Site-archief

Het wordt ochtend in de stad

Willem Wilmink

.

Iedereen die in de stad woont, zoals ik, zal in het gedicht ‘Het wordt ochtend in de stad’ van Willem Wilmink dingen herkennen. Het langzaam opstarten van de stad, de eerste lampen die gaan branden, getoeter, kantoren met achter de ramen de schoonmakers voordat deze weer worden ingenomen door hordes kantoorbeambten, de geboorte van een nieuwe dag. Ik herken ze allemaal op één na.

Willem Wilmink (1936-2003) schrijft in de vijfde strofe ‘en ook hier zijn geen vogels meer te horen / behalve twee minuten op de vierde mei’. Ik herken de stilte op 4 mei zeker en het geluid van de vogels die de stilte verbreken maar ook op alle andere dagen hoor ik vogels. De stad leeft en niet alleen door de mensen die haar bewonen of werkzaam zijn in de kantoren en gebouwen van de stad. Ook vogels leven in de stad. Bij mij zeker, maar ik woon dan ook redelijk dichtbij een bos(je).

Het gedicht ‘Het wordt ochtend in de stad’ nam ik uit de bundel ‘De stad’ Een bloemlezing door C. Buddingh’ uit 1981. Oorspronkelijk verscheen het gedicht van Wilmink in de bundel ‘Voor een naakt iemand’ uit 1977. Het gedicht werd in 1972 door Herman van Veen op muziek gezet.

.

Het wordt ochtend in de stad

.

Licht gaat branden achter sommige gordijnen
hier en daar een mens op straat ietwat verwaaid
rokershoest weerklinkt alom lantarens kwijnen
als er hier een haan was had-ie al gekraaid.
.
Mensen overwegen om in bed te blijven
zien er toch maar weer vanaf uit goed fatsoen
en een oude man wordt wakker met een stijve
maar heeft niemand om een vluggertje mee te doen.
.
Ergens laat zich al de helse toeter horen
van een matineuze heer in het verkeer
achter grote gele vensters van kantoren
zijn de werksters met hun emmers in de weer.
.
En wie in zijn diepste nachtelijke dromen
is gezworen naar de bron van zijn bestaan
mag zo dadelijk weer op het matje komen
aangezien hij een vergissing heeft begaan.
.
Net als vroeger is er weer een dag geboren
maar de jaren van verwondering zijn voorbij
en ook zijn er hier geen vogels meer te horen
behalve twee minuten op de vierde mei.
.
Ach, het leven nam ons allen op de korrel
en de dood genaakt met klapperend gebit
wij verlangen naar het uur dat de eerste borrel
goed en wel weer achter onze kiezen zit.

.

De werkelijkheid

David Muiderman

.

In 2007 werd Harry Zevenbergen (1964-2022) de eerste en tot nu toe enige stadsdichter van Den Haag. Een van de opdrachten die hij mee kreeg was om poëzie op verschillende manieren in de stad op te laten duiken. Hij organiseerde de Stadsdichterskrant, de junior stadsdichter (die zijn toenmalige vrouw Diann van Faassen inmiddels nieuw leven in heeft geblazen), Guerillapoëzie en een poëtische wandeling tijdens het Uitfestival.

Maar hij organiseerde ook ‘Dichter op locatie’. Vijf dichters kregen de opdracht om een week lang te verblijven op een locatie naar keuze in de stad. De ervaringen van deze dichters werden vastgelegd in een dagboek met foto’s en gedichten getiteld ‘Met beide voeten in de modder’. In de eerste editie van 2008 (in 2009 zou een vervolg komen met bijbehorend dagboek) waren dit de dichters Jeroen de Vos, Gilles Boeuf, Jet Crielaard, Anne-Tjerk Mante en David Muiderman.

Deze laatste dichter, David Muiderman (1972) verbleef een week op de Haagse markt, de grootste markt van Nederland en een van de grootste onoverdekte markten van Europa waar mensen uit alle windstreken hun boodschappen doen. Uit zijn verslag van deze week komt het gedicht ‘De werkelijkheid’.

.

De werkelijkheid

.

Als in alle vroegte de mens

Als een bloem te slapen ligt

Alleen de dichter nog zijn hart verliest

Trekken de eerste voertuigen

Ten volle gevuld met fruit en derivaten

Als muizen uit hun huizen

.

Lichtvoetig betreden zij de straten

Bewegen op de muren

Als de schaduw van een kater

In de richting van het marktplein

.

Vlak voor de nacht is afgelopen

De dag is aangekleed

De kelen met koffie en teer gesmeerd

De appels één voor één op tafel uitgespreid

De bloemen uit hun knop getrokken

Blaast de dichter zijn hart uit

.

 

Vervallen stad

Hagar Peeters

.

De regelmatige lezer van dit blog weet dat ik veel en vaak over Rotterdam en haar dichters schrijf. Niet vreemds aan, ik ben bij twee stichtingen actief (Poëziestichting Ongehoord! en De Zoek naar Schittering) gevestigd in Rotterdam en in 2014 was de eerste bundel die ik met MUGbooks op papier uitgaf ‘Wij dragen Rotterdam’ een initiatief van de Rotterdamse dichters Mark Boninsegna, Daniël Dee en Marco Martens. Daarnaast organiseer(de) ik jarenlang met poëziestichting Ongehoord! poëziepodia in Rotterdam.

Toch wil dat niet zeggen dat ik alleen maar over de havenstad en haar dichters schrijf, integendeel, vele dichters uit alle hoeken en gaten van Nederland (en daarbuiten) zijn mij lief. En wanneer er dichtbundels verschijnen met poëzie over een stad of regio dan besteed ik daar graag aandacht aan. Dus ook aan Amsterdam.

In 2001 verscheen bij 521 uitgevers de bundel ‘Amsterdam’ de stad in gedichten, ingeleid door Guus Luijters. Een aardige bundel met gedichten van dichters door de tijden heen die over Amsterdam hebben gedicht. Heel anders dan ‘Wij dragen Rotterdam’, daarin staan hedendaagse dichters die de stem en de poëzie van Rotterdam van nu vertegenwoordigen,

Desalniettemin valt er veel moois te lezen in deze bundel. Zoals het gedicht ‘Vervallen stad’ van Hagar Peeters (1972) uit haar bundel ‘Genoeg gedicht over de liefde vandaag’ uit 1999.

.

Vervallen stad

.

Zijn plichtsbesef fluistert hem in:

de plank ontbeert het brood vandaag.

Vraag het de knopjes. Maak hen tot kegels.

Sla uit blaadjes harde munt vandaag.

.

Hij, koopman op de Albert Cuyp

–  zijn vader was marktventer

zijn grootvader was het en zijn

overgrootvader & Co. evenzo.

Vele stambomen ver groeide het loof

onder hun handen vandaan –

hij weet als geen ander

.

van de uitheemse rot, mot en bergamot

waarin het Waterlooplein zijn

afdankertjes uithangt,

van de door naaldbossen omzoomde

terrasjesoase op het Nieuwmarktplein,

van het bloedmooi bloemenrood welken daarachter,

in het uitzicht van ieders raam.

.

Partij voor de poëzie

Brussel

.

Afgelopen maand was ik tijdens mijn vakantie in Brussel. En daar bezocht ik in de wijk Mutsaard een kringloopwinkel. Voor wie dit blog regelmatig leest is het geen nieuws dat ik daar graag kom. Om verschillende redenen (circulaire economie dus minder afval, interessante boeken en soms (wat oudere) dichtbundels) bezoek ik dit soort winkels in Nederland maar ook, als het kan in het buitenland. Dat ik hier een bericht wijd aan die winkel in Mutsaard in Brussel heeft echter een andere reden. Op een deur naast de ingang van de winkel stond namelijk een gedicht geschreven. Behalve dat ik gek ben op gedichten in de openbare ruimte was dit gedicht ook nog eens geschreven door de  Partij voor de Poëzie of le Parti pour la Poesie (Brussel is tweetalig zoals je ongetwijfeld weet).

De Partij voor de Poëzie werd in mei 2018 opgericht door de dichters Jan Ducheyne (1970) samen met Michaël Vandebril (1972) en Laurence Vielle (1968). Partij Voor De Poëzie heeft één duidelijk doel : ‘meer poëzie, altijd, overal’. De Partij wil de poëzie naar de straat, naar de mensen brengen. Alle gedichten krijgen de titel SIGNAAL en een oplopend nummer. Zeven signalen werden reeds geschreven door ongeveer een vijftigtal verschillende dichters, vier in het Nederlands, twee Franse en één in 13 verschillende talen. 

Het gedicht bij de kringloopwinkel is getiteld ‘Nieuwe Eerste Handen’ en werd in juli 2019 aangebracht.

.

Nieuwe Eerste Handen

.

Laat mij de jouwe zijn,

waar ik vandaan kom heeft geen belang.

We hebben allen ons verhaal.

Soms kun je het zien, als je goed kijkt.

Met het oog van een kenner.

.

Even vaak ben ik simpelweg wat je zoekt

en stel je geen vragen.

Je wilt me, het is liefde op het eerste zicht.

.

Tweede keus zijn is niets voor mij,

je moet me echt willen.

Smaken verschillen, dat weten we allemaal.

Maar trek mij aan,

zie mij staan.

.

Reeds in je kamer hangen, liggen.

Ik ben er klaar voor.

Van ver ben ik gekomen,

of van net om de hoek.

.

Ik ben dat ene boek dat je nog niet las,

die plaat die je al jaren zocht.

Ik ben het winnende lot in jouw loterij.

Zolang niemand anders mij wil,

ben ik vrij, doch niet gratis.

.

Doe dat ietsje meer moeite,

en je vindt mij vandaag nog.

Ik wacht op jouw ogen,

op de eerste naar mij

verlangende handen sinds lang.

.

Kom binnen,

ik heb tijd,

tot jij er bent.

Waarna mijn tijd opnieuw begint.

Bij jou.

.

 

Voor de bakker

Hans Vlek

.

Ik kwam in de bibliotheek van Museum West de bundel ‘Voor de bakker en andere gedichten’ tegen van Hans Vlek (1947-2016). Een bundel uit 1972 toen de tijden nog zoveel anders waren dan nu. In de bundel ‘Voor de bakker en andere gedichten’ staan naast gedichten van Hans Vlek ook ready mades. In een beschrijving van deze bundel uit 1972 op dbnl.org van Aldert Walrecht schrijft hij: “Buddingh’ zegt in zijn Wat je zegt ben je zelf, 1970, dat het vinden van een goede ready made moeilijker is dan het maken van een goed gedicht. Als dit waar is, heeft Hans Vlek het zich af en toe ook wat gemakkelijker gemaakt, want deze bundel staat vol met goede (gemaakte) gedichten, waarbij de dubbele betekenis van allerlei begrippen steeds een grote rol speelt.”

Een voorbeeld van zo’n gedicht is ‘Acid*’, typisch een gedicht uit het tijdsgewricht waarin deze bundel gepubliceerd werd. Acid is een andere naam voor LSD, een hallucinogeen middel dat zorgt voor flinke trips. Het veroorzaakt hallucinaties en dat betekent dat wat je ziet verandert, en heel soms dat je dingen gaat zien die er niet zijn. Ook worden licht en kleuren veel intenser en feller. Iets heel normaals als een witte muur kan ineens heel interessant worden.

Hans Vlek was een bijzondere dichter. Hij debuteerde op 18 jarige leeftijd met de bundel ‘Anatomie voor moordenaars’ en voor zijn derde bundel (de bundel vóór ‘Voor de bakker en andere gedichten’) ‘Een warm hemd voor de winter’ uit 1968 ontving hij de  Reina Prinsen Geerligsprijs en de Jan Campert-prijs. Vanaf dat jaar gaat het in het leven van Hans Vlek minder goed. Zo krijgt hij psychoses en vertrekt hij naar Marokko. Een mooi in memoriam met daarin meer informatie over zijn leven kun je hier lezen.

Uit de bundel ‘Voor de bakker en andere gedichten’ een ready made en het gedicht ‘Acid*’.

.

Acid*

.

Als wij high zijn

kijken mijn ogen

onder je huid je open

lichaam binnen en ik warm

me warmer aan je hart

dat kloppend de kamer vult.

.

We hebben niets te klagen

of te vragen meer. Wat

je maar wilt, het zal gebeuren.

Ik vertel je een verhaal van kleuren

die licht gaan geven als je lacht.

Het paradijs komt onverwacht.

.

Daarboven twee kleuters

op een zwervend bed, door liefde

stralend neergezet, lerend

hoe ik lachen moet en

elke porie wakker houdend

om dit taalloos te beleven.

.

Ik weet wat je denkt en jij

weet het van mij, een gedachte,

samen vrij en zichtbaar in ’t licht.

Er is nu geen gedicht te schrijven:

poëzie voltrokken aan den lijve.

Je vingertoppen vullen me met goud.

.

 

 

 

Liefde

Aad van Stolk en M.C. Escher

.

In het Escher museum in het voormalig paleis van koningin Emma aan het Lange Voorhout in Den Haag, kwam ik een boekje tegen met daarin gedichten van Aad van Stolk (1883-1926) die zij samen uitgaven. Het betreft hier het boekje ‘Flor de Pascua’ (Paasbloem) met 19 houtsneden van Maurits Cornelis Escher (1898-1972) en gedichten dus van Aad van Stolk die naast arts ook beheerder was van de kunstcollectie van zijn grootvader, het museum van Stolk in Haarlem. Het boekje werd gepubliceerd in 1921.  De vrouw van Aad, Jonkvrouwe Sophie van der Does  de Willebois (1883-1961) ontwierp het omslag. Van dit boekje werden 222 exemplaren gedrukt.

Een van de gedichten is getiteld ‘Liefde’ en Escher heeft hierbij een prachtige houtsnede gemakt van een moeder die haar kind de borst geeft, waarschijnlijk zijn dit Fietje (zoals Sophie genoemd werd) en haar zoon Jan. De compositie heeft Escher niet zelf bedacht maar afgekeken van zijn leermeester Samuel Jessurun de Mesquita (1868-1944). De tentoonstelling van beiden (Escher en de Mesquita) is nog tot 1 oktober te bekijken in het Escher museum.

.

  Muse: R.M.M.V.S.

“Liefde”

.

Ik heb een meisje gezien,

Dat was vergeten

Haar talrijk kroost;

Geen spoor meer van een huwelijksketen;

Zij zocht geen troost…

Zij làchte uit haar blank geweten

Dat nimmer was besmet misschien…

.

Maar van haar vorige verblijven

In deze stof,

Bleef slechts d’essentie in haar ziel beklijven;

Den dood zij lof!

.

Die slaakte alle “toebehooren”

En ’t kindje pas herboren

Was aan ’t bekoren.

.

 

 

 

 

Het oog dat vangt

Saskia van Leendert

.

In mijn brievenbus vond ik een alleraardigst boekje met de titel ‘het oog dat vangt’. Ik wist dat het ging komen want dichter Saskia van Leendert had contact met me opgenomen over dit bundeltje met gedichten en (kunst) fotografie van fotograaf Ineke van Middelkoop. In april van dit jaar vond in de Stevenskerk in Nijmegen de achtste editie plaats van de Kunstraffinaderij, een multidisciplinair kunstspektakel waarbij zo’n 70 kunstenaars, de meeste uit de regio, nieuw werk presenteerden.

Het Poëziecentrum Nederland, gevestigd in Nijmegen, heeft speciaal voor deze editie een aantal dichters gevraagd te reageren op het werk van een kunstenaar naar keuze. Ik vind dit soort multidisciplinaire projecten altijd erg interessant. Zo werd ik in 2009 gevraagd door kunstenaar Nancy Demeester om in gedichten te reageren op haar kunstwerken die in de tentoonstelling Godenspijs in taal en teken in Ieper werden getoond. En dit jaar ben ik verbonden aan het project Raamwerk | Dichtwerk waar 20 dichters gedichten gaan schrijven bij 20 kunstwerken op ramen in Rotterdam bij de NE studio’s.

Maar terug naar ‘het oog dat vangt’. Zoals gezegd betreft het hier 10 kunstzinnige foto’s en 10 daarbij geschreven gedichten van Saskia van Leendert. Saskia van Leendert (1972) is dichter, therapeut en mindfulness trainer. Haar gedichten werden gepubliceerd in diverse tijdschriften en bloemlezingen en ze won een aantal poëzieprijzen onder andere in Nieuwegein en Zeist. Na de bundels  ‘Hoe zij mij leest’ (2009), ‘Een doodgewone donderdag’ (2012) en ‘Restwarmte’ (2021) is er dus nu nieuw werk.

In ‘het oog dat vangt’ associeert van Leendert in haar gedichten op de kunstfoto’s van Van Middelkoop. Deze foto’s van vormen, kleuren en structuren zijn op twee na ‘Sea and bulbfields’ en ‘Ooypolder hoog water’ niet echt te duiden. Het is bij deze acht foto’s aan de fantasie en creativiteit van de dichter wat zij erin ziet. Dat kan zijn een vertaling van het getoonde zoals in het gedicht ‘variaties van verval’ of een interpretatie zoals in het gedicht ‘Uggianaqtuq’ wat in het Inuit zoveel betekent als ‘onverwacht of op een onbekende manier gedragen’ meestal gebruikt om het weer te duiden.

Een aantal gedichten gaan over landschappen maar het gedicht waarbij een landschap is te zien op de foto ‘Warming-up’ bij de foto ‘Ooypolder hoog water’ gaat dan weer over overleven en klimaatverandering. Zoals gezegd is het een kleurrijk, mooi uitgegeven bundeltje dat ik met plezier gelezen en bekeken heb.

.

Warming-up

.

Vooruitzien is heersen over de tijd

die komen gaat, als het moet

jarenlang tegen de stroming in.

.

Op een dag zoek je met droge lippen

naar land en je rotsvaste geloof vertelt je

dat ergens in het water het wijken begint.

.

Tot die tijd bouw je een ark

die bij vloed blijft drijven.

.

Onvast land

Michael Vandebril

.

In 2012 debuteerde de Vlaamse dichter Michaël Vandebril (1972) met de poëziebundel ‘Het vertrek van Maeterlinck’ waarvoor hij de Herman de Coninck Debuutprijs kreeg en een nominatie voor de C. Buddingh’-prijs. In 2014 schreef hij een jaar lang ‘achterafgedichten’ voor het dagblad De Morgen. Zijn poëzie werd in acht talen vertaald. In 2016 verscheen zijn tweede bundel ‘New Romantics’ en in 2021 zijn vooralsnog laatste bundel ‘Op de weg van Appia’. Ook maakt hij deel uit van het Europese poëzieplatform Versopolis, een Europees platform voor jonge en opkomende Europese dichters.

Ik schafte pas geleden zijn bundel ‘New Romantics’ aan, een bundel vol verraderlijke, bedwelmende gedichten die de geest ademt van romantische dichters als Gilliams, Rilke en Baudelaire en die tegelijkertijd verwijst naar de hypnotiserende new wave en synthpop uit eind jaren zeventig en begin jaren tachtig, zo lees ik op de achterflap. Als ik het omslag bekijk heb ik meteen een idee, ABC, Jean Michel Jarre, OMD, Ultravox, Blancmange, Culture Club, mijn LP verzameling kent al deze namen. In de bundel vele verwijzingen naar deze periode (de opdracht voorin is van Visage uit ‘Fade To Grey’ hear the notes from a distant song.

Uit deze intrigerende en ook herkenbare bundel (muzikaal gezien) een gedicht dat niet meteen aansluit bij deze stroming maar meer neigt naar de romantische dichters uit eind 18e en begin 19e eeuw stammen.

.

Onvast land

.

er welt een wereld in de krul van je lippen

waar geen kaart me naartoe leiden kan

de zee loopt leeg naar dit onvast land

waar kinderen en dieren verdrinken

ik lig erbij als een leeggespoelde schelp

en wacht tot de klokken luiden en ze luiden

helder en hard de echo’s van je hart

dat opent als een lotusbloem blad voor blad

kwade tongen verstommen in dit droomland

waar geluk een engel is die je vraagt

kan je mijn borsten voelen als ik je omhels?

veel meer dan dat (geschrapte regels)

.

Autistisch gedicht

Jan Geerts

.

Uitgeverij P uit Leuven geeft al 30 jaar poëzie uit. Zij begeven zich op het gebied van nieuw talent, voor gevestigde waarden en buitenlandse coryfeeën die hun Nederlandse stem vonden. Naast deze hedendaagse kring van vooraanstaanden vergeet Uitgeverij P ook de grote klassieke roergangers van de poëzie niet, in bijzondere tweetalige edities.

In de loop van de jaren heb ik al verschillende bundels van deze sympathieke uitgeverij gelezen en gerecenseerd (Jana Arns, Peter J. Brouwer) en schreef ik vaker over dichters uit het fonds van uitgeverij P (Marleen De Crée, Charles Ducal, Yerna Van Den Driessche, Hubert van Herreweghen, Willy Spillebeen). Momenteel lees ik ‘De schaduw van Morandi’ van Antoon Van den Braembussche waar ik later deze maand een recensie over ga schrijven.

Ik heb heel veel respect voor uitgeverijen die zich volledig op poëzie richten. Het uitgeven van boeken is al; geen eenvoudige opgaaf en het uitgeven van poëzie biedt nog enige andere uitdagingen, maar uitgeverij P doet dit dus al; dertig jaar en timmert nog steeds goed aan de weg.

In een van hun laatste uitgaven van 2022, de bundel ‘Hoe er dan iets helders ontstaat’ van de dichter Jan Geerts las ik een gedicht dat me op de een of andere manier maar niet los wilde laten.De Vlaming Jan Geerts (1972) is schrijfdocent en dichter. Hij publiceerde gedichten in diverse literaire tijdschriften (Het liegend konijn, The Low Countries, Poëziekrant, Gierik & NVT). Hij debuteerde in 2004 met de verrassende bundel ‘Tijdverdriet en andere seizoenen’. Daarop volgden ‘Een volle maan met onze handen ernaast’ (2005) ‘De n van iemand’ (2008), Zwerfsteen’ (2008) , ‘Dat het blijft duren’ (2017) en nu dus ‘Hoe er dan iets helders ontstaat’.

In deze laatste bundel zoals ik hierboven als schreef, het gedicht ‘Autistisch gedicht’. Op de flap voorin de bundel staat te lezen dat het hier een aantal van de prachtigste liefdesgedichten die in onze taal geschreven zijn betreft. Ik heb gezocht naar de betekenis van de titel. Ik denk dat de kwetsbare lijn tussen er zijn voor de ander en er niet (steeds) zijn, het verschil tussen weten en merken door Jan Geerts hier (inderdaad) prachtig is verwoord. Het gedicht is opgedragen aan Kato, die zal het zeker begrijpen.

.

Autistisch liefdesgedicht

                                                        voor Kato

.

Van alle mensen

maar vooral van jou

was ik liever alleen

.

tel jij dus maar voor twee

en heb me nodig

want ik kan dat niet

.

kom niet te dicht

mijn huid is dus

en jij doet zo zeer

.

maar blijf bij mij

want zonder jou

ben je er niet

.

noem me niet

met de woorden

die de liefde gebruikt

.

want woorden

zoals hartendief

en voor altijd

.

die betekenen

te veel en maken

mij ziek

.

zie me dus graag

maar doe het

niet

.

Schaamteloos!

Han G. Hoekstra

.

In tijden van oorlog en ellende is er altijd de liefde. Soms schaamteloos ervaren en bezongen door dichter Han. G. Hoekstra (1906-1988). Hoekstra was dichter, journalist en redacteur die ook veel gedichten voor kinderen schreef. Kort na de oorlog was hij een van de vernieuwers van de Nederlandse jeugdliteratuur. Vele wat oudere lezers zullen de naam Hoekstra wel kennen. Hij was samen met Annie M.G. Schmidt de vernieuwer van jeugdpoëzie na de tweede wereldoorlog. Hij is wat minder bekend geworden dan Annie M.G. Schmidt en ook als dichter voor volwassenen werd hij ingehaald door de Vijftigers in vernieuwing.

Toch was zijn werk van grote kwaliteit. Hij ontving niet voor niets in 1972 de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre. Ik wil hier graag een liefdesgedicht van zijn hand delen dat verscheen in ‘Verzamelde gedichten’ in 1972 getiteld ‘Schaamteloos’. Dat ik dit gedicht koos heeft meerdere redenen. Allereerst omdat het zo heerlijk herkenbaar is, maar ook om haar muzikale en poëtische kwaliteit en als laatste om de laatste strofe waarin Hoekstra woorden geeft aan een dilemma dat veel mensen zullen herkennen.

.

Schaamteloos

.

Ik kan mij maar niet schamen,

omdat ik bij haar lig:

bij haar, mijn lief met name,

dat kreunt en koestert zich.

.

Ik kan alleen beamen,

dat ik niets wil of wens

dan samen zijn, en samen

binnen haar kamergrens.

.

De wereld vecht en vecht,

en raast buiten de ramen.

Ik lig hier naakt en slecht

en kan mij maar niet schamen.

.