Categorie archief: Literaire kunst
Compoëzie
Greta Monach
.
Greta Monach (1928 – 2018) is het pseudoniem van dichter en fluitist Greta Vermeulen. Ze studeerde Nederlands in Leiden en dwarsfluit aan het conservatorium in Den Haag. Monachs belangstelling voor poëzie, met name voor de experimentele klankpoëzie, kreeg een impuls toen zij in Utrecht ging werken aan het Instituut voor Sonologie, dat zich ontwikkeld heeft tot een vermaarde muziekstudio voor experimentele, op elektronica geschoeide muziek. Er wordt wetenschappelijk onderzoek verricht naar klankverschijnselen en de wijze waarop menselijke zintuigen daarop reageren.
In 1973 is Greta Monach een van de 16 uitverkoren dichters die door de Amerikaanse taalkundige en klankpoëziepionier Richard Bailey werd uitgenodigd om een bijdrage te leveren aan zijn in kleine kring bekende bloemlezing Computer Poems. In datzelfde jaar verschijnt ook Monachs bundel ‘Compoëzie’. Naast klankpoëzie bevat deze bundel een verantwoording van haar auditieve, visuele en atonale poëzie.
Het is een boek van ongeveer 20 bladzijden. Greta Monach geeft hierin uitleg over hoe en waarom ze poëzie met behulp van een computer genereert. Daarnaast bevat het boek een flink aantal voorbeelden van deze poëzie. Het boek is vrijwel niet meer te krijgen. Gelukkig stelde Oote Oote de inhoud van dit bijzondere boek digitaal beschikbaar op hun website in 2020.
.
Büchmania Magazine
Boudewijn Büch
.
Het tijdschrift Büchmania Magazine is een tijdschrift dat jaarlijks wordt gepubliceerd door het Boudewijn Büch Gezelschap Büchmania dat werd opgericht in 2002. Ieder jaar sindsdien verschijnt er een speciaal magazine dat lieert aan Boudewijn Büch (1948 – 2002), zijn werk en zijn passies, in een oplage van 180 stuks. In elk nummer dus aandacht voor de vele onderwerpen waar Büch zich mee bezig hield maar ook voor het persoonlijk en schrijversleven van Büch.
In nummer 18 van 2021 (die van 2022 is er nog niet, het nieuwe nummer verschijnt meestal op de eerste zaterdag van oktober) staat een aardig artikel over de poëzie van Büch. In 1976 verscheen de eerste zelfstandige publicatie van Boudewijn Büch, de poëziebundel getiteld ‘Nogal droevige liedjes voor de kleine Gijs’. Het jaar ervoor waren nog enkele gedichten van hem opgenomen in het literair tijdschrift Maatstaf die de opmaat waren voor deze bundel.
De Poëzie van Büch is onconventioneel; hij maakt veelvuldig gebruik van eindrijm, terwijl de gedichten qua strofebouw en metrum zich eerder als vrije versvorm laten omschrijven. De dood speelt in de bundel een belangrijke rol, het komt maar liefst 34 maal voor in de 65 gedichten. Dat Boudewijn Büch gebiologeerd was door de dood blijkt ook in zijn volgende dichtbundel ‘De taal als blauw’ (en ook uit zijn roman ‘De kleine blonde dood’ bijvoorbeeld). In ‘De taal als blauw staat het gedicht dat ik voor vandaag heb uitgekozen. Het gedicht kent geen titel.
Al met al is Büchmania Magazine voor de fans van deze bijzondere man, een plezier om te lezen. De vele aspecten van het leven van Büch komen allemaal aan de beurt en geven een mooi beeld van de veelzijdigheid van de schrijver, presentator, verzamelaar en bibliomaan.
.
Huil mijn lied
in eenzaamheid
vernietig vader, jongens
en haar majesteit
.
schenk taal als suïcide
.
o onrecht
zo solide
met steeds meer
straf verzwaard
.
ik hou van jou
.
dood alleen die
dit verjaart.
.
Dickinson en van Strijtem
Lezing over Emily Dickinson
.
Ik herinner mij een bezoek aan een museum in Nottingham waar ik bij de ingang kleine (A6) zelfgemaakt mini tijdschriftjes tegen kwam. Die mini magazines waren later de aanleiding en inspiratie voor MUGzine, het leukste en meest eigenwijze mini poëziemagazine van Nederland en Vlaanderen. Op één van die kleine Engelse periodiekjes was een beroemde foto in zwart/wit van Emily Dickinson afgedrukt. Op de voorkant van elk deeltje stond zij. De maker van dit tijdschriftje was kennelijk een groot bewonderaar van de Amerikaanse dichter Dickinson.
Emily Dickinson (1830 – 1866) is het onderwerp van een lezing van bewonderaar Ivo van Strijtem in de Poëzieweek. Op donderdag 27 januari zal hij in de bibliotheek van Zwijndrecht (Binnenplein1 aldaar) in Vlaanderen tussen 19.00 en 21.00 een lezing geven over “Deze schuchtere én koppige vrouw uit Massachusetts. Ze schreef zo onnoemelijk verrassend, hartstochtelijk én beheerst, intiem én wereldomvattend over leven, liefde en dood. Beschut door de eenzaamheid maakte ze de poëzie onaantastbaar.” Meer informatie over deze lezing en hoe je je kan aanmelden vind je hier.
Geen bericht over de Poëzieweek zonder gedicht dus daarom van Dickinson een gedicht dat het thema van deze Poëzieweek raakt, gepubliceerd in ‘Youth’s Companion’ in 1898.
.
Were nature mortal lady
.
Were nature mortal lady
Who had so little time
To pack her trunk and order
The great exchange of clime –
.
How rapid, how momentous –
What exigencies were –
But nature will be ready
And have an hour to spare.
.
To make some trifle fairer
That was too fair before –
Enchanting by remaining,
And by departure more.
.
Controversiële diersoort
Recensie
.
Wanneer ik een poëziebundel krijgt toegestuurd om daarover te schrijven, dan verheug ik me op het lezen, het proberen te doorgronden, het analyseren van dat was is geschreven, het bekijken van de presentatie van de bundel en hoe een en ander in elkaar is gezet en opgemaakt. Tegelijkertijd hou ik van vele vormen van poëzie, van de rafelranden van wat nog als poëzie wordt gezien, van de mix tussen kunst en poëzie.
Ik schrijf dit omdat de bundel ‘Controversiële diersoort’ van uitgeverij Opwenteling eigenlijk aan al deze zaken voldoet. Als ik op de website van de uitgeverij de Opwentelmanifesten lees word ik al blij. Dit is een uitgeverij die tegendraads durft te zijn, die non-conformistisch en speels is. De vraag is dan vervolgens; is deze nieuwe bundel dit ook?
Laat ik met de uitvoering en de vormgeving beginnen. De omslag is meteen een weerslag van de inhoud, speels. ietwat chaotisch (lijkt het) maar met op de kaft de bijdragende dichters allemaal genoemd. Bekende en wat minder bekende namen. Op de achterflap een gedicht dat door de vormgeving grotendeels onleesbaar is gemaakt. Gelukkig staat voor de aandachtige lezer op driekwart van het gedicht ‘zie blz. 85’ waar het gedicht, weliswaar als onderdeel van de collageachtige paginaopmaak, te lezen is.
En dat brengt me meteen bij de inhoud. Wanneer je zoals ik, de bundel van de uitgeverij krijgt toegestuurd, zit daar een begeleidende brief bij. In deze brief wordt gesproken van een ‘vreemdfragmentarische bundel, omdat vreemdfragmentarische tijden hierom vragen’. Okay, die voorsprong heb ik maar kun je als lezer ook uit de voeten met de bundel?
Auteursnamen die wel op de omslag prijken ontbreken bij de gedichten in de bundel. Daar komt nog bij dat Arnoud Rigter en Sieger Baljon, de samenstellers van deze bundel, gedichten van de verschillende dichters, verknipt en in delen weer aan elkaar geplakt hebben. Dit geeft, zo zal je begrijpen, een nogal bevreemdend en verwarrend effect. Want wat lees ik? Waar kijk ik naar.
Opnieuw door de brief die ik van de uitgeverij kreeg, weet ik dat de gedichten van gevestigde auteurs onderling worden verknipt en tot een nieuw geheel gemaakt. Pagina’s van bestaande bundels zijn ingescand en als zodanig opgenomen. En waarom? Om de vruchtbaarheid van grilligheid te onderzoeken, om bloeddorst in de vorm van een dekhengst en omdat de mens een controversiële diersoort is. Als je de Opwentelmanifesten van de uitgeverij hebt gelezen komt dit alles je helemaal niet vreemd voor, mij niet in ieder geval.
De opmaak van de pagina’s is misschien op het eerste oog rommelig, de schaduwranden van het kopieerapparaat zijn gewoon opgenomen, evenals de snijranden van de opgeknipte gedichten. Je zou je hieraan kunnen storen maar omdat dit een experimentele bundel is, zo lees ik het tenminste, past dit juist weer heel goed bij de visie die de samenstellers hadden. En de samenvoeging van delen van gedichten bij elkaar leidt tot een bijzondere leeservaring; door de opmaak weet je dat je van een deel van een gedicht van de ene dichter overgaat naar een deel van een gedicht van een andere dichter. Op deze manier wordt (een nieuwe vorm van) poëzie gemaakt die er nog niet was. Het doet me soms denken aan stiftgedichten waar je delen van een tekst zwart maakt waardoor er iets nieuws ontstaat, alleen is dat hier niet met de stift gedaan maar met de schaar.
Wat ik ook bewonderenswaardig vind is dat de dichters, toch niet de eerste de beste, toestemming hebben gegeven om hun gedichten zonder naamsvermelding en op deze manier gepubliceerd te zien. Tel daarbij op de in stukken geknipte en fragmentarisch aaneengevoegde gedichten van Jonathan Griffioen, Daniël Vis en Maarten van der Graaff, en je hebt een moedige bloemlezing van een eigenwijze uitgeverij.
Wat ik verder bijzonder vind is het gegeven, dat ik door de begeleidende brief wat meer informatie ontvang, die de lezer moet ontberen maar dat na lezing (of vooraf als je de bundel eerst hebt doorgebladerd) de informatie krijgt hoe de bundel te lezen, waar welke gedichten van welke dichter staan en hoe de samenstellingen gelezen kunnen worden (welk deel van welke dichter is). Dat geeft deze bijzondere, experimentele en controversiële bundel ineens weer een stuk leesbaarheid en herkenning terug.
De bundel bestaat uit 5 hoofdstukken waarvan de meeste gedichten bevatten in zijn geheel. Weliswaar zonder dichtersnaam bij het gedicht maar na hoofdstuk 5 zijn daar de inhoudsopgavepagina’s en daar ligt de sleutel verborgen voor wie toch wil weten welk gedicht van welke dichter is.
Ik realiseer me dat dit bovenstaande vooral gaat over gebruik, indeling, en complexiteit van het lezen van de bundel gaat. Gelukkig is veel poëzie opgenomen in zijn geheel van dichters als Anouk Smies, Radna Fabias, Asha Karami, Roelog ten Napel, Guido Utermark en nog een aantal dichters uit het fonds van De Opwenteling.
De laatste zin uit de bundel van dichter Jo-An Westerveld zegt denk ik genoeg: Wij waren meestal de keurige mensen die je niet zag op de hoek van je straat maar daar stoppen wij nu mee.
Ik heb genoten van het lezen van de gedichten, van het uitvinden en uitzoeken van de ‘gebruiksaanwijzing’ van de bundel, van de op het eerste oog onsamenhangende samenstellingen, de collageachtige vorm, het ruwe, ongepolijste van de vormgeving. De uitgevers van deze bundel verdienen een pluim. Op deze manier poëzie uitgeven refereert aan stromingen en tijden dat er (nog) geëxperimenteerd werd met poëzie, dat vorm soms boven inhoud ging, dat je moeite moest doen om te begrijpen en dat je, juist daardoor, een bundel extra ging waarderen.
Voor wie wel van een uitdaging houdt, voor wie poëzie ook zoeken mag zijn maar vooral voor wie oprecht van mooie poëzie kan genieten is deze bundel bedoeld. Ik ben daar een van.
Uit het rijke aanbod in deze bundel koos ik het gedicht ‘Sonnet XXII’ van Roelof ten Napel dat eerder verscheen in ‘In het vlees’ uit 2020.
Sonnet XXII
.
soms, gepijnigd, wanneer ik aan je denk
maar je niet werkelijk voel
dan mis ik je – alsof het genoeg is
niet meer goed te weten wie je was
om te geloven
dat ik met je leven kan, leven kon,
,
alsof het genoeg is een wond te vergeten
om hem te doen helen –
alsof je me, met andere woorden,
niet steeds herinnert aan wie je was, voordat je
vertrok –
.
soms, pijngod, die mij mijn woede gaf, denk ik
verlangend aan je terug, voordat ik je bitter weer
doodbijt, fijnkauw, doorslik en verteer
.
alles is
App van Spinvis en International Silence
.
Regelmatig verschijnen er apps die over poëzie gaan of zijdelings met poëzie te maken hebben. Daarnaast komen er ook nog steeds apps bij die voor de poëzieliefhebber een meerwaarde kunnen hebben door hun vorm en inhoud. De app ‘alles is’ is daar een voorbeeld van. Spinvis en International Silence (die ik ken van hun project ‘Wolk’, een app met augmented reality poëzie die voor bibliotheken is ontwikkeld waaronder mijn bibliotheek https://digitalliterature.uvt.nl/wolk-poezie-in-augmented-reality/) is er nu een nieuwe app ‘alles is’.
Deze app bevat een augmented reality mini concert met vijf songs in exclusieve uitvoeringen, om te bekijken en te beluisteren waar en wanneer je dat zelf wilt. Of zoals de makers Erik de jong, Saartje van Camp, Twan Janssen en Johannes Verwoerd zelf zeggen: Een concert op afstand, maar ook heel dichtbij. Omdat alles wat ons nu gescheiden houdt ons eigenlijk nog meer verbindt met elkaar en met alles wat er is.
Terwijl Spinvis (Erik de Jong) en cellist/zangeres Saartje Van Camp vijf nummers spelen, zeilen alledaagse voorwerpen (bestek, citroenen, tandenborstels, poëzieplaatjes, koortsthermometers, doosjes valium) door de ruimte van je eigen kamer (of in mijn geval door mijn tuin).
Ga die app vooral bekijken, zeer de moeite waard. En als opwarmertje hier een songtekst van Spinvis ‘Hallo, maandag’.
.
Hallo, Maandag
.
Hallo halte, hallo flat
Hallo namen bij de bel
Hallo kamer, hallo bed
Hallo daar, kom maar met de rest
Beelden van een kampioen
En dan een pretpark en een vrouw die iets verkoopt
Ik weet niet wat
En dan een kind dat niemand wou
Oud en dom, maar alles went
En boven maandag is het grijs
Denk ook voor jou, waar je ook bent
Mensen komen, mensen gaan
Wat is gezegd, wordt altijd waar
Wat is geweest, heeft nooit bestaan
Hallo maandag, hallo mij
Hallo uitzicht, hallo tijd
Draag mijn kleren, neem mijn hart
Welkom weemoed, welkom storm
Hallo schaduw op de grond
Van wat wat nog moet, en zal
En alles wat nog komt
Er wordt een huisraad op gehaald
Tienduizend folders op de mat
Van de dunne man, die met zijn hond
Vaak op het winkelcentrum zat
Je wordt hier dagelijks gemist
Je wordt hier dagelijks verwacht
Je brieven worden goed bewaard
Gelezen wat er niet in staat
Er schuiven geesten door de gang
En wat ik verder ook probeer
Het wordt niet minder, alleen maar meer
Steeds meer sterren op mijn huid
Steeds meer beelden in een uur
En steeds meer stappen naar de muur
Hallo maandag, hallo mij
Hallo uitzicht, hallo tijd
Draag mijn kleren, neem mijn hart
Welkom weemoed, welkom storm
Hallo schaduw op de grond
Van wat wat nog moet, en zal, en nog komt
Hallo maandag, hallo mij
Hallo uitzicht, hallo tijd
Draag mijn kleren, neem mijn hart
Welkom weemoed, welkom storm
Hallo schaduw op de grond
Van wat wat nog moet, en zal, en alles wat nog komt
De minnebrief
M. Mok
.
Omdat troost ook gevonden kan worden in iets moois als de liefde, in het heden of in het verleden, koos ik het light verse gedicht van M. Mok (1907 – 1989) uit de bundel ‘De lichte muze’ een Bruna pocket uit 1956.
.
De minnebrief
.
Een juffrouw, met de voornaam Loes,
vond in het stadsarchief van Goes
een brief, die door de aanvangswoorden
‘Mijn lieve Loes’ haar rust verstoorde.
.
Met rozenkleurtjes op haar wangen
las zij welk smartelijk verlangen
des schrijvers ziel, met name Joop
bij Loesjes oogopslag bekroop.
.
Door wederliefde zeer verward,
sloot zij het briefje aan haar hart
en daar is het sindsdien gebleven,
drie eeuwen na te zijn geschreven.
.
Van kop tot teen
Van kop tot teen met Charlotte Van den Broeck en Jeroen Dera
.
In 2018 schreef ik een enthousiaste en positieve recensie van het boek ‘Woorden temmen’ van Kila van der Starre en Babette Zijlstra https://woutervanheiningen.wordpress.com/2018/05/09/woorden-temmen/ . Omdat het zo’n geweldig lees- en doe-boek is. Ik schreef toen onder andere: “Dit is het boek dat elke docent Nederlands in zijn of haar kast zou moeten hebben staan. Als je de jeugd bekend wil maken met poëzie op een speelse, verrassende, intelligente en moderne manier dan hoef je alleen maar de voorbeelden uit dit boek te volgen.” Woorden waar ik nog steeds achter sta. En nu is er dan een tweede deel van Woorden temmen van dichter Charlotte Van den Broeck (1991) en literatuurwetenschapper Jeroen Dera (1986).
Van den Broeck en Dera zijn ervan overtuigd dat je poëzie niet alleen met je hoofd, maar met je hele lichaam leest, met al je zintuigen en sensaties. Dat lichamelijke hebben ze heel letterlijk genomen: ieder gedicht in hun poëzie-doe-boek is gekoppeld aan een lichaamsdeel. Zo hoort ‘Graag verlossing’ van Gerda Blees bij de ogen, ‘de rivier’ van Lucebert bij de tong, ‘rib’ van Radna Fabias bij de rib en ‘Als het je overkomt’ van Marieke Lucas Rijneveld bij de knie. Aan de hand van inspirerende lees-, denk-, doe- en schrijfinvalshoeken ga je op poëtische avontuur.
bovenste deel van mijn hoofd
wordt weggenomen, weet ik
dat het poëzie is’
Emily Dickinson
Charlotte Van den Broeck en Jeroen Dera presenteren hun nieuwe bundel
Op vrijdag 11 september a.s. vindt om 16.00 uur bij boekhandel Donner in Rotterdam de boekpresentatie plaats van de nieuwe bundel van Charlotte Van den Broeck en Jeroen Dera.
Miriam Piters, neerlandicus en voormalig bestuurslid van Stichting Poetry International, zal dichter-performer Charlotte Van den Broek en literatuurwetenschapper Jeroen Dera interviewen ter gelegenheid van hun nieuwe boek. Tevens aanwezig is literatuurwetenschapper Kila van der Starre, een van de schrijvers van de eerste bundel in de reeks woorden temmen: 24 uur in het licht van Kila&Babsie.
Interview: 16.15-16.45 uur
Gelegenheid tot stellen van vragen-signeren boeken: 16.45-17.00 uur
Borrel: 17.00-18.00 uur (o.v.)