Site-archief
Roeien
Anne Sexton
.
Anne Sexton (1928 – 1974) was een belangrijke Amerikaanse dichter die in 1967 de Pulitzerprijs voor Poëzie won met de bundel ‘Live or Die’ uit 1966. Anne Sexton wordt als dichter gerekend tot de ‘confessional poets’, sterk autobiografisch schrijvend, steeds sterk haar vrouwelijke identiteit benadrukkend, met blootlegging van de meest intieme details uit haar leven. In mijn zoektocht naar informatie over haar las ik ergens dat zij ‘een persoon was zonder huid, geen beschermende laag, alleen een massa blootliggende zenuwcellen, ze voelde elke pijn en kon het beschrijven’. In de jaren ’40 van de vorige eeuw was ze een tijdje fotomodel en in de jaren ’50 leed ze aan anorexia en manische depressiviteit. Haar psychiater stimuleerde haar poëzie te gaan schrijven.
Ze volgde workshops aan de Universiteit van Boston bij de dichters John Holmes en Robert Lowell en kreeg haar gedichten gepubliceerd in vooraanstaande tijdschriften als The New Yorker, Harper’s Magazine en Saturday Review. Ze was bevriend met dichters Sylvia Plath en W.D. Snodgrass, die beiden grote invloed hadden op haar werk. Haar bundels hadden in de jaren zestig veel succes.
Na de zelfmoord van Sylvia Plath schreef ze ook steeds vaker over de vraag of dat ook voor haar niet de beste keuze zou zijn. Sexton had vanaf 1956 al meerdere keren een suïcidepoging gedaan. In 1974 pleegde ze uiteindelijk zelfmoord. Sexton zette de thema’s van haar dichtbundels zorgvuldig uiteen. Eén verzameling die ze maakte, werd gepubliceerd na haar dood in 1975 en onderzoekt het thema van haar zoektocht naar God. De titel is ‘The Awful Rowing Toward God’. De poëzie in dit boek voelt, net als de dichter in haar leven, elke pijn in die zoektocht naar God. Sexton deed de laatste controle over de gedichten in dit boek (voor dat ze gepubliceerd werden) op de dag van haar zelfmoord.
In het bijzonder vermakelijke boek ‘Olijven moet je leren lezen’ van Ellen Deckwitz stelt ze dat je het gedicht ‘Rowing’ (en Briar Rose) zeker niet mag missen als je poëzie van Anne Sexton wil lezen. Reden genoeg om ‘Rowing’ het eerste gedicht uit de bundel ‘The Awful Rowing Toward God’ hier met jullie te delen.
In het gedicht volg je de dichter gedurende haar jeugd, volwassenheid, tot op middelbare leeftijd. In elk van deze stadia erkent ze de negatieve kanten in haar leven, maar benadrukt ze ook hoe ze bleef roeien, in de hoop een soort van geluk te bereiken, en hopelijk God, die haar depressie en verdriet in zijn handen kon nemen en het uit haar hart kon verwijderen.
.
Rowing
.
A story, a story!
(Let it go. Let it come.)
I was stamped out like a Plymouth fender
into this world.
First came the crib
with its glacial bars.
Then dolls
and the devotion to their plastic mouths.
Then there was school,
the little straight rows of chairs,
blotting my name over and over,
but undersea all the time,
a stranger whose elbows wouldn’t work.
Then there was life
with its cruel houses
and people who seldom touched-
though touch is all-
but I grew,
like a pig in a trenchcoat I grew,
and then there were many strange apparitions,
the nagging rain, the sun turning into poison
and all of that, saws working through my heart,
but I grew, I grew,
and God was there like an island I had not rowed to,
still ignorant of Him, my arms, and my legs worked,
and I grew, I grew,
I wore rubies and bought tomatoes
and now, in my middle age,
about nineteen in the head I’d say,
I am rowing, I am rowing
though the oarlocks stick and are rusty
and the sea blinks and rolls
like a worried eyebal,
but I am rowing, I am rowing,
though the wind pushes me back
and I know that that island will not be perfect,
it will have the flaws of life,
the absurdities of the dinner table,
but there will be a door
and I will open it
and I will get rid of the rat inside me,
the gnawing pestilential rat.
God will take it with his two hands
and embrace it.
As the African says:
This is my tale which I have told,
if it be sweet, if it be not sweet,
take somewhere else and let some return to me.
This story ends with me still rowing.
.
Dreamsong 14
John Berryman
.
De Amerikaanse dichter en schrijver John Berryman (1914 -1972) brak met zijn poëzie door in 1956 met ‘Homage to Mistress Bradstreet’, een dramatische monoloog waarin hij zijn bewondering uitspreekt voor Anne Bradstreet (1612 – 1672), ook wel de ‘eerste Amerikaanse dichteres’ genoemd. Berryman begon overigens al veel eerder met het schrijven van poëzie in de jaren dertig van de vorige eeuw. In de jaren veertig publiceerde hij een aantal bundels; ‘Poems’ in 1942 en ‘The Dispossessed’ in 1948 maar die sloegen niet meteen aan bij het grote publiek.
In 1965 won hij de Pulitzerprijs voor de bundel ’77 Dream Songs’. Berryman wordt wel gerekend tot de school van de ‘confessional poetry’. Dit is poëzie van ‘het persoonlijke of het ik’, die autobiografisch is en waarin vaak taboe onderwerpen worden behandeld als seksualiteit, geestesziekte en zelfmoord. Berryman is duidelijk verwant aan Robert Lowell en Anne Sexton. De humor die hij telkens weer door de behandeling van serieuze levensvraagstukken weeft werkt echter relativerend en verfrissend. In ‘500 gedichten die iedereen gelezen moet hebben’ samengesteld door Ilja Leonard Pfeijffer en Gert Jan de Vries, staat het gedicht ‘Dreamsong 14’ in een vertaling van Rob Schouten. Voor de liefhebbers van het originele werk ook het gedicht in het Engels.
.
Dreamsong 14
.
Leven, vrienden, verveelt. Zie je verkeerd
immers de zon straalt en de zee smacht,
wijzelf stralen en smachten
daar komt nog bij dat moeder toen ik klein was zei
(en meer dan eens) ‘Wie zegt dat-ie zich zo
verveelt ontbeert
een Innerlijke Bron.’ Nou: ik ontbeer
een innerlijke bron want ik verveel me dood.
Mensen vervelen me,
literatuur verveelt me, vooral grote,
Henry verveelt me, z’n ‘ja doe ik’, ‘zeker’
net zo stierlijk als Achilles
.
die mensenvriend met z’n heldengedoe,
stomvervelend.
De kalme heuvels, gin, allemaal saai gelispel
op een of andere manier
is er een hond met staart en al een eind
de bergen ingehold, de zee, de hemel
met achterlating van: mij, kwispel.
.
Dreamsong 14
.
.
Wij
Een liefdesgedicht
.
Anne Sexton (1928 – 1974) wordt gerekend tot de zogenaamde ‘confessional poets’of de ‘bekentenis dichters’, sterk autobiografisch schrijvend, steeds sterk haar vrouwelijke identiteit benadrukkend, met blootlegging van de meest intieme details uit haar leven, onder het motto ‘poëzie moet pijn doen’. Sexton had geen makkelijk leven, ze leed aan anorexia en manische depressiviteit en haar psychiater raadde haar aan poëzie te gaan schrijven. Haar gedichten werden gepubliceerd in The New Yorker, Harper’s Magazine en Saturday Review.
In 1960 debuteerde ze met de bundel ‘To Bedlam and Part Way Back’ en hierna volgde nog een aantal bundels maar ook postuum verschenen nog 5 boeken na haar overlijden in 1974. Ze was tijdens haar leven heel succesvol met haar poëzie, in 1967 won ze de Pulitzer Prijs voor poëzie. Ze was bevriend met Sylvia Plath en na dat Plath zelfmoord had gepleegd dacht ook Sexton na over zelfmoord en of dat voor haar misschien ook het beste zou zijn (ze had sinds 1956 al een aantal pogingen gedaan). Uiteindelijk deed ze een geslaagde poging in 1974.
Uit de bundel ‘Kreupel hart, gedichten’ het door Katelijne de Vuyst vertaalde liefdesgedichtgedicht ‘Wij’ waarin ze een het proces van een liefde beschrijft.
.
Wij
.
Ik was gehuld in zwart
bont en wit bont en
je kleedde me uit en toen
zette je me in gouden licht
en toen kroonde je me
terwijl achter de deur sneeuw
viel in schuine schichten.
Terwijl een dikke laag sneeuw
als sterren neerdaalde
in kleine calciumdeeltjes,
waren wij in ons lichaam
(de kamer die ons zal begraven)
en was jij in mijn lichaam
(de kamer die ons overleven zal)
en eerst wreef ik je
voeten met een handdoek droog
omdat ik je slavin was
en toen noemde je me prinses
Prinses!
.
O, toen
stond ik op mijn gouden huid
en liet de psalmen achterwege
en liet de kleren achterwege
en jij maakte de breidel los
en jij maakte de teugels los
en ik maakte de knopen los,
de botten, de verwarring,
de ansichten uit New England,
de januarinacht van tien uur ’s avonds,
en we rezen op als koren,
are na are van goud,
en we oogstten,
we oogstten.
.
Poëzie in beweging
Voor scholieren en iedereen die van poëzie houdt
.
Even geleden werd ik op de website http://poezie-in-beweging.nl/ gewezen. Op dat moment heb ik het adres van de website even opgeschreven en vervolgens weer vergeten. Maar zoals vaker kom ik soms papiertjes tegen met (vaak cryptische) zinnen of woorden of in dit geval een adres op internet.
Toen ik de website werd ik meteen enthousiast. Want wat staat er in het welkoms-woord? “De bedoeling van deze vakoverstijgende educatieve poëzie-website is gedichten in de vreemde talen Duits, Engels en Frans zo aantrekkelijk en laagdrempelig mogelijk aan te bieden”.
Ik kan je melden dat de makers van deze website hun belofte volledig nakomen. Op de website staan allerlei rubrieken gevuld met interessante, mooie en leuke voorbeelden van gedichten, vormen poëzie, weetjes, filmpjes, interactieve gedichten, een quiz en ga zo maar door. Voor je het weet ben je uren zoet met het doorbladeren van deze geweldige website.
Hadelinde van der Hoek en Margreet Feenstra zijn terecht trots op hun werk en eigenlijk zou elke middelbare school gebruik moeten maken van de informatie op deze site. Juist ook omdat men zich niet tot Nederlandse gedichten en dichters beperkt maar ook Engels, Duitse en Franse dichters en gedichten behandeld en plaatst.
Uit deze enorme hoeveelheid leuke, interessante en mooie dichters en gedichten heb ik gekozen voor een gedicht van Anne Sexton over New York dat in de rubriek ‘gedichten over landen en steden’ staat.
.
The word made flesh
Literary tattoos
.
Al eerder schreef ik over literaire tatoeages van met name (gedeelten van) gedichten van E.E. Cummings. In de categorie gedichten op vreemde plekken ook al over zinnen en soms hele gedichten, getatoeëerd op de meest vreemde plekken op het lichaam. Pas geleden las mijn collega Wendie een folder over mediawijsheid waarin een boek stond over literaire tatoeages met de titel ‘The word made flesh’ van Eva Talmadge en Justin Taylor. Al eerder schreef ik over dit boek (op 5 april 2013). Omdat wij op scholen bezig zijn met mediawijsheid is het boek aangeschaft. En het is een feest voor het oog, voor liefhebbers van tatoeages, literatuur, poëzie maar vooral voor liefhebbers van de combinatie van deze dingen.
De meest bijzondere tatoeages staan in het boek. Met korte quotes uit literaire meesterwerken, zinnen uit gedichten, volledige gedichten, afbeeldingen met betrekking tot literaire meesterwerken en zelfs een tatoeage van het nummer voor poëzie in de Dewey Decimal System (een bibliotheek ontsluitingssysteem) nummer 811. De flaptekst vermeld:
The Word Made Flesh: Literary Tattoos from Bookworms Worldwide is a guide to the emerging subculture of literary tattoos — a collection of 100 full-color photographs of human skin indelibly adorned with quotations and images from Pynchon to Dickinson to Shakespeare to Plath. Packed with beloved lines of verse, literary portraits, and illustrations — and statements from the bearers on their tattoos’ history and the personal significance of the chosen literary work — The Word Made Flesh is part photo collection, part literary anthology written on skin.
Het book (of de liefhebbers) hebben ook een blog en een Facebookpagina. Op http://tattoolit.com/ vind je nog veel meer mooie en inspirerende voorbeelden en op https://www.facebook.com/pages/The-Word-Made-Flesh-Literary-Tattoos-from-Bookworms-Worldwide/115714261811061?ref=stream vind je de Facebookpagina van het boek.
.
Hieronder twee bijzondere voorbeelden van volledige gedichten in bijzondere vormen:
‘I go back to may 1937’ door Sharon Olds (voor de tekst van dit gedicht verwijs ik je graag naar mijn post van 29 april 2013)
En een orchidee gemaakt van de tekst van het gedicht ‘Dirge without music’ van Edna St. Vincent Millay en ‘Curse against elegies’ door Anne Sexton.