Site-archief

Ooitgedicht

b. zwaal

.

Door de jaren heen heeft het CPNB (Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek) verschillende boeken en bundels met poëzie uitgegeven. Als geschenk of als uitgave ter promotie van de poëzie, of denk aan de serie bundels uit de jaren ’50 en ’60 (1949-1964) met in de titel steeds ‘De muze’. Maar soms kwam er ook zomaar een boek met poëzie. Zoals in 1985.

Toen werd door het CPNB in samenwerking met het (toen nog) ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) het boek ‘Ooitgedicht’ uitgegeven. En hoewel het boek er aan de buitenkant uitziet als een kinderboek (waarschijnlijk mijn associatie met de overigens geweldige tekeningen van Sylvia Weve) is het wel degelijk een poëzieboek voor volwassenen en jongeren (vanaf 14 jaar) en voor iedereen eigenlijk die de poëzie een warm hart toedraagt.

De ondertitel van ‘Ooitgedicht’ is ‘een groot aantal gedichten verzameld in een boek’. Geniale ondertitel natuurlijk, zowel nietszeggend als alleszeggend. De samensteller van dit boek is Willem van Toorn en bestaat uit heel veel gedichten van heel veel dichters, illustraties van Peter van Hugten, Sylvia Weve, Franka van der Loo en Louis Radstaak. Achterin het boek van elke dichter een biobibliografie (ja je leest het goed) en een aantal blanco bladzijden waar je je eigen gedichten in kan schrijven.

Naast de dichters die je verwacht staan er ook teksten in van muzikanten. Zo is van Paul Simon de liedtekst van ‘You’re kind’ opgenomen, van Bruce Springsteen ”The river’ en van Jackson Browne ‘Running on empty’. Ook van een aantal buitenlandse dichters is poëzie opgenomen zoals van Kurt Schwitters, Marin Sorescu, Dylan Thomas, Czeslaw Milosz en Edna St. Vincent (allemaal in vertaling).

Het boek heeft hoofdstukken zonder dat die heel duidelijk worden aangegeven. Over poëzie en het dichten, over de dood, over de liefde, over angst, werk en school en dieren. Een boek kortom om heerlijk in te bladeren en vaak ter hand te nemen om in te lezen. Ik koos voor een gedicht uit het ‘hoofdstuk’ over dieren van de dichter b. zwaal (zo geschreven zonder hoofdletters) zonder titel.

.

een rode mier op het wad jaagt de vloed op de vlucht.

ik ben trots, denkt de mier.

ik, een kleine heerser,

rood op de zwarte kleuren van slib,

verdraag geen bezoek van de zee op mijn vlakte.

duizelig marcheert de mier over de droge landen.

zijn oog valt op het kind,

scharrelend over paaltjes en kluiten.

wat brengt jouw bezoek, kindje?

ik breng je aai, mier, rode aait.

de zee ziet beide aan, lacht wat.

ik kom terug, ik kom eraan.

berg je, mier van het kind.

huppelend nadert de zee het kind en de mier,

tikt ze aan, tilt ze op.

hun roepen waait over de vlakte.

alleen de dijk luistert met aandacht.

.

Afscheid

Cees Nooteboom

.

In 2020 verscheen van de hand van een van onze grootste schrijvers (en dichter) Cees Nooteboom (1933) een bundeltje met de titel ‘Afscheid’. De ondertitel is in dit geval misschien nog belangrijker want die luidt: Gedicht uit de tijd van het virus. De bundel bestaat uit drie hoofdstukken (I, II en III) en elk hoofdstuk bestaat weer uit 11 gedichten die genummeerd zijn, steeds van 1 t/m 11.

In het nawoord beschrijft Nooteboom hoe deze bundel tot stand is gekomen, welke uitgangspositie er was, welke wendingen de gedichten namen en dat daar waar hij heenreist het virus alomtegenwoordig is. Hij schrijft over dat laatste: ‘het zou ook vreemd zijn als het gedicht zich daar niets van aan zou trekken’. En over de poster in de lege stad waarop staat ‘begint hier het hiernamaals’. Hij eindigt zijn nawoord met de geschreven eerste regels ‘het einde van het einde, wat kon dat zijn?’. Wij weten het nu.  Ik plaats hier gedicht 1 uit hoofdstuk I.

.

1

.

Dit vroeg de man in de wintertuin zich af,

het einde van het einde, wat kon dat zijn?

Het leek hem geen enkele vorm van verdriet,

hij keek naar buiten, zag een wolk die er uit

.

zag als een wolk. loodgrijs, te zwaar voor

elke weegschaal, de ontbladerde vijgenboom

tegen de duizendjarige stenen van de muur,

de ganzen van de buren, hun censuur,

.

hoe de nacht gecorrigeerd moest worden,

de grammatica van onteigening, niemand

nog zichzelf, geen enkele verschijning,

terugtocht in nederlaag

.

maar geen bestemming.

.

De schaduw van Morandi

Antoon Van den Braembussche

.

De Vlaamse dichter Antoon Van den Braembussche (1946) doceerde kunstfilosofie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en kunstkritiek aan de Vrije Universiteit Brussel. Voor hem is poëzie een creatieve plek waar kunst en filosofie elkaar kunnen ontmoeten. Tel daarbij op de kernthema’s die in zijn werk voorkomen; liefde, stilte en het onuitsprekelijke, en je hebt alle ingrediënten voor de bundel ‘De schaduw van Morandi’ bij elkaar. Deze bundel uit 2022 is inmiddels zijn zevende.

Antoon Van den Braembussche debuteerde al in 1967 als dichter, maar zijn dichtbundel ‘Liefdesverklaring’ wordt beschouwd als zijn eigenlijke, literaire debuut. Deze bundel verscheen in 1979 onder het pseudoniem Tonko Brem in de Yang Poëzie reeks, werd door critici erg goed ontvangen en beleefde meteen een tweede druk. In 1985 en 1995 verschenen opnieuw dichtbundels onder dit pseudoniem maar vanaf 2007, bij het verschijnen van de bundel ‘Kant-tekeningen’ publiceert hij onder zijn eigen naam, vanaf dat moment bewoog zijn poëzie zich veel meer op het raakvlak tussen filosofie en kunst.

‘De schaduw van Morandi’ bestaat eigenlijk uit drie delen die ogenschijnlijk los van elkaar staan. En dat terwijl de bundel is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk is gewijd aan de Corona pandemie, het laatste hoofdstuk is een ode aan de dichter Paul Celan (1920-1970) en de tussenliggende hoofdstukken ‘Het beeld, nogmaals het beeld’ (twee), ‘Moments de grâce’ (drie) en ‘Paradoxen’ (vier) vormen samen eigenlijk ook een deel. In dit tussendeel komt de poëzie zoals Van den Braembussche die beschouwt (in zijn kernthema’s) als een rode draad terug.

Van den Braembussche is een beschrijvend dichter. Hij gebruikt de taal om situaties en gebeurtenissen maar ook gevoelens te beschrijven in heldere taal, in herkenbare strofen en staat daarmee aan de ene kant in een literaire traditie en aan de andere kant verkondigt hij middels thematiek en filosofische soms mystieke inslag een heel eigen geluid. In een gedicht als ‘Af en aan’ Rumi indachtig, uit ‘Moments de grâce’ komt dat duidelijk naar voren.

.

Af en aan

Rumi indachtig 

.

Dansend in het

ongehoorde gaf ik je

de binnenkant van mijn ziel.

.

Daar waar betekenis

er niet meer toe doet.

.

Daar waar enkel nog heerst

 

pure resonantie,

de echo van een stervend lied.

.

Waar dans duisternis wordt,

duisternis een onmetelijke dans.

.

Waar alles af en aan danst

nooit-eindigend,

terwijl de dichter enkel nog

naar woorden tast.

.

In het deel dat over de Corona pandemie gaat is zijn poëzie directer, plaatsbaar in de situatie zoals in het gedicht ‘Lockdown’: Niet alleen de eenzaamheid / kwam handen tekort. Ook de hoop die over / balustrades boog. Of in het openingsgedicht ‘Corona’: In overvolle ziekenzalen / in luidkeelse bedden / tast de dood in het rond. Ongenadig. / Longnabij.

Persoonlijk werd ik het meest gegrepen door de ‘Ode aan Paul Celan’ een cyclus van vier delen met als titel ‘Ein-sof’ (wat uit de Kabbalah komt en zoveel betekent als oneindig, zonder einde). Van den Braembussche schreef dit op uitnodiging van Carl de Strycker voor de Poëziekrant ter gelegenheid van het Celan-jaar in 2020 (honderd jaar daarvoor geboren, vijftig jaar daarvoor overleden). Het gedicht verscheen in de Poëziekrant nummer 2 in 2020.

Waar Celan in zijn poëzie spaarzaam omgaat met woorden en schrijft op de rand van het zwijgen, gebruik makend van gewaagde metaforen en neologismen, die hij voor een deel haalde uit lectuur van geologische boeken, daar put Van den Braembussche uit zijn eigen filosofisch idioom: Sterf voor je sterft, / zegt de mysticus. / Wij hebben in het kamp / en de rookblauwe, / ongeheelde herinnering / niets anders gedaan. / In herfst, getijde en het niets. / Ons stuk kauwend / op de tekens van het ongeziene.

De bundel ‘De schaduw van Morandi’ Gedichten 2018-2021 heeft een uitspraak van M. Vasalis als ‘motto’: “een dichter vertaalt. Geeft taal aan datgene uit zijn binnenwereld dat zelf geen woorden heeft.” Ik vind dat Van den Braembussche daarin goed geslaagd is. De bundel bevat twee illustraties, afbeeldingen van de kunstenaars Sofie Muller en Christian Clauwers.

.

Bar en Boos

De slechtste gedichten in de Nederlandse taal

.

Op Facebook heb je allerlei groepen waar mensen rond een thema berichten plaatsen. Op het gebied van poëzie zijn er verschillende maar er is er weer een bij gekomen: Het slechtste gedicht. Toen ik dat zag ben ik uiteraard meteen lid geworden van deze groep maar het deed me ook denken aan een bundel of een boek eigenlijk dat ik bezit getiteld ‘Bar en Boos’ De slechtste gedichten in de Nederlandse taal, gekozen en toegelicht door Wim Zaal. In dit boek uit 2001heeft Wim Zaal een collectie wartaal van eigen bodem bijeengebracht. Poëtische uitglijders, dubbelzinnigheden, platitudes, prullen en gestumper zoals op de achterflap staat te lezen.

Het boek heeft 10 hoofdstukken met titels als ‘Gewijde poëzie’, ‘Ikgericht’, ‘De kleine kosmos’ en ‘Huwelijk en huisgezin’. Zaal beschrijft gedichten uit alle eeuwen, dichters van naam en onbekendere dichters, iedereen komt aan bod. Een erg grappig en soms ook pijnlijk boek om te lezen. Elke dichter zal hierin wel iets herkennen.

In het hoofdstuk ‘Kunstenaars onder elkaar’ vooral gedichten bij beeldende kunst zoals het gedicht van K. Schippers ‘Zonder titel’ waarin Schippers volgens Zaal “niet de minste moeite doet om beeldende kunst – of poëzie – te benaderen, een grapje moest de kosten dekken.

.

Zonder titel

.

Als een kunstenaar

werk maakt met Engelse

maar soms ook Franse titels

hoe moet een schilderij,

een object of een etc.

dan in de catalogus

vermeld worden als

het geen naam heeft?

Untitled?

Sans titre?

.

Judy Carati

Gedachtengedichten

.

Judy Carati ken ik al langer, ik zag en stond met haar op poëziepodia waar zij, zichzelf begeleidend op gitaar, liedjes zong en gedichten voordroeg. En dat is precies wat ze doet in de bundel/CD ‘Gedachtengedichten’.

De bundel is opgedragen aan Cecilia en wordt voorafgegaan door een tekst die de Russische dichter Boris Ryzji (1974-2001) schreef in 2000 aan de, door hem bewonderde dichter Aleksandr Koesjner dat verscheen als voorwoord in ‘Rotterdam Dagboek’ uit 2006. Dit stukje gaat over zijn bezoek aan onder andere Delft en ik denk dat Judy dit in haar bundel heeft opgenomen omdat een aantal van haar gedichten Delft als onderwerp hebben.

De bundel is in eigen beheer uitgegeven en ziet er heel fraai uit. Op mooi stevig papier zijn de gedichten afgedrukt. De omslag in rood en blauw met een kleine foto van Judy op de kaft en achterin de CD met haar liedjes. Hoewel er ongetwijfeld iets valt te zeggen over haar liedjes beperk ik me tot de gedichten omdat ik daar iets zinnigs over kan zeggen.

Maar voor ik daar iets over schrijf moet me iets van het hart. De bundel heeft een mooie opmaak met een rustige bladspiegel maar wordt, en dat vind ik echt jammer, vaak verstoord door allerlei ‘extra’ informatie over gedicht, onderwerp, verwijzingen naar een andere bundel of de CD of over het feit dat een gedicht voor een speciale gelegenheid is geschreven.
Had er iemand meegelezen of was er enige vorm van redactie geweest dan had dit ‘opgelost’ kunnen worden door deze informatie achterin de bundel apart per pagina weer te geven. Bij het gedicht ‘Stille schuilplaats’ is dit maar liefst een halve pagina in een klein( erg klein) lettertype. Ook achterop de bundel staat heel veel informatie. Het lijkt alsof Judy alles wat ze ook maar kwijt wilde een plekje heeft gegeven in deze bundel en dat doet, in mijn ogen, de bundel een beetje tekort.

 

Over de gedichten schrijft Judy: ze bevatten persoonlijke elementen, ze zijn hier echter niet altijd 1 op 1 terug te voeren. De teksten zijn veelal ontstaan vanuit observaties en gedachten ( wat de titel verklaart). Dat wat je in het dagelijks leven meemaakt.

Zoals bijvoorbeeld in het gedicht ‘Herinneringen’:

 

Nog volop in het heden

fiets ik van Delft naar Rotterdam

de lucht kleurt rood, ik volg het water

in de verte het kerkje

 

De gedichten zijn duidelijk, beschrijvend, zonder al teveel ingewikkelde poëtische diepgang. Ze schilderen een plaatje waarin je al lezend mee kan gaan. Aan de dingen die ze ziet en beschrijft wordt een emotie meegegeven (berusting, woede, verdriet, verwondering) met name in het hoofdstuk dat dezelfde titel draagt als de bundel.

in het hoofdstuk ‘Fietsend van Delft naar Rotterdam’ vooral gedichten over Delft en in het gedicht ‘Blikken scheidsmuur’ over de dichter Poot ook een verwijzing naar Schipluiden en Abtswoude.

In ‘Aankondiging van de herfst’ tenslotte een aantal gedichten van wat algemenere aard maar steeds met een duidelijke ik en verwijzingen naar ervaringen en herinneringen.

Mijn conclusie na lezing is dat deze bundel een soort van ego document is van Judy, dat er mooie zinnen in staan en teveel informatie. Desalniettemin voor liefhebbers van dit genre van poëzie, het meer persoonlijke en verinnerlijkte, zeker te genieten.

 

ik wil eindigen met het gedicht dat als ‘Nagedicht’ is opgenomen en daarom niet lijkt te passen bij een van de hoofdstukken getiteld ‘Ontwortelen’.

.

Ontwortelen

.

Bij het water zien de bomen zichzelf

rimpelend, vervormd

in stilte luidruchtig

.

ik wilde wortel schieten

bladeren krijgen en blijven staan

maar de wind waaide mij voorbij de hemel

.

zo verder reizen

ga weg, maar zet je voeten niet in de grond

ga weg, maar krijg geen vleugels in de lucht

.

probeer te drijven op het water

en zie: je komt weer terug

.

Declamatorium

Nieuw declamatorium der Nederlandse poëzie

.

In 1979 publiceerde Standaard Uitgeverij het ‘Nieuw declamatorium der Nederlandse poëzie’ bijeengebracht door Teresa Van Marcke. Nu heb ik het woord declamatorium even opgezocht (dat het een afgeleidde is van declamatie was me duidelijk) en het betekent “Een dichtstuk dat bij de voordracht wordt begeleid en afgewisseld door muziek of zang” of ook wel “voordracht”. Hoe dat precies zit (het is tenslotte een geschreven bundel) blijkt uit het voorwoord. Daarin schrijft Teresa Van Marcke: “Voor dit werk ging de keuze in de eerste plaats naar het gedicht, geschikt om voor te dragen. Te hermetische poëzie werd vermeden”.

De bundel bevat een reeks aan gevestigde namen maar ook een reeks nieuwe namen (let wel: gevestigde of nieuwe namen in 1979!). “Dichters die de gevoeligheden van deze tijd en vooral van de jonge mens van nu, trachten te verwoorden”. In een aantal thema’s zoals ‘Bezinning/vragen’, ‘Vreugde/liefde/innigheid’, ‘Ontgoocheling/angst/pijn’, ‘aanklacht/eis/strijd’, ‘Reportage/verhaal’ en ‘Humor/ironie’, worden ruim 400 gedichten en dichters gepresenteerd. Zoals gezegd bekende namen (hoewel volgens het voorwoord een aantal Nederlandse dichters verstek liet gaan) maar dus ook onbekende en nieuwe dichters. Zo kan een dichter als Herman de Coninck naast een (voor mij onbekende) dichter als Albert de Longie staan en Halbo C. Kool naast Hendrik Marsman.

Ik heb uit het hoofdstuk ‘Aanklacht/eis/strijd’ gekozen voor het openingsgedicht van Paul de Bolle. Van deze dichter heb ik verder geen informatie gevonden en dit gedicht had wat mij betreft ook in het hoofdstuk ‘Humor/ironie’ kunnen staan.

.

Wanneer ik een soldaat zal zijn

dan grif ik gedichten in de kolf

van mijn geweer

en de man die dan zeggen zal

schiet

die sla ik met mijn gedichten

dood

.

Zondagskind

Akwasi

.

Enige tijd geleden was ik op een dag voor bibliotheekmensen en daar trad Akwasi op. Toen verbaasde ik mij al over alle dingen die Akwasi Owusu Ansah (1988) onderneemt: Hij is dichter, artiest, acteur, performer, schrijver, stemacteur, scenarist, presentator, gespreksleider, workshopmaster, eigenaar van muzieklabel Nederlands Dope en directeur van televisieproductiebedrijf Need Vision. Een multitalent kortom. Ik kende Akwasi destijds vooral als Spoken Word artiest die een geweldige performance neerzet met inhoud en toen ik hoorde wat hij allemaal nog meer deed werd ik bijna een beetje jaloers.

In de Poëzieweek was ik in de boekhandel om een dichtbundel te kopen en zag daar de bundel ‘Laten we het er maar niet over hebben’ van Akwasi. Die heb ik gekocht en in tegenstelling tot wat de titel suggereert wil Akwasi het er in deze bundel juist wél over hebben. Op de achterflap staat dan ook te lezen dat hij het er juist over wil hebben; over je haar, je geloof, je huidskleur, je familie, je verzwegen geschiedenis, je stijl, je hartkloppingen, je seksuele geaardheid, je fobieën en je achtergrond. En dat doet Akwasi in deze bundel op een hartverwarmende, soms schurend eerlijke maar altijd oprechte manier. Een bundel die je opnieuw aan het denken zet over onderwerpen waarvan je dacht dat je mening nu wel gevormd was.

Hoewel er niet echt sprake is van hoofdstukken (er is geen overzicht van te vinden in de bundel) worden er secties van elkaar onderscheiden door zwarte bladzijden met witte teksten als: Aan alle valse profeten,voel de toornen van mijn muziek, Soms zeg je met niet, al meer dan genoeg, Ik had al een donkerbruin vermoeden, Sirenes zijn ’s nachts het moois, Ik kan dit niet rijmen, Als ik vroeger had geleefd was ik vast een Marron geweest, en Geloof me niet op mijn blauwe ogen , geloof mij op mijn dreadlocks.

Omdat Akwasi (geboren op zondag betekent zijn naam in het Ashanti) zo’n veelzijdig mens is en zo’n geëngageerd dichter, koos ik voor het gedicht uit zijn bundel getiteld ‘i am not your negro’.

.

I am not your negro

.

ik ben die gast niet

ben niet wie je denkt

.

ben een mens

ik ben die gast niet

.

zie mij alsjeblieft als een man

en niet als een man van kleur

.

kijk nu eens en zie hier dan een hand

en niet een hand van kleur

.

ik ben een man van yes sir

maar ook een leeuw

dus ik kan rauw kijken

laat mij niet in mijn hemd staan

het is koud buiten

.

ik kom hier vandaan en ik zal hier hoogstwaarschijnlijk gaan

.

i am not your negro

.

niet je neger

niet je nigger

.

noem mij liever bij mijn naam

akwasi met de a van anton

en bedankt

.

dus heb je nog een vraag

dan ben ik graag je man

.

 

 

Ik proef iets wat bedorven is

Hekeldichten

.

Bij uitgeverij Passage worden mooie en interessante dichtbundels uitgegeven. In 2016 werd bijvoorbeeld, als onderdeel van De doos van Passage, de bundel ‘Ik proef iets wat bedorven is’ gepubliceerd. In deze fijne bundel nemen Daniël Dee, Alexis de Roode en Benne van der Velde ons mee in de wereld die Hekelgedichten heet. In de inleiding wordt door de heren meteen al korte metten gemaakt met de gedachte dat hekeldichten om te lachen zijn, of dat ze in de categorie Light verse zouden vallen. In de inleiding wordt uiteengezet dat hekeldichten (ook) groot, ernstig en complex kunnen zijn. De namen van de hekeldichters doen ook al zoiets vermoeden; Gerrit Achterberg, P.A. de Génestet, Jan Hanlo, Ilja leonard Pfeijffer maar ook Driek van Wissen, Hans van Willigenburg en Delphine Lecompte.

De inleiders besluiten de inleiding met de zinnen: “Geen gevaarlijker stroming in de poëzie dan het hekeldicht. Met name voor de dichter wel te verstaan. Talloos zijn de dichters die omwille van een hekeldicht in de gevangenis of of het concentratiekamp kwamen. Tegenwoordig is die kans in Nederland niet zo groot. Maar wie een hekeldicht schrijft, zeker wanneer de inzet serieus is, geeft zich werkelijk bloot.” En zo is het maar net.

De bundel is in een aantal hoofdstukken opgedeeld met titels die beginnen met ‘Tegen’ gevolgd door landen, klein leed, de liefde, een bepaald slag mensen, de wetenschap, de poëzie, God, etc etc.  Voor wie in een recalcitrante bui is of gewoon even tegen iets in het bijzonder of het leven in het algemeen is dit een heerlijke bundel om te lezen. Uit het hoofdstuk ‘Tegen de poëzie en de literaire wereld’ het gedicht ‘Hard werken’ van Joost Reichenbach

.

Hard werken

.

“dichten is hard werken”

.

zei de dichter tot zijn vrouw

“wacht dus maar niet

op mij vannacht”

.

en besteeg de trap

met een fles wijn

op weg naar de zolder

alwaar hij na drie lange teugen

deze regels optikte

zich daarna urenlang

heeft afgerukt bij

pornoplaatsjes van het internet.

.

“’t is weer mislukt”,

zei hij ’s ochtends,

.

“vanavond verder ploeteren.”

.

Zal ik liefde noemen

Een recensie

.

Bij MUG books uitgeverij van poëzie is halverwege januari de nieuwe bundel van dichter Evy Van Eynde uitgegeven. De Vlaamse Evy Van Eynde publiceert hiermee, na ‘Wanneer kom je buiten spelen’ uit 2013 (poëzie voor kinderen en volwassenen) en ‘Boze wolven’ uit 2015 (verhalenbundel), nu dan haar derde bundel met poëzie en voor het eerst bij MUG books.

De bundel is mooi uitgevoerd met op de voorkant een foto van een kunstwerk van Niels Cleuren getiteld ‘Woman with tits’. Op de achterkant een foto van de dichter en het geheel is vormgegeven door BRRT.

Op de achterkant van de bundel staat: In Zal ik liefde noemen neemt Evy je mee op het liefdespad, een pad dat pieken en dalen kent, euforie en verdriet. In onverbloemd poëtische taal leidt zij je over dit pad dat geen begin en geen einde kent. De gedichten in Zal ik liefde noemen zijn het ene moment theatraal, het andere moment zijn ze zinnelijk en kruipen ze onder je huid. Maar bovenal zijn ze altijd eerlijk en oprecht.

Wanneer je de bundel openslaat lees ik op een van de eerste pagina’s dat deze is opgedeeld in 7 hoofdstukken, te beginnen met Prelude en eindigend met Zal ik liefde noemen. Elk hoofdstuk wordt voorafgegaan door een citaat uit een popsong (Eurythmics, The Doors, Madonna, David Bowie) of een citaat van een schrijver of kunstenaar (Anaïs Nin, Vladimir Nabokov, Frida Kahlo) en de citaten hebben betrekking op de inhoud van de gedichten. Want de bundel van Evy Van Eynde is een reis die je met de dichter samen maakt langs het pad der liefde. Wiens pad dat is blijft de vraag, al blijkt hier en daar uit de zinnen en strofes  dat de gedichten een grote persoonlijke betrokkenheid herbergen van de dichter. Zoals in het hoofdstuk Ergens breekt een hart in het gedicht Hoe wij waren.

.

Niemand kan mij strelen

Niemand kan mij plukken

.

Ik zoek je, vind je

niet in mijn gedachten

niet in mijn naakte bloed”

.

Wanneer je de bundel in één keer uitleest (en dat raad ik je aan) dan word je als het ware aan de hand van Evy meegenomen langs dagen van liefde, twee mensen die elkaar vinden en van elkaar genieten naar een periode waarin deze liefde niet (meer) vanzelfsprekend is, waarin er barsten komen in wat zo mooi leek. Waarna er een periode aanbreekt van onmacht, ingehouden boosheid, onbegrip. Want ook dat zijn aspecten van de liefde, de liefde die eens zo mooi was en die gekanteld ineens zijn ware en nieuwe gezicht toont. Zoals in het gedicht Hesperornis:

.

Vannacht viel ik ongeleid

door de schacht van het leven

.

Met mijn hoofd naar beneden

mijn benen samengeknoopt

.

Maar dan komt het hoofdstuk Fata Morgana waaruit weer hoop klinkt, een nieuwe morgen, een nieuwe lente, een nieuw geluid. De toon van de gedichten verandert van zwart en zwaar in licht en luchtiger, maar nog twijfelend; is een nieuwe liefde bereikbaar?  Daarmee wordt de toon gezet voor het vervolg van dit verhaal, van deze bundel. In het gedicht Impersant zo treffend verwoord:

.

waar jij in een mirage

van vergeten dromen | op volle zee

voorbij komen zal

.

of niet?

.

Uiteindelijk beleeft de lezer aan de hand van de dichter een (voorlopig) happy end, in het hoofdstuk Zal ik liefde noemen. De positieve toon van de gedichten waar ineens het leven en de passie vanaf spat maken voor mij heel duidelijk waarom voor deze titel is gekozen. Dit komt heel duidelijk naar voren in het op een na laatste gedicht met de titel ‘Hoe anders’

.

Hoe anders

.

Zal ik liefde noemen

wat je in mij ontketent

de grootste gemene deler | van

.

het gelukzalige verlengstuk

van mijn verdriet

.

het lichtpunt in een nacht

die maar niet | wil ontwaken

.

de toren van vuur op een eiland

waarop ik me smijt | als het water

.

te diep en mijn tranen

gekust willen zijn

.

de zon op mijn lijf

dat dreigt te verstarren

.

het zacht likken

van mijn hart

.

de glimlach

waarin ik stap

.

een kano van lieve lippen

die me boeien | fluisteren

dat ik drijven blijf

.

Hoe anders noem je dat?

.

De bundel ‘Zal ik liefde noemen’ is voor verliefden, voor lang gehuwden, voor zij die teleurgesteld zijn in de liefde en vooral ook voor hen die hopen. De gedichten van Evy zijn een pleister, een medicijn, een vergezicht en een droom die uit kan komen. Tegen iedereen die van liefdesgedichten houdt (en wie is dat niet) zou ik zeggen, koop deze bundel, lees deze bundel en laat je meevoeren door de bijzondere poëtische stem van de dichter.

De bundel ‘Zal ik liefde noemen’ wordt op 23 februari officieel gepresenteerd in Het café van Villa Basta, Schipperstraat 13 in Hasselt, aanvang 20.00 uur. Deze feestelijke avond zal muzikaal worden omlijst door de muzikanten Jelle Stevens, Martine de Kok, Sabina Tolu en Luk Swerts. Maar de bundel is nu al te koop via de dichter voor de zeer schappelijke prijs van € 12,50. Hiervoor stuur je een mail naar evyvaneynde@yahoo.com

Op de website van Evy https://evyvaneynde.wordpress.com/ staat nog veel meer te lezen over de bundel, haar eerdere werk en de komende presentatie.

.

 

Beweeg als een strateeg

Een recensie

.

Bij uitgeverij Bunker verscheen afgelopen maand alweer de tweede bundel sinds de oprichting, dit keer de bundel ‘Beweeg als een strateeg’ van Rik van Boeckel. Dit keer onder redactie en ingeleid door dichter Joz Knoop. De bundel is netjes uitgegeven met opnieuw een intrigerende cover. Naast een dichtbundel krijg je voor de aanschafprijs ook nog eens een cd erbij met daarop met gedichten waarop Rik zichzelf begeleidt (zoals hij tijdens voordrachten zichzelf vaak begeleidt met zijn djembé). In dit geval echter heeft hij op een aantal tracks ook andere muzikanten ingeschakeld zoals bijvoorbeeld een gitarist en iemand die de  synthesizer bespeelt.

Hoewel dit een heel aardige extra is, die prima bij Rik zijn poëzie past, wil ik me hier toch beperken tot zijn poëzie op papier. Rik is al vele jaren lang actief als dichter, in de jaren ’80 van de vorige eeuw genoot hij al bekendheid als popdichter. Zijn werk is nog steeds muzikaal en zijn gedichten liggen dicht tegen de meer muzikale vormen van poëzie aan zoals rap en liedkunst. De bundel is in feite in drieën opgedeeld (of in vieren zoals je wilt als je de cd als het vierde deel wil zien).  Drie hoofdstukken met de titels ‘Bij eb en vloed’,  ‘In de waterwei’ en ‘Van Parijs naar het ritme van Rap, Rock en Jazz’.

In de gedichten uit het eerste hoofdstuk lees ik steeds een soort onderhuidse waarschuwing, een achterdocht ten opzichte van het leven en de medemens met wel steeds een klein lichtpuntje, maar de teneur is er één van loslaten, vergeten en aanvaarden.  “als de zon maan is geworden / zijn er geen wolken om onder te schuilen’  en ‘de cel dat wordt jouw huis / met de kat, de rat en de muis / dat gebeurt met een ieder / die denkt een mens te zijn’ . Maar dan is daar toch de muziek die licht schijnt in de poëzie van Rik. Een zomerdans, een jazzy nachtegaal en ‘streelzachte klanken / van afgestreepte pianotoetsen’. Uiteindelijk wordt dit hoofdstuk toch weer in een overpeinzing afgesloten in het gedicht dat zijn titel leende aan dit hoofdstuk ‘wat geschreven wordt / gaat aan de tijd voorbij’.

In het hoofdstuk ‘In de waterwei’ lijkt er ineens een andere Rik aanwezig met gedichten die verhalen over de reizen die hij maakte, de plaatsen die hij bezocht: Ibiza, Kaapverdië, Lissabon, Cuba, Berlijn, Fatima. De gedichten in dit deel ademen een liefde voor de natuur, de omgeving en de mensen die de dichter ontmoet. Stuk voor stuk verhalende gedichten over plaatsen waar de dichter heel graag was, en ook in deze gedichten komt de muziek regelmatig terug. Veel zingen maar ook fluiten en dansen. Boven de gedichten staat een klein kaartje van het land met de plaatsaanduiding waar het gedicht plaatsvindt en onder de gedichten een verklaring van de ‘vreemde’ woorden die gebruikt zijn, wat ik heel charmant vind.

Het derde hoofdstuk ‘Van Parijs naar het ritme van Rap, Rock en Jazz’ 1983 – 2017′ zijn losse gedichten waar ik niet meteen een gezamenlijkheid in kan vinden of het moet het ‘popgedicht’ zijn. Gedichten waarin een heel duidelijke muzikaliteit en ritme zit. Over grote steden (deze gedichten zijn echt anders van opzet dan de gedichten over de steden in het hoofdstuk hiervoor) over reizen, mode en jazz. Ik vermoed dan ook dat de keuze op deze gedichten is gevallen (uit 34 jaar oeuvre) door hun vorm en muzikaliteit. In ieder geval doen ze de dichter Rik van Boeckel eer aan. In de verschillende hoofdstukken (en de cd) toont van Boeckel zich een veelzijdig, nieuwsgierig dichter, met oog voor detail en liefde voor zijn omgeving en de muziek.

.

De dagen voorbij

.

De dagen gevangen in twee gedachten

de liefde een waterval van erotiek

de reis een lichtzinnig avontuur

dwars door het rood en geel

van de tulpenvelden

.

torpedo’s van geluk

legden weken van verdriet

in een symbiotisch bed

.

jij zei dat mijn ogen

een gedicht konden liplezen

.