liefdes, pijnlijke liefdes en de melancholische liefdes. Liefde is net het leven zelf.
Jan Elburg (1919-1992) ook bekend als Jan G. Elburg was een dichter en beeldend kunstenaar, die tot de Vijftigers wordt gerekend. Als beeldend kunstenaar was hij actief als graficus, schilder, tekenaar, beeldhouwer en collagist, en was jaren docent aan de Rietveld Academie. Hij debuteerde in 1943 met de bundel ‘Serenade voor Lena’ waarna nog vele bundels zouden volgen. Zoals de bundel ‘De vlag van de werkelijkheid’ uit 1956. In deze bundel is het ietwat vreemde maar bijzondere liefdesgedicht ‘Heks heks’ opgenomen.
.
Heks heks
.
Tover jij?
je leeft zo eenvoudig
als duizenden anderen
binnen een tent van frans katoen
met je borsten in twee kleine voorkamers
binnen een huisje van dunne kleren
zo klein zo klein
dat je benen de straat op moeten
.
je droomt zo bescheiden in je ogen
je werkt zo eenvoudig met je schouders
als duizend en een vrouwen
waarom moet mijn stem dan buigen
of een prinses voorbijkomt?
.
ik geef mij over
er komt een onmetelijke
vredige vluchtvloot over
.
bekèn het maar je
(heks heks)
doet het, nietwaar,
toveren.
.
De kunstschilder
Dubbel-gedicht
.
Pas geleden kwam ik een video op Instagram tegen van een Amerikaanse vrouw meen ik, die zich verwonderde over de betekenissen van Nederlandse woorden. Dat er zoveel woorden in het Nederlands zijn die precies hetzelfde zijn en klinken maar een totaal andere betekenis hebben. Iedereen kan er wel een paar bedenken. Bank bijvoorbeeld. Wat heeft een financiële instelling te maken met een meubelstuk voor meerdere personen? Maar er zijn er meer. Toen ik op zoek was naar gedichten in de rubriek Dubbel-gedicht en ik een gedicht zag met als titel ‘Schilder’ dacht ik aan een huisschilder. Maar het betrof hier een kunstschilder, toch een wezenlijk andere professie.
Het tweede gedicht dat ik vond ging ook over een kunstschilder. Vandaar dat het dubbel-gedicht niet gaat over een schilder maar over een kunstschilder al haal je dat niet uit de titels van de twee gedichten.
Het eerste gedicht is van schrijver, dichter, columnist Simon Carmiggelt (1913-1987) en komt uit de bundel ‘Het jammerhout’ dat hij onder het pseudoniem Karel Bralleput schreef en publiceerde in 1955.
Het tweede gedicht is van schrijver, dichter, literatuurcriticus en vertaler Maurits Mok (1907-1989) en werd gepubliceerd in de bundel ‘Spiegel van het menselijk bedrijf’ dat hij schreef onder het pseudoniem Jan Luyken jr. in 1979.
.
De schilder
.
Zijn vrees staat als een bevend spook
te kijk op zijn Picasso-doeken.
Stééds angst, op al die Talens-koeken.
En in de keuken staat ze ook.
.
Want déze vrouw, zo fel en kloek,
verdreef hem uit de luwe sferen
van landschap en van jutteperen,
te hoop gelopen op het doek.
.
O kalme jaren, toen hij dát nog deed:
de lichtvlek mikken op een vaas,
de gaatjes nadoen van de kaas.
Dat stille werk deed niemand leed.
.
maar zij dreef blauwzuur in zijn coloriet.
Haar strengheid tourmenteert zijn kwast,
en als zijn angst zich paars ontlast,
ageert hij tegen haar ‘Kom éten, Piet.’
.
De schilder
.
Stil voor het onbesmette doek
staat daar in afgetrapte broek
de schilder onder wilde haren
dromerig voor zich uit te staren.
.
Dan, eensklaps door de geest gedreven,
begint zijn hand zich uit te leven
en schaft de kunstgeleerden brood,
hetzij aanstonds of na zijn dood.
.
Literaire anekdoten
Gerrit Achterberg
.
In 1988 verscheen bij de Bijenkorf ‘Het literair anekdoten boek’. Een onderhoudend en vrolijk boek, zo belooft de achterflap. En dat is het ook. Een boek vol onderwerpen (op alfabetische volgorde) met de meest bizarre, ongelofelijke en interessante feiten en feitjes aangaande de literaire wereld. Uiteraard ben ik dan in het bijzonder geïnteresseerd in de anekdoten rondom poëzie en dichters en daarin word ik niet teleurgesteld.
Zo is er bij het onderwerp Pinksterprijs het volgende te lezen: De dichter Gerrit Achterberg (1905-1962) kreeg slechtsgedicht, gedichten, dichtbundel, gedichtenbundel, poëziebundel, geleidelijk aan literaire erkenning. ‘Toen in 1946 opnieuw een literaire prijs aan Achterberg voorbijging (de prijs van de Maatschappij voor Letterkunde werd toegewezen aan Ida Gerhardt, een feit waartegen Bertus Aafjes, Vasalis en Ed. Hoornik in Vrij Nederland protesteerden), besloot mr. Joan Th. Stakenburg, onder toejuiching van literaire vrienden aan een cafétafel van Reynders in Amsterdam, de eenmalige Pinksterprijs ( ƒ 1000,-) voor Achterberg in te stellen. De prijs werd toegekend voor de bundel ‘Radar’ en uitgever-boekverkoper Balkema stelde de gehele opbrengst ter beschikking van Achterberg’.
In de jaren hierna kreeg Achterberg de erkenning die hij verdiende. Zo ontving hij onder andere in 1949 de P.C. Hooft-prijs en in 1959 de Constantijn Huygens-prijs en wordt hij beschouwd als een van de belangrijkste dichters in de twintigste-eeuwse Nederlandse poëzie.
Uit de bundel ‘Radar’ komt het gedicht ‘Qualiteit’. Voor een analyse van het gedicht kijk je op deze website.
.
Qualiteit
.
Hebt gij volgorde nog
van boven naar beneden,
van links naar rechts, alsmede
totaalgetal en samenhang?
Bleven de maten even lang,
die ik op u heb aangebracht?
Zijt gij uzelf de eerste nog
en eenige, of alreede
zevende, negende, ongeacht
welk ranggetal in reeksen,
die u vermeesterden, in ‘t zog
trokken der quantiteit …. en toch
hield gij daarin het teeken,
dat u bewaart en duidt tot in
verste verandering?
.
Zondag op maandag
Dubbelgedicht
.
Voor wie dacht dat het plaatsen van een liefdesgedicht daags na Valentijnsdag een vergissing was, die wil ik graag uit de droom helpen. Want vandaag, op maandag een gedicht over de zondag. Een dubbel-gedicht met twee gedichten over de zondag.
Het eerste gedicht, getiteld ‘Zondag’, is van Remco Campert (1929-2022) en komt uit zijn bundel ‘Bij hoog en bij laag’ uit 1959.
Het tweede gedicht getiteld ‘Zondagmiddag’ is van de Rotterdamse dichter Ellen Warmond (1930-2011) en komt uit de bundel ‘Mens: een inventaris’ uit 1969.
.
Zondag
.
Zondag had ik me voorgesteld
in de hangmat door te brengen
tussen de stevige stammen van de bomen
dicht boven de aarde
en van de hemel ver genoeg verwijderd
om me een mens op zijn plaats te voelen.
.
Maar het regende.
.
Zondagmiddag
.
De dag is zonder perspectief
in platte huizen schuiven
uit dun papier geknipte poppen
heen en weer langs de ramen
vlak zonlicht staat als
een kamerscherm tussen hen in
.
bij mij
is alles van zijn plaats geschoven
de mensen lopen met gesloten ogen
voorbij.
.