Maandelijks archief: oktober 2018

tegen het vergeten en voor de behoedzaamheid

Een recensie

.

Bij uitgeverij In de Knipscheer is de nieuwe bundel van dichter, schrijver, organisator (Alkmaar Anders, Reuring), redacteur en voorzitter van Meander Alja Spaan verschenen getiteld ‘Tegen het vergeten en voor de behoedzaamheid’. Hoewel de officiële presentatie op 10 november is (in Grand café Koekenbier, daar waar Alja Reuring organiseert, om 16.00 uur) heb ik de bundel al gekregen en gelezen. De bundel heeft weer een titel die typisch is voor het werk van Alja. Zo publiceerde zij eerder ‘De hand de beweging laten maken’ in 2012 en ‘Misschien moet alles eerst op tekening hersteld’ uit 2017. De titel van haar nieuwe bundel is’Tegen het vergeten en de behoedzaamheid’. In de titel alleen herbergt zich de persoon van Alja, hoewel ik vind dat de behoedzaamheid  minder bij haar persoon past. Maar daarover later meer.

De bundel is bijzonder netjes verzorgd met op de binnenflap wat biografische gegevens en op de achterkant een stuk duiding van de bundel. Opnieuw is de bundel opgedragen aan W. en ze bevat 69 gedichten in 4 hoofdstukken met de titels ‘het vergeten’, ‘tegen’, ‘de behoedzaamheid’en ‘voor’. Een selectie van gedichten rond de liefde, die eerder allemaal op haar blog  op https://aljaspaan.nl/ te lezen waren (en zijn).

Ik ken de poëzie van Alja heel goed, al jaren volg ik haar blog, publiceerde samen met haar de bundel ‘Je hebt me gemaakt met je kus’ ook al over de liefde en in elk gedicht herken ik, of denk ik Alja te herkennen. Dat maakt het soms moeilijk voor me om de gedichten te lezen en te interpreteren, omdat ik geneigd ben een gedicht aan een persoon of een gebeurtenis of tijdsvlak te koppelen. Wanneer ik dat loslaat en haar poëzie als woorden en zinnen tot me neem valt op dat Alja een heel zintuiglijk dichter is. In deze bundel zal je geen afstandelijke gedichten vinden, en hoewel redelijk vormvast (de meeste gedichten bestaan uit 14 regels, een paar uit 21 regels) bij Alja geen rijm of vormvastheid in versvormen. Haar gedichten lijken vloeibaar, in één keer opgetekend door de dichter, vanuit haar hoofd en haar hart.

In sommige gedichten herken ik beelden die ze tekent in woorden; de spleten in de houten vloer waarin zich iets verbergt, de (zwarte) jurk, het zweet op haar lichaam. Alja stelt zich in haar poëzie bloot aan de lezer zonder dat je precies te weten komt in welke hoedanigheid of in welke omstandigheid het gedicht zich precies afspeelt. Van de behoedzaamheid in de titel lees ik niet veel terug, hier is een dichter aan het woord die zichzelf de vrije ruimte geeft en gunt.

In de gedichten zijn er herkenningspunten; op een boot, bij haar ouders thuis, in de slaapkamer, maar de hij of de jij/je figuur wisselt van identiteit, dan weer de vader, dan weer de man, de vriend, de minnaar, het loopt door elkaar heen zonder verwarrend te zijn. Of zoals op de achterflap valt te lezen: “De gedichten nemen ons mee op sleeptouw en al lezende genieten we van het ritme, de klanken en de inhoud, om vervolgens ons eigen verhaal er naast te leggen”. En altijd is Alja aanwezig, als verteller, als alwetende beschouwer en regelmatig ook als onderwerp van haar gedicht. Zoals in het gedicht ‘als ik een dier was zou ik bijten en scheurend trekken’.

.

als ik een dier was zou ik bijtend en scheurend trekken

.

Er gebeuren wel ergere dingen. Ruiken hoe de zomer is en

haar niet kunnen vasthouden, voelen hoe

.

teveel kou blijvend in je botten huist, hoe je bewegingen trager

worden naarmate rondom je de geluiden

.

aanzwellen, opzwellen, als een te heet dik lijf in de zon dat sist

en puft en zich onwelvoeglijk draait. Je ziet

.

al haar delen. Ruiken hoe zijn geur het pand verlaat, tergend

langzaam bijna zoals zijn lakens van je

.

afgleden, zijn sporen droogden, zijn haren dood tegen de koele

badkamertegels, hoe zichzelf zijn is binnen die

.

doordringende aanwezigheid van derden. Ruiken hoe het oude

huis binnen deze muren past, haar kunst, haar

.

zweet, haar openheid, haar recept, het wierook van de offeranden

maar haar veiligheid nooit meer te voelen.

.

Zoals ook dit gedicht zich bijna laat lezen als een lange zin met bijzinnen, zo zijn veel van de gedichten in deze bundel opgebouwd. Ik merkte bij het lezen dat ik de tekst voorlas, om de cadans, het ritme van de zinnen beter tot zijn recht te laten komen. Al met al is dit opnieuw een bundel van Alja die zeer de moeite waard is, die uitnodigt om te lezen en te herlezen. Misschien niet een bundel om in één ruk uit te lezen maar zeker een bundel om gedoseerd tot je te nemen.

.

Stella Bergsma

Pieter van Eyck

.

Wanneer ik in het magazine van het Algemeen Dagblad van zaterdag lees dat, bij het lezen van het gedicht ‘De tuinman en de dood’ van Pieter van Eyck (1887 – 1954) uit 1926, Stella Bergsma (1970, frontvrouw van Einstein Barbie, dichter en schrijfster van de roman ‘Pussy album’) “meteen verliefd werd op de taal”, dan ben ik uiteraard meteen nieuwsgierig naar dat gedicht en naar de dichter.

Het gedicht gaat over het gegeven dat aan de dood niet kan worden ontkomen. Het verhaal is al eeuwenoud, in de Babylonische Talmoed kwam het voor, vanuit de middeleeuwen zijn er varianten bekend van Islamitische soefi’s en het heeft zelfs een plek in de vertellingen van duizend-en-één-nacht. In Europa werd het geïntroduceerd  door de Franse schrijver Jean Cocteau in zijn roman ‘Le grand écart’ in 1923. In 1926 dus gevolgd door de publicatie van het gedicht van van Eyck. Ook hierna volgden nog vele versies waaronder in het Engelse taalgebied maar ook in het Nederlands.

Pieter van Eyck was naast dichter, hoogleraar aan de Universiteit Leiden en criticus. Hij ontving in 1947 de Constantijn Huygensprijs voor zijn hele oeuvre.

.

De tuinman en de dood

.

Een Perzisch Edelman:

Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: “Heer, Heer, één ogenblik!

Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.

Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.

Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!” –

Van middag (lang reeds was hij heengespoed)
Heb ik in ’t cederpark de Dood ontmoet.

“Waarom,” zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
“Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?”

Glimlachend antwoordt hij: “Geen dreiging was ‘t,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,

Toen ‘k ’s morgens hier nog stil aan ’t werk zag staan,
Die ‘k ’s avonds halen moest in Ispahaan.”

.

Foto: Linda

Grotesk en sinister

Gabriele d’Annunzio

.

In de loop der tijd zijn er vele dichters geweest die niet helemaal geestelijk gezond, maniakaal of gewoon gek waren. Een belangrijke dichter in deze dubieuze groep was Gabriele d’Annunzio  (1863 – 1938), een Italiaans schrijver, dichter en politicus. Zijn literaire stijl ontwikkelde zich en veranderde geregeld, centraal blijft min of meer de ontwikkeling tot een soort hedonisme zoals dat begin 20e eeuw opleefde. Zijn vroegere werk is lyrisch, ietwat ontremd over het uiten van emoties, waarin naturalisme te herkennen is. Zoals vaker in hedonistische poëzie, komt in zijn latere werk, onder invloed van Friedrich Nietzsche, Arthur Schopenhauer en Richard Wagner, het übermensch-motief centraal te staan. Desalniettemin werd hij als schrijver en dichter bewonderd door Proust en Joyce.  Zijn uit 48 stuks tellende werk verkent het sensuele, brutale, erotische en het bizarre. Onnodig te zeggen dat zijn werken door het Vaticaan werden verboden.

Hoewel hij vernoemd was naar een engel beweerde hij bijvoorbeeld dat hij het vlees van kinderen had gegeten. Hoewel hij slim was (op zijn zestiende kon hij in 6 talen schrijven en spreken) ontwikkelde hij een minachtend oog voor de mensheid. Onder invloed van Nietzsche zag hij zichzelf als een superman ( übermensch) boven de gewone kudde. D’Annunzio ging in 1897 de politiek in, vluchtte in 1910 naar Frankrijk omdat hij grote schulden had en werd tijdens de Eerste Wereldoorlog jachtpiloot. In deze periode ontwikkelde hij zijn nationalistische en proto-fascistische opvattingen. Hij geloofde dat het noodzakelijk was voor Italië om internationaal respect te winnen door de levens jongeren in de strijd op te offeren. Zijn overdreven retoriek, raciale opvattingen en het in zetten van zwarthemden om tegenstanders aan te vallen, waren van grote invloed op Mussolini, die hem later cadeaus, waaronder een vliegtuig en onderdeel van een slagschip, stuurde voor zijn tuin.

Zijn gekste onderneming kwam in 1919, toen hij en zijn aanhangers hun eigen stadstaat op Fiume of Rijeka  (een stad in Kroatië) vestigden nadat de vredesconferentie van Parijs het aan Kroatië had gegeven. D’Annunzio leidde de stad met een bizarre mengeling van fascisme en estheticisme. Hij zette raciaal exclusief beleid en een leiderschapscultus in, terwijl tegelijkertijd muziek werd opgenomen als een fundamenteel onderdeel van de grondwet en de bloemen om zijn bed dagelijks driemaal ververst moesten worden. Hij verwachtte drie keer per dag seks met zijn huishoudster. Er gingen geruchten dat hij ribben had laten verwijderen, zodat hij zichzelf oraal kon bevredigen. Zijn laatste minnaar bleek een Nazi-agent te zijn, die hem mogelijk met gif vermoordde.

Ondanks al deze bizarre ontwikkelingen en uitspraken als: “elke kogel uit onze geweren moet een Sloveen of een Kroaat doden” (1919) nam hij eind 1920 D’Annunzio bezit van een in beslag genomen villa aan het Gardameer, waar hij leefde tot aan zijn dood in 1938. In 1921 werd hij lid van de Académie royale de langue et de littérature françaises de Belgique. In 1924 werd hij geadeld en verkreeg de titel Prins van Montenevoso.

Ondanks al de bizarre wendingen en uitlatingen in zijn leven was D’Annunzio dus ook dichter. Hier een voorbeeld (vertaling Frans van Dooren).

.

(In het maanlicht)

.

O mes van de slinkende maan

dat schittert op ’t eenzame water

o zilveren sikkel, welk oogstveld van dromen

staat wuivend onder jouw tedere licht!

Kortstondige vleugjes van blaren

en zuchtjes van bloemen vervloeien

van ’t bos naar de zee: geen zangen, geen kreten

geen klanken verstoren de oneindige rust.

Bevangen door liefde en behagen

valt ieder die ademt in slaap …

O slinkende sikkel, welke oogstveld van dromen

staat wuivend onder jouw tedere licht!

.

(O falce di luna calante)

.

O falce di luna calante

Che ballisu l’acque deserte.

o falce d’argente, qual messe di sogni

ondeggia al tuo mite chiarore qua giu!

Ancha brevi di foglie

e ospiti di fiori dal bosco

esalano al mare: non canto, non grido

non suono pe ‘l vasto silenzio va

Apresso d’amor, di piacere

i popolde’vivi s’addorme …

O falce calante, qual messe di sogni

endeggia al tuo mite chiarore qua giu!

.

Vrijplaats

Evy van Eynde

.

Voor de laatste keer nu dan toch erotiek op zondag en wel van een door mij zeer gewaardeerd Vlaams dichter Evy van Eynde. Evy ken ik reeds vanaf 2013 toen ze me uitnodigde bij de presentatie van haar bundel en bijbehorende theatervoorstelling ‘Wanneer kom je buiten spelen’. Sinds die tijd volg ik haar, vroeg ik haar te komen voordragen bij Ongehoord! in Rotterdam en lees ik haar website https://evyvaneynde.wordpress.com/ waar ze behalve poëzie ook andere teksten, waaronder sprookjes, met ons deelt. De poëzie van Evy is oprecht, fantasievol, persoonlijk en daarnaast zijn haar zinnen en woorden regelmatig poëtische vondsten zoals je ze graag leest.

Naast al het andere wat Evy doet schrijft ze zo nu en dan ook erotisch getint materiaal zoals het volgende gedicht.

.

Vrijplaats

.

Ik wil ons inniger verschuilen
in die gedachten
bezoedelde ruimte

– de rafelranden van onze nagels
de slaap in onze ogen
het geil in ons lijf –

tussen weloverwogen
doorschijnende verhalen
van rijstpapier en maagdenvlies

waarin we wachten op iets
dat nooit meer rijpen zal

Onbedekt wil ik ons lezen
onder tafel op een feest
louter gezoem

rondom het bonzen
van jouw hart
in mijn keel

.

Arme rijkdom

Hubert Corneliszoon Poot

.

Van mijn broer kreeg ik een alleraardigst bundeltje uit de Libellen-serie, nummer 252 uit 1937, van Hubert Corneliszoon Poot getiteld ‘Bloemlezing uit zijn gedichten’. Ingeleid en samengesteld door Martien Beversluis. Wat ik vooral zo leuk vind aan dit bundeltje is, naast de mooie grafische vormgeving, de afbeelding op de achterkant van een Libelle met daarnaast een motto: Met een boekske in een hoekske en ook Cum Libello in Angello (zoiets als een engel met een boekje).

De dichter Poot (1689 – 1733) is gek genoeg vooral bekend geworden van het grafschrift dat De Schoolmeester (de dichter Gerrit van de Linde, 1808 – 1858) voor Poot schreef: Hier ligt Poot, Hij is dood.  Zijn werk aansluit bij zowel de klassiek georiënteerde poëzie van iemand als Vondel, als bij de gevoelige stemmingspoëzie uit de 18e eeuw.

Ik heb voor het gedicht ‘Arme rijkdom’ gekozen omdat, ondanks dat dit gedicht al een paar eeuwen oud is, nog steeds heel actueel is en waarin geldzucht of hebzucht wordt gehekeld.

.

Arme rijkdom

.

Arme gierigaards, hoe na

zit gij bij uw zilver warmer?

Door uw rijkdom wordt gij armer

met uw schatten groeit uw schâ.

Want die rinkelende banden

houden u (met recht verfoeid)

deerlijk op den hals geboeid.

Dit is ’t goed dier waarde panden

Ai! wordt wijzer toch en houdt

eindlijk op van mijne graven. –

Zijt niet langer rijke slaven,

Gouden vrijheid gaat voor goud!

.

Vreest gij, dat de kerkhofkuilen

zullen steigeren in prijs?

Dat gij dus, bedaagd en grijs,

lust en rust om geld loopt ruilen?

Of denkt g’eens met fijn metaal

’t Straffe sterflot om te koopen?

Cresus zou dat vruchtloos hopen.

Krassus sneuvelde door ’t staal,

daar hem goud ontzet noch Staten.

Schoon de razende fortuin

Iemands geldhoop tot een duin

aan doet groeien…. ’t zal niet baten,

.

als de dood hem, eer hij ’t gist,

voortstuwt, volgens last van boven

uit zijn hoven naar de hoven,

van zijn kisten…. in de kist.

Gaat dan, goudgriffioenen! Zweeft

met uw levendig geraamte.

Al uw goud is rood van schaamte,

nu het zulke meesters heeft.

.

 

Onzijn / Elftal

Versvorm

.

Drs. P. ( 1919 – 2015) was in zijn eentje goed voor heel veel verschillende versvormen die hij in zijn lange leven heeft geïntroduceerd in het Nederlandse literaire landschap. In 1983 kwam hij met de versvorm Onzijn of Elftal. Deze versvorm bestaat uit 3 maal 3 plus 2 regels, het rijmschema is abc bcd cda ee en het metrum is een pentameter (een versregel die bestaat uit vijf versvoeten) maar zoals je in het gedicht hieronder leest is dit een uitgangspunt waaraan ook Drs. P. zich niet altijd even streng hield. De titel van deze versvorm verwijst naar de inhoud en het aantal regels.

.

“Let op, ik zend een bode voor je uit.

Hij zal een weg door de woestijn je banen.

‘Maak nu de paden voor de Heer gereed’”.

.

Jesaia schreef dit om het volk te manen.

Johannes was er klaar voor, slechts gekleed

In camelhaar. Hij at woestijnsprinkhanen

.

En zei: “Wie na mij komt, die staat gereed

Voor negers, blanken en ook indianen.

Hij is de bruidegom. God is de bruid!”

.

Ik doop u vast met water, onbevreesd,

Maar hij doopt u temet met Heil’ge Geest!”

.

Wakker vallen

Recensie

.

Els de Groen ken ik van een optreden bij Ongehoord! in december 2016. Dat Els de Groen nogal wat in haar mars heeft blijkt uit de uitgebreide biografie op haar website http://www.elsdegroen.nl/ . De vele boeken die Els de Groen schreef (voor volwassenen en kinderen) zijn tot nu toe 27 maal vertaald, in 13 talen, en er zijn wereldwijd 1.750.000 exemplaren van verkocht. Centrale thema’s in haar werk zijn onze omgang met macht, vrijheid en verantwoordelijkheid. In de vrijheid van onze keuzes ligt ook de beperking van onze vrijheid besloten.

Nu is haar nieuwe dichtbundel ‘ Wakker vallen’ gepubliceerd bij uitgeverij In de Knipscheer. Ook in deze bundel komen de centrale thema’s uit haar eerdere werk terug maar daarover straks meer. De bundel is mooi uitgegeven, in vele kleuren met illustraties (op 1 na) van Els zelf. Het lettertype van de titels daar ben ik persoonlijk niet zo enthousiast over, die doet wat gedateerd aan. Maar dat er verder veel aandacht aan het uiterlijk van de bundel is geschonken is bewonderendswaardig. Mooie kwaliteit papier, goed formaat, met extra voor en achterflap met informatie. Op de extra flap aan de voorpagina schrijft Els een verklaring van de titel:

Britten en Fransen vallen verliefd, fall in love, tombent amoureux, Nederlanders vallen in slaap. Wakker vallen doet niemand. Waarom eigenlijk niet? Waarom sluiten we vriendschap als we openen bedoelen? Waarom is vogelvrij allerminst vogelveilig? Taal is boeiende materie. Wie woorden kantelt, verandert het perspectief en daarmee zijn kijk op de wereld. Wakker vallen is meer dan een spel met de taal. De vorm tornt aan de inhoud en wakkert je verbeelding aan. Dat is een heilzaam proces.

De inhoud van dit stuk tekst kan ik zeer waarderen maar maakt de bundel deze woorden waar? Dat Els in ‘ Wakker vallen’  met taal speelt is duidelijk maar het blijft wat betreft die ‘kanteling’ toch vooral bij de  voorbeelden zoals ze hierboven noemt. Niet dat dat erg is, haar poëzie is helder, goed leesbaar en beschrijvend zoals in het hoofdstuk ‘ Mensen’ in het gedicht ‘ Deskundige’:

 

Hij krijgt een glaasje water en

dezelfde stoel als gewone gasten

maar wanneer hij plaatsneemt is het op een troon en

houdt hij een rede in

zijn dasspeldmicrofoon.

 

Els achtergrond als Europarlementariër en schrijver en de thema’s waarmee ze zich al jaren bezighoudt komen vooral naar voren in het hoofdstuk ‘ Macht en Onmacht’. Hierin komen het rechtvaardigheidsgevoel en de democratische waarden van Els de Groen duidelijk naar voren in gedichten over recht, politici, solidariteit en staatshoofden. Daarnaast put ze uit eigen ervaring vanuit de reizen die ze maakte in de gedichten over Aleppo, Gaza, Sarajevo en Kaapstad. Maar ook haar woonplaats Nijmegen wordt niet over geslagen.

De gedichten in deze bundel zijn geen doorwrochte gedachten-experimenten, ze zijn niet doorspekt van symboliek en er staan geen vaste of ingewikkelde versvormen in. Ze maakt zo nu en dan gebruik van rijm (eindrijm, binnenrijm) en alliteraties en afbrekingen worden slechts sporadisch gebruikt. Hier is een dichter aan het woord die wat te vertellen heeft, die een boodschap aan de wereld wil sturen en vooral de inhoud laat prevaleren in haar poëzie.

Deze bundel bevat vele kleine schilderijtjes in woorden in gewone taal met hier en daar een twist. Els haar belezenheid en haar woordenrijkdom maken haar poëzie interessant en genietbaar.

Uit deze bundel het gedicht ‘Trump’ dat eerder ook in het literair tijdschrift Extaze verscheen.

.

Trump

.

Ook orkanen krullen hun lippen

als ze vanbinnen koken

en in vuilbekkerij toch hun

mond weer voorbijpraten.

.

Ook orkanen hebben hun ogen

diep in windstille zakken

en zijn blind voor de schade

die hun armen aanrichten.

.

Ook zeeën schikken hun kapsels

op de kop van de wereld

broeierig van gedachten aan geld

als water – smeltwater wordend.

.

Neeltje Maria Min

Een vrouw bezoeken

.

Er zijn Nederlandse dichters, die iedereen kent of waarvan iedereen toch wel eens gehoord heeft maar die niet of nauwelijks in het nieuws komen. En met in het nieuws komen bedoel ik dan op een positieve manier omdat er bijvoorbeeld een nieuwe bundel komt of is, omdat een gedicht of bundel (of de dichter zelf) bekroond is of een prijs heeft gekregen, of omdat deze dichter op een belangrijk podium staat. Zo’n dichter is Neeltje Maria Min. Na haar overdonderende debuut in 1966 met ‘Voor wie ik liefheb wil ik heten’ (waarvan al meer dan 80.000 exemplaren zijn verkocht!) duurde het maar liefst 19 jaar voor er een vervolg volgde ‘Een vrouw bezoeken’ uit 1985. In 1995 verscheen alweer haar laatste poëziebundel ‘Kindsbeen’. Omdat de poëzie van Min zo heel eigen is, zo verfijnd en bijzonder en omdat ik haar bundel uit 1985 weer eens herlas het gedicht zonder titel hieronder van haar hand.

.

Kom heiland, wijze minnaar, blijf.
Voltooi haar. Wees haar toeverlaat
maar slacht haar speelgoedbeesten af.
Ontken haar vrees en strijk haar plooien glad.
Ruk splinters uit haar bleke jeugd en luister
naar wat haar ongeduld beveelt.
Haar kinderlijke drift is niet gespeeld.
Zij zal niet slapen voor zij is gekruisigd.
.

Vuurgedicht

Robert Montgomery

.

Op 21 februari 2013 schreef ik al eerder over de kunstenaar/dichter Robert Montgomery. Toen over zijn Urban Poetry, de billboards met poëzie die hij plaatste in verschillende Engelse steden. De in Schotland geboren Montgomery (1972) is bekend om zijn locatiespecifieke installaties, gemaakt van licht en tekst, evenals zijn ‘vuurgedichten’. Montgomery werkt in een “melancholische post-situationistische” traditie (anti autoritair marxistisch, avant-garde, dada en surrealisme), voornamelijk in de openbare ruimte. Hij wordt beschouwd als een leidende figuur in de conceptuele kunstwereld.

Naast de billboards maakt Montgomery dus ook vuurgedichten. Zoals bijvoorbeeld tijdens een tentoonstelling in Parijs in 2014 in de Jardin des Tuileries. In dit geval zijn de gedichten vergankelijk, wanneer ze uitgebrand zijn blijft er slechts as over.

.

 

Dreamsong 14

John Berryman

.

De Amerikaanse dichter en schrijver John Berryman (1914 -1972) brak met zijn poëzie door in 1956 met ‘Homage to Mistress Bradstreet’, een dramatische monoloog waarin hij zijn bewondering uitspreekt voor Anne Bradstreet (1612 – 1672), ook wel de ‘eerste Amerikaanse dichteres’ genoemd. Berryman begon overigens al veel eerder met het schrijven van poëzie in de jaren dertig van de vorige eeuw. In de jaren veertig publiceerde hij een aantal bundels; ‘Poems’ in 1942 en ‘The Dispossessed’ in 1948 maar die sloegen niet meteen aan bij het grote publiek.

In 1965 won hij de Pulitzerprijs voor de bundel ’77 Dream Songs’. Berryman wordt wel gerekend tot de school van de ‘confessional poetry’. Dit is poëzie van ‘het persoonlijke of het ik’, die autobiografisch is en waarin vaak taboe onderwerpen worden behandeld als seksualiteit, geestesziekte en zelfmoord. Berryman is duidelijk verwant aan Robert Lowell en Anne Sexton. De humor die hij telkens weer door de behandeling van serieuze levensvraagstukken weeft werkt echter relativerend en verfrissend. In ‘500 gedichten die iedereen gelezen moet hebben’ samengesteld door Ilja Leonard Pfeijffer en Gert Jan de Vries, staat het gedicht ‘Dreamsong 14’ in een vertaling van Rob Schouten. Voor de liefhebbers van het originele werk ook het gedicht in het Engels.

.

Dreamsong 14

.

Leven, vrienden, verveelt. Zie je verkeerd

immers de zon straalt en de zee smacht,

wijzelf stralen en smachten

daar komt nog bij dat moeder toen ik klein was zei

(en meer dan eens) ‘Wie zegt dat-ie zich zo

verveelt ontbeert

 

een Innerlijke Bron.’ Nou: ik ontbeer

een innerlijke bron want ik verveel me dood.

Mensen vervelen me,

literatuur verveelt me, vooral grote,

Henry verveelt me, z’n ‘ja doe ik’, ‘zeker’

net zo stierlijk als Achilles

.

die mensenvriend met z’n heldengedoe,

stomvervelend.

De kalme heuvels, gin, allemaal saai gelispel

op een of andere manier

is er een hond met staart en al een eind

de bergen ingehold, de zee, de hemel

met achterlating van: mij, kwispel.

.

Dreamsong 14

.

Life, friends, is boring. We must not say so.
After all, the sky flashes, the great sea yearns,
we ourselves flash and yearn,
and moreover my mother told me as a boy
(repeatingly) ‘Ever to confess you’re bored
means you have no
Inner Resources.’ I conclude now I have no
inner resources, because I am heavy bored.
Peoples bore me,
literature bores me, especially great literature,
Henry bores me, with his plights & gripes
as bad as achilles,
who loves people and valiant art, which bores me.
And the tranquil hills, & gin, look like a drag
and somehow a dog
has taken itself & its tail considerably away
into mountains or sea or sky, leaving
behind: me, wag.

.