Site-archief

De dingen

Hans Arp

.

In het Kunstmuseum (het voormalige Gemeentemuseum) in Den Haag is een kleine tentoonstelling gewijd aan Hans (Jean) Arp (1886-1966). Arp was een Duits-Frans beeldhouwer, schilder en dichter. Hij speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de moderne kunst en was een van de voormannen van de dada-beweging. Ook was Arp actief als sieraadontwerper.

Taal vormt een essentieel onderdeel van de artistieke praktijk van Hans Arp, voor hem was alles poëzie. Arp wordt wel gezien als voorloper van de concrete poëzie (een moderne poëzievorm waarin gevoelens of gedachten niet op de gewone talige wijze worden uitgedrukt, maar door een bijzondere klank- of grafische vorm te creëren). Arp produceerde enkele van de eerste voorbeelden van gedichten waarbij de rangschikking van de tekst even belangrijk was als de betekenis van de woorden.

Hans Arp was drietalig (hij sprak Frans, Dyuits en Elzassisch, een variant op de Hoog Duitse taal). Hij negeerde de elementaire interpunctieregels en gebruikte vaak kleine letters, wat vooral lastig is in het Duits (zo worden alle zelfstandige naamwoorden in het Duits met een hoofdletter geschreven).

In 1965 schreef Arp het gedicht ‘De dingen / Die Dinge / The things’. In het kunstmuseum zijn verschillende gedichten van Arp te lezen in meerdere talen. Ook zijn een aantal beelden van hem te bekijken.

.

De dingen

die we levenloze dingen noemen

zijn helemaal niet levenloos.

Vaak wrijven ze zich

voldaan in de handen

en lachen ze

in hun vuistje

omdat ze het geluk hebben

geen mens te zijn

.

Die Dinge

die wir leblose Dingen nennen

sind gar nicht leblos.

Oft reiben sie

Sich vergnügt die Hände

und lachen sich eins

ins Fäustchen

dass sie das Glück haben

keine Menschen zu sein

.

The things

we call lifeless

are not lifeless at all.

They often rub

their hands wit glee

and laugh up

their sleeves

for joy at

not being human

.

 

 

 

Gewoon jezelf zijn

Edith Sitwell

.

In de kunsthal in Rotterdam is momenteel een tentoonstelling te zien van Tim Walker (fashion fotograaf). Bij deze tentoonstelling hing een bordje met informatie over een aantal foto’s waarin  Tilda Swinton (actrice) een ver familielid van Edith Sitwell, de rol van dichter voor haar rekening neemt. De dichter Dame Edith Sitwell (1887-1964) had een opvallend persoonlijke smaak en stijl. Ze was heel fotogeniek maar vooral heel extravagant als verschijning (en dat werd steeds sterker naarmate ze ouder werd). Haar flamboyante garderobe bestond uit loshangende gewaden van brokaat, fluwelen mantels, tulbanden, gouden schoenen en grote kleurrijke ringen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Walker een ode wilde brengen aan deze dichter . Van Sitwell is de uitspraak “Waarom zou je niet jezelf zijn?”.

Sitwell stamde uit een excentrieke, puissant rijke, oude aristocratische familie en bracht haar jeugd door op het imposante landgoed van haar ouders Renishaw Hall. Ze had twee jongere broers,  Osbert en Sacheverell, die beide later ook schrijver zouden worden. In 1913 publiceerde Sitwell haar eerste gedichten, in de Daily Mirror en in 1915 verscheen haar eerste poëziebundel, ‘The Mother and Other Poems’. Tussen 1916 en 1921 gaf ze een avantgardistische bloemlezing uit, ‘Wheels’, samen met haar twee broers en Rootham, met wie ze de dichtersclub „De Sitwells“ vormde.

De vroege poëzie van Sitwell vertoont duidelijk invloeden van het Franse surrealisme uit die tijd. In feite was Sitwell er bewust op uit om haar publiek en de critici te provoceren. Tussen 1915 en 1930 werd Sitwells opstelling minder agressief en kregen de natuur, bloemen en dieren de overhand in haar poëzie. Tijdens de tweede wereldoorlog schreef ze naar aanleiding van de luchtaanvallen op Londen, gedichten als ‘Still falls the rain’ dat door Benjamin Britten op muziek gezet zou worden. Hieronder een gedicht van Sitwell uit de periode 1915-1930.

.

The Lady With The Sewing-Machine
Across the fields as green as spinach,
Cropped as close as Time to Greenwich,Stands a high house; if at all,
Spring comes like a Paisley shawl —Patternings meticulous
And youthfully ridiculous.In each room the yellow sun
Shakes like a canary, runOn run, roulade, and watery trill —
Yellow, meaningless, and shrill.

Face as white as any clock’s,
Cased in parsley-dark curled locks —

All day long you sit and sew,
Stitch life down for fear it grow,

Stitch life down for fear we guess
At the hidden ugliness.

Dusty voice that throbs with heat,
Hoping with your steel-thin beat

To put stitches in my mind,
Make it tidy, make it kind,

You shall not: I’ll keep it free
Though you turn earth, sky and sea

To a patchwork quilt to keep
Your mind snug and warm in sleep!

.

Plee poëzie

Sulabh internationaal museum van het toilet

.

Via een berichtje op @8fact op instagram (een account dat allerlei wetenschappelijke feitjes deelt) las ik dat er in India in New Delhi een museum van toiletten is dat niet alleen een historisch overzicht biedt van toiletten door de eeuwen heen maar dat ook een tentoonstelling heeft van bijzondere toiletgedichten. Wanneer ik zo’n bericht lees sla ik gelijk aan en ga ik op zoek. Via de website van het museum kwam ik op de pagina waar een E-book  wordt aangeboden over het museum en de collectie.

In dat E-book vond ik voorbeelden van ‘plee poëzie’ door de eeuwen heen. Zo schreven de dichter Chirkin (1797- 1832 India), Eustrog de Beaulieu (1495 – 1552 Frankrijk), Gilles Corrozal (Frankrijk), Piron ( 1689 – 1773 Frankrijk) en Jonathan Swift ( 1667 – 1745 Engeland) over de menselijke manier van de behoefte doen. Hier een aantal voorbeelden van Gilles Corrozal:

.

Recess of great comfort

Whether it is situated

In the fileds or in the city

Recess in which no one dare enter

Except for cleaning his stomach

Recess of great dignity

.

Of van de erotische dichter Eustrog de Beaulieu:

.

When the cherries become ripe

Many black soils of strange shapes

Will breed for many days and nights

Then will mature and become products

Of various colours and breaths

.

De Franse dichter Piron noemde uitwerpselen ‘koninklijke nachtolie’, en hoewel verbannen door de academische gemeenschap dichtte hij:

.

What am I seeing Oh God!

It is night soil

What a wonderful substance it is

It is excreted by

the greatest of all Kings

Its odour speaks of majesty

.

De Indiase Urdu dichter Chirkin tenslotte schreef:

.

The asset which I will earn

now will all be invested in Toilet.

This time when I vist your home

I will never ‘pee’ there.

.

 

 

Op ’t duin

100 duingedichten en 100 duingezichten

.

In 2016 namen Helmi Goudswaard, Nicolaas Matsier en Boudewijn Bakker het initiatief tot een bloemlezing van honderd duingedichten. Naast de 100 duingedichten zouden daarin 100 duingezichten moeten komen. Samen met het boek werd door het Haags Historisch Museum een tentoonstelling samengesteld met duingezichten. In de bundel staan dus 100 gedichten van Nederlandse en Vlaamse dichters en dito kunstenaars met werk dat de duinen als thema heeft. Hoewel geen catalogus in de letterlijke zin van het woord kon deze bundel wel als zodanig beschouwd worden bij de tentoonstelling destijds. Poetry International tenslotte wijde een presentatie aan nog levende duindichters dat jaar.

De gedichten zijn van dichters uit alle tijden en ook de kunstwerken zijn van stromingen van vroeger en nu, van werken uit de middeleeuwen tot moderne kunst van nu. De bundel is daarom in vele opzichten een aanwinst voor mijn boekenkast. Uit de bundel koos ik een gedicht van Willem Jan Otten (1951) met daarbij een ets van Aat Veldhoen (1934 – 2018) getiteld ‘Brokstukken van bunkers op het strand bij Bergen aan Zee’.

.

Een zandstraal; wind in de rug,

ergens tussen de badweg en Het Hon

het strand een aftelrijm van palen.

.

Waar de zee nog dun is als een pink

rollen strandlopertjes als biljartballen

over het laken van het water,

overrompeld door zeeschuim.

.

En waar het duin verzandt

ontstaan om wrakhout, flessen, banden,

nieuwe duinen, niet hoger dan mijn hiel,

.

en tussen duin en water:  wij,

onze stappen ongeteld, het is de wind

die ons doet lopen.

.

Trojaanse gedachten

Guislain

.

Enige jaren geleden was ik voor het eerst in Gent in Museum Dr. Guislain. Dit museum is gewijd aan de psychiatrie in België en is gehuisvest op het terrein van de oudste psychiatrische inrichting in België die nog steeds als zodanig in gebruik is. Het museum is een cultureel ijkpunt met betrekking tot de geschiedenis van en actuele discussies over psychiatrie en geestelijke gezondheid, zorg, en kunst en waanzin.

Wat me vooral heel erg goed is bijgebleven van mijn bezoek is de tentoonstelling van de geschiedenis van de psychiatrie in het museum. De zeer indringende foto’s van patiënten van 100 jaar geleden, de zalen met bedden en de machines voor schriktherapie (elektroshocktherapie). Ik moest hieraan terugdenken toen ik in de bundel ‘Trojaanse gedachten’ van de in Warschau geboren dichter Alicja Gescinska (1981) het gedicht ‘Guislain’ las dat overduidelijk over deze instelling en zijn historie is geschreven.

Ik kreeg de bundel cadeau bij de laatste editie van het poëzietijdschrift Awater (ik heb een abonnement waarbij je steeds de clubkeuze cadeau krijgt). Grappig genoeg had ik pas daarvoor de recensie op Meander van Wim Platvoet gelezen die niet onverdeeld positief was. Zet dat af tegen het ‘clubkeuze’ maken en eens te meer blijkt dat over smaak wel degelijk te twisten is.

Omdat ik het gedicht ‘Guislain’ herkenbaar vond, het me deed terugdenken aan mijn bezoek aan het museum, wil ik het hier met jullie delen en ik kan een bezoek aan het museum zeer aanbevelen.

.

Guislain

.

Op het bed ligt een vrouw die aan vroeger denken doet.

De slaap woekert tegen de opgang van gedachten, eindelijk.

De kraan wordt even stil gedraaid, ook ik durf weer te ademen.

Nog hier en daar een woord dat valt, alles in haar nieuwe taal.

Verdwaalde intervallen van begrip is waar ik het mee moet doen.

De rest vervluchtigt, zinkt weg tussen de plooien van het matras.

Een verpleegster komt langs, stelt gerust, mij meer dan haar:

Geduldig zijn, neuroleptica vragen tijd, witte pillen van hoop.

Even later zijn we weer alleen, wat woorden strompelen uit haar.

Morgen zal het beter gaan, morgen spreekt ze weer mensentaal.

Een wankele zekerheid, in haar kamer zonder deurslot,

Even hermetisch open als de gangen in haar hoofd.

Haar helderheid loopt voortaan aan de leiband.

.

Foto- en Poëzieproject

Stad Genk

.

Afgelopen maand was in het stadhuis en de bibliotheek van Genk (België) de tentoonstelling te zien van het foto- en poëzieproject voor Genkse senioren. Het thema van deze editie was klimaatverandering en, zoals ze zelf stellen, “werd dit onderwerp vastgelegd vooraleer verschillende rivieren na enorme regenval delen van Wallonië kolkend overspoelden”.

Deze veertiende jaargang van het foto- en poëzieproject leverde een verzameling van beelden en gedichten op over klimaatverandering. Alles samen stuurden 36 Genkenaren 160 foto’s en twaalf gedichten in. Een zeskoppige jury haalde er de pakkendste inzendingen uit en balde die tot een tijdloze aanklacht tegen klimaatonverschilligheid. Een van de twaalf gedichten die werden ingezonden is van Lina Gabrielli en is getiteld ‘Ons klimaat laat niemand koud’. Voor alle foto’s en gedichten kijk je hier.

..

Ons klimaat laat niemand koud

.

Verbonden door de trillingen van het universum,

wordt de mensheid wakker geschud.

Moeder aarde schenkt ons een cocktail

aan gebeurtenissen, kantelpunt is bereikt,

we bekennen schuld.

Zonder angst, woede, komen we in actie,

veranderen onze wereld.

Moeder aarde verbindt alle zielen.

Ze vergeeft en omarmt ons teder, liefdevol.

Blijft leven schenken, eeuwigdurende symbiose

van leven en dood zal blijven plaatsvinden,

indien we in verbinding blijven

met de trillingen van het universum.

 

 

                                                                                                                                                      Foto: Lydia Szymczak

Sansibar

Meret Oppenheim

.

Een paar weken geleden was ik in Den Bosch in het Design Museum, waar een tentoonstelling was van het werk van Meret Oppenheim (1913 – 1985). Deze Duitse schilder, beeldhouwer en objectkunstenaar wordt met haar werk gerekend tot de kunststromingen surrealisme en dada. Ze wordt gezien als de eerste vrouwelijke surrealistische kunstenaar. In 1932 kwam zij in aanraking met met Alberto Giacometti en Jean Arp, die zo onder de indruk waren van haar werk dat ze haar uitnodigde te exposeren tijdens de Salon des Indépendants van 1933 met de surrealisten. Zo maakte ze kennis met André Breton, Marcel Duchamp en Max Ernst. Ze kreeg al snel de bijnaam ‘de muze van de surrealisten’.

Haar bekendste werk is ‘Le Déjeuner en fourrure’ uit 1936. Deze sculptuur bestaat uit een kop-en-schotel met een lepeltje, welke voorwerpen door de kunstenares werden ingepakt in bont, hiertoe geïnspireerd door Pablo Picasso en Dora Maar, die haar in bont gepakte armband bewonderden en informeerden of zij dat ook met een kop-en-schotel kon doen. Ze maakte ‘Le Déjeuner en fourrure’ in Parijs en het getoond tijdens de tentoonstelling ‘Fantastic Art, Dada, Surrealism’ in New York. Sindsdien maakt het deel uit van de collectie van het Museum of Modern Art (MoMA) in New York.

Wat me vooral deed besluiten deze tentoonstelling te bezoeken (ik kende haar naam niet) was dat ik in de aankondiging las dat ze ook dichter was. Nu heb ik al eens over Dali geschreven als dichter https://woutervanheiningen.wordpress.com/2021/03/10/de-poezie-van-dali/ een andere surrealistische kunstenaar die ook gedichten schreef en daardoor was mijn interesse gewekt. Van Oppenheim hangt het werk ‘Sansibar’ Gedichte und Serigraphien uit 1981 in de tentoonstelling. Hoewel in het Duits kon ik het ongrijpbare wat surrealisme toch kenmerkt, er uit halen.

De tentoonstelling in het Design Museum ‘für dich – wider dich’ is nog tot 5 september te zien.

.

 

Wat groeit boven ons hoofd

Gedicht bij kunst

.

In het Scheveningse museum Muzee is nog tot 11 juli de tentoonstelling ‘Achter gesloten deuren’ te zien. Kunstenaars van Art & Jazz tonen met de gloednieuwe tentoonstelling ‘Achter gesloten deuren’, kunstwerken die gemaakt zijn tijdens de eerste moeilijke maanden van de coronacrisis.

Bij deze kunstwerken zijn door een aantal dichters, waaronder ikzelf, gedichten geschreven. Vorige zomer werd ik door dichter Marije Hendrikx gevraagd om ook een gedicht bij een kunstwerk te schrijven. Mijn bijdrage is getiteld ‘Wat groeit boven ons hoofd’ en ik schreef het bij een drietal schilderijen van kunstenaar Els van Asten getiteld ‘Wolken in tijden van Corona’. Muzee is te vinden aan de Neptunusstraat 90-92 in Den Haag (Scheveningen).

Hieronder de drie schilderijen van Els van Asten en mijn gedicht gefotografeerd door Hoss Wilstra.

.
Wat groeit boven ons hoofd
.
Een wolk heeft geen ziel, geen mond om mee te praten,
toont slechts verwantschap door haar vorm; grillig uniek.
.
Er is geen reden om aan te nemen
dat deze zichtbare verzameling
– al dan niet onderkoelde-
waterdruppels of ijskristallen,
hoofd boven onze hoofden
weet hebben of bewust zijn van wat
ons dreef tot stilstand en overdenking.
.
Slechts weerkundigen en meteorologen menen een
lach te herkennen; helder, schoner, optimistischer.
.

Visuele poëzie

Warren Lehrer

.

De Amerikaanse schrijver en ontwerper/kunstenaar Warren Lehrer (1955) staat vooral bekend om zijn zeer visuele boeken en multimediaprojecten. Hij kreeg bekendheid in de jaren tachtig en negentig vanwege zijn pogingen om de vorm van gedachten en spraak vast te leggen op de gedrukte pagina in zijn boeken en performance-partituren die worden gekenmerkt door polyvalente (veelzijdige) verhalen en expressionistische typografie. 

In november 2019 ontving Lehrer de Lifetime Achievement Ladislav Sutner-prijs in Tsjechië. voor ‘zijn baanbrekende werk op het gebied van visuele literatuur en vormgeving’. De jaarlijkse onderscheiding, genoemd naar de Tsjechisch-Amerikaanse designpionier, erkent individuele kunstenaars uit de hele wereld die uitmuntende prestaties leveren op het gebied van schone kunsten, met name toegepaste kunst en design.

In 2020 had Lehrer een tentoonstelling in de Center for Book Arts in New York waarin hij zijn benadering van het visualiseren van poëzie en proza ​​in projecten met meerdere vertakkingen door middel van boeken, typografie, animatie en performance weergaf. Uit deze tentoonstelling hier een paar voorbeelden van zijn visuele vorm van poëzie.

.

Tijdelijk gedicht

Adriaan Jaeggi

.

Gedichten in de buitenruimte of ergens binnen in een gebouw kunnen ook een tijdelijk karakter hebben in tegenstelling tot bijvoorbeeld gedichten op buiten- of binnenmuren of op het glas van ramen. Zo stond er in 2014 in de centrale bibliotheek van Den Haag een tentoonstelling van verschillende gedichten van het project ‘Poëzie op pootjes’ op posters https://woutervanheiningen.wordpress.com/2015/01/06/poezie-op-pootjes-2/ .

Blijkbaar was 2014 een goed jaar voor tentoonstellingen van (tijdelijke) gedichten want ook in Amsterdam, op het binnenplein van het Amsterdam Museum, was poëzie te lezen die daar tijdelijk werd tentoongesteld. Hieronder een voorbeeld van een gedicht van (de eerste) stadsdichter van Amsterdam Adriaan Jaeggi (1963 – 2008) getiteld ‘II Toeristisch intermezzo / Gedicht dat op een T-shirt past’.

.

%d bloggers liken dit: