Site-archief

Woorden

Willem de Mérode

.

Over de dichter Willem de Mérode (1887-1939) heb ik eigenlijk nog nooit een blog gewijd. Wel noemde ik zijn naam in een aantal berichten als deze en deze. Willem de Mérode is het pseudoniem van Willem Eduard Keuning. Hij wordt beschouwd als de belangrijkste Nederlandse calvinistische dichter van zijn generatie. Literaire handboeken noemen Willem de Mérode de belangrijkste Nederlandse protestants-christelijke dichter uit de tijd tussen de beide wereldoorlogen. Er zijn meer dan 2300 gedichten van hem bewaard gebleven. Een groot deel daarvan werd tijdens zijn leven gepubliceerd, in literaire tijdschriften en in een lange reeks dichtbundels (37 tijdens zijn relatief korte leven).

In een biografie van de Mérode schrijft zijn biograaf Hans Werkman: “De dichter doorleefde de tragedie van een onmogelijke liefde; hij schreef in de spanning van jongensliefde en een mystieke beleving van christelijk geloof”. De Mérode was namelijk naast diep gelovig ook homoseksueel en hij had puur platonische voorliefde voor jonge jongens. Een combinatie die, zeker in die tijd, geen eenvoudige moet zijn geweest.

Vooral in christelijke, maar ook in homoseksuele kringen vonden zijn gedichten een warm onthaal. Ook daarbuiten werd zijn werk gewaardeerd, door onder meer Menno ter Braak, A. Roland Holst en Simon Vestdijk. Dankzij de eerder genoemde schrijver en dichter Hans Werkman konden de verzamelde gedichten van De Mérode in een tweedelige editie verschijnen.

In de zeer uitgebreide verzamelbundel  ‘Gedichten I-II-III’ uit 1952 (van maar liefst 740 pagina’s), gepubliceerd na zijn overlijden, las ik het gedicht ‘Woorden’ oorspronkelijk verschenen in de bundel ‘ Nalezing’ uit 1938. Nu zijn woorden natuurlijk het middel van de dichter en vele dichters hebben gedichten gewijd aan woorden, maar dit gedicht trof me door haar eenvoud en ik lees er een verwijzing in naar zijn geaardheid en het oordeel van de buitenwereld hier over.

.

Woorden

.

Men weet niet hoe dit is, dat woorden

Toekomen en zij zijn bereid

Om de geruchten die zij hoorden

Daad te doen zijn en werklijkheid.

Zij hebben zich stil volgezogen

Met geur en kleur, contour en klank

En zijn als vogels opgevlogen

En rusten op het vers als bank

En heffen zich ten langen leste

Met licht geworden vleugelslag

En vliegen naar harts verre nesten

En slapen tot een nieuwe dag.

.

Aan een klein meisje

Annie M.G.Schmidt

.

Ons aller Annie M.G. Schmidt (1911-1995) kent iedereen. Als het niet van naam is dan toch zeker van een van haar vele versjes, liedjes, boeken, musicals, toneelstukken of televisiedrama’s. Dat Annie ooit begon als bibliothecaresse ( we hebben beide dezelfde opleiding gedaan, alleen was de naam van de opleiding in haar tijd anders) is minder bekend. Dat ze ook gedichten voor volwassenen schreef is ook minder bekend. Maar de beginzin ‘Ik ben een god in het diepst van mijn gedachten’ van haar gedicht ‘Leeszaal’ zullen veel mensen dan weer wel (her)kennen.

In 1993 verscheen bij uitgeverij Querido de bundel ‘Tot hier toe’ gedichten en liedjes voor toneel, radio en televisie 1938-1985. In deze zeer rijke bundel las ik het gedicht ‘Aan een klein meisje’ en in eerste instantie dacht ik dat dit een van haar vele gedichten voor kinderen was. Maar eigenlijk is dit een gedicht voor kinderen en volwassenen waarin een klein  meisje wordt toegesproken en wordt gewaarschuwd voor de grote mensen wereld waar het allemaal zo leuk niet is. In een aantal observaties wordt de wereld van de volwassenen neergezet op niet mis te verstane wijze. Vooral de fantasie van de kinderwereld lijkt verdwenen in de grote mensen wereld. Op een typische Annie M.G. Schmidt manier spreekt ze zich uit, het ontbreken van de onschuld van een kind in een volwassenen wereld.

Dit gedicht verscheen voor het eerst in de bundel ‘En wat dan nog?’ uit 1950.

.

Aan een klein meisje

.

Dit is het land, waar grote mensen wonen.
Je hoeft er nog niet in: het is er boos.
Er zijn geen feeën meer, er zijn hormonen,
en altijd is er weer wat anders loos.

En in dit land zijn alle avonturen
hetzelfde, van een man en van een vrouw.
En achter elke muur zijn an’dre muren
en nooit een eenhoorn of een bietebauw.

En alle dingen hebben hier twee kanten
en alle teddyberen zijn hier dood.
En boze stukken staan in boze kranten
en dat doen boze mannen voor hun brood.

Een bos is hier alleen maar een boel bomen
en de soldaten zijn niet meer van tin.
Dit is het land waar grote mensen wonen …
Wees maar niet bang. Je hoeft er nog niet in.

.

Seizoenen van het leven

Victor Vroomkoning

.

Afgelopen zondag was ik in Rotterdam tijdens de open atelierroute bij de NE Studio’s op het Noordereiland bij vriendin en kunstenaar Marjoke Schulten op bezoek. Zij had een boek liggen in haar atelier getiteld ‘Seizoenen van het leven’ hedendaags getijden- en pelgrimsboek uitgegeven door Intermedi-art kunstzaken uit 2015. In dit boek dat volgens de initiatiefnemer Theo van Stiphout een hedendaags getijdenboek is zonder de christelijke context, omdat deze beter past bij de moderne mens, zijn verhalen, gedichten en kunstwerken van verschillende schrijvers, dichters en kunstenaars bijeengebracht.

Veel van de namen van schrijvers en dichters zijn bekend (van Rutger Kopland, Rudy Kousbroek, Désanne van Brederode, Jan Douwe Kroeske tot Tommy Wieringa en Jan Terlouw) terwijl veel van de kunstenaars waarschijnlijk minder bekend zijn. Waarschijnlijk staat daarom achterin dit stevige boekwerk, dat in seizoenen en maanden is ingedeeld, informatie over de beeldend kunstenaars en verder geen informatie over de schrijvers en dichters.

Ik heb voor een van de twee gedichten van Victor Vroomkoning (1938) pseudoniem van Walter van de Laar gekozen getiteld ‘Wachten op de nacht’ uit het herfstseizoen in de maand september.

.

Wachten op de nacht

.

Vanmorgen was hij nog een spelend kind

in een tuin vol beelden, vanmiddag een

jongleur met toverballen op een marktplein,

in de schemering een hemellichaam aan een

trapeze zonder net, maar met de avond viel

hij uit zijn luchtig leven in het vlees terug

van een schouwer, de twee handen om zijn

kop gevouwen, overdenkend hoe het kind

dat in hem opkwam zoveel plaats innam.

.

Nu dooft hij langzaam uit, soms is er nog

een glimp van helderheid waarin de wereld

oplicht, een gelaat dat bij een naam past,

bij een ding een ander ding totdat het weten

hem ontvallen zal en er geen dag meer kraait.

.

 

Dichter draagt voor

Avond

.

In zijn periode als Dichter des Vaderlands maakt Ramsey Nasr (1974) een persoonlijke selectie van eenentwintig hoogtepunten uit de Nederlandstalige literatuur. De periode waarin hij zocht was tussen de 14e eeuw (het Egidiuslied) tot nu. Van deze selectie is in 2013 een bundel verschenen met daarin de gedichten met bij elk gedicht een QR code. Helaas werken de QR codes niet meer, wanneer ik er een scan dan krijg ik de melding ‘This campaign has been archived’ maar niet getreurd want de website waar alle gedichten met de bijbehorende filmpjes te zien en te beluisteren zijn doet het nog. Samen met Shariff Nasr, zijn broer maakte hij de filmpjes op Dichter draagt voor.

Uit de bundel koos ik het gedicht van Willem Kloos (1859-1938) getiteld ‘Avond’. Het gedicht is genomen uit de bundel ‘Verzen, definitieve tekst’ uit 1984. Neem vooral een kijkje op de website Dichter draagt voor want de gedichten voorgedragen door Ramsey Nasr en de bijbehorende bijzondere filmpjes zijn zeer de moeite waard.

.

Avond

.

Nauw zichtbaar wiegen op een lichten zucht
De witte bloesems in de scheemring — ziet,
Hoe langs mijn venster nog, met ras gerucht,
Een enkele, al te late vogel vliedt.

.

En ver, daar ginds, die zachtgekleurde lucht
Als perlemoer, waar ied’re tint vervliet
In teêrheid … Rust — o, wondervreemd genucht!
Want alles is bij dag zóó innig niet.

.

Alle geluid, dat nog van verre sprak,
Verstierf — de wind, de wolken, alles gaat
Al zacht en zachter — álles wordt zoo stil…

.

En ik weet niet, hoe thans dit hart, zoo zwak,
Dat al zóó moê is, altijd luider slaat,
Altijd maar luider, en niet rusten wil.

 

De kreeft op de telefoon

With a Poet’s Eye

.

De gemiddelde tijd die een bezoeker aan een kunstgallery besteed aan het kijken naar een kunstwerk is gemiddeld minder dan een minuut. In 1985 wilde de Tate Gallery in Londen daar iets aan doen. Het idee was om een aantal activiteiten en events te organiseren waarbij poëzie aan kunstwerken (van de Tate Gallery) werden gelinkt.

Zo organiseerde men een nationale poëziecompetitie voor kinderen en volwassenen, een serie lunchvoordrachten door dichters en poëzieworkshops voor kinderen en volwassenen. Daarnaast vroeg men een aantal gerenommeerde Engelse dichters gedichten te schrijven bij kunst uit de Tate Gallery.

Dit resulteerde in 1986 tot de publicatie van de prachtige bundel ‘With a Poet’s Eye’ A Tate Gallery Anthology. De gedichten die in opdracht waren gemaakt werden samen met de beste gedichten uit de poëziewedstrijd voor kinderen en volwassenen gebundeld en in de bundel samengebracht met afbeeldingen van de kunstwerken waarbij ze gemaakt waren.

Deze bundel is dus om meerdere redenen een pareltje. Uit de bundel koos ik voor het gedicht van Eleanor Snow bij het kunstwerk ‘Lobster Telephone’ van Salvador Dali (1904-1989) uit 1938. Eleanor Snow (1979) was 6 jaar oud toen ze het gedicht ‘The Lobster on the Telephone’ schreef. Haar gedicht kan zich in absurditeit meten met het kunstwerk van Dali.

.

The Lobster on the Telephone

.

I saw a lobster

Yellowish and orangish

Sitting on a telephone.

And I said

‘Does your mummy know you are here

You naughty lobster?

Did she say yes?

The lobster curled his legs

Tiredly and crossly.

.

Winterzin

H.C. ten Berge

.

Dichter, prozaschrijver, essayist en literair vertaler Hans te Berge (1938) kennen we als de dichter H.C. ten Berge. Ten Berge debuteerde in 1964 met de dichtbundel ‘Poolsneeuw’ waarvoor hij meteen de Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam kreeg  (voor Journaal I, II en XII) . Hij vertaalde werk van onder anderen Ezra Pound.

Voor Ten Berge is dichten een vorm van onderzoek. Hij heeft een grote belangstelling voor natuurvolken als de Inuit en de Azteken. In 1967 richtte hij het tijdschrift Raster op waar hij tot 1997 aan verbonden blijft. Lange tijd was ten Berge de enige redacteur.

Zijn werk is vele malen bekroond, zo ontving hij de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs (1968), de Multatuliprijs (1987), de Constantijn Huygensprijs (1996) en de A. Roland Holst-Penning (2003).

Op de website van Meander las ik het gedicht ‘Winterzin’ uit de bundel ‘Splendor’ uit 2016 van ten Berge in de Meander Klassiekers, geschreven door Hans Puper. Hoewel ik helemaal niet hou van de winter en de titel me dus ook niet aanspreekt (zin in de winter) bleef het gedicht me bij door zijn schoonheid en wil ik het graag hier met jullie delen.

.

Winterzin

Winterzin

Een grijze lucht die urenlang
—–op sneeuwen stond,
zich inhield, schuchter toen
een handvol vlokken zond
als een belofte voor de nacht
waarin je wakend lag
te slapen tot de dageraad
het sneeuwen niet meer tegenhield
en je gonzend van geluk
de dag begon en uit het zolderraam
de eeuwen en de witbestoven akkers
naast de landweg overzag,
—–en er niets was dat die vervoering brak –

.

Dichter over dichter

Het beginsel van stof

.

In de categorie dichters over dichters vandaag een gedicht van de Zuid Afrikaanse dichter Breyten Breytenbach (1939) dat hij schreef voor collega dichter Hans ten Berge (1938). Hans ten Berge is behalve dichter ook prozaschrijver, essayist en vertaler en ook Breytenbach is naast dichter ook schrijver en schilder. In de bundel ‘Het beginsel van stof’ uit 2007 staat een gedicht van Breytenbach voor Hans ten Berge met de titel ’22-12-07′.

.

22-12-07

.

 (voor Hans ten Berge)

winter en blauw

voor het zware hek van de Jardin du Luxembourg

verkoopt een zigeunerin met lange zwarte nagels

dampende kastanjes in puntzakjes

.

kijk omhoog

daar hoog het zilveren vaandel

van de dampstreep achter een straalvliegtuig

kijk omhoog, kijk omhoog

.

in de diepte die de verbeelding

te boven gaat

in het afsterven van de nacht

dieper dan het geboortevlies van de Melkweg

zo’n zevenduizend lichtjaren verwijderd van Urd

waar het glinsterend en galmend is

op de Bergen der Schepping

in het fonkelbeeld Cassiopeia

waar een spiraalkolk van baring

de nevel openbreekt in brokken

om ruim baan te maken onder hun eigen gewicht

om te verschieten          om te gaan schijnen

met de levensgeheimen van kool- en zuurstof in het hart

kijk omhoog, kijk omhoog

onze blauwe zilverige planeet

als een eenzame barensvrucht van ondenkbaarheid

in een wieg van adem

siembamba           siembamba*

in het afsterven van de nacht

waar het glinsterend en galmend is

.

zo ver van de zee

lopen meeuwen met klinkerende nagels

over het bevroren oppervlak

zo dik als een blinde bril

van de vijver in de Jardin du Luxembourg

.

*regel uit een Afrikaans wiegeliedje

.

 

 

Wiegeliedje voor de geliefde

Paul van Ostaijen

.

Over de Nederlands/Vlaamse modernistische, expressionistische, dadaïstische dichter Paul van Ostaijen (1896-1938) schreef ik al vaker. Deze dichter zal altijd voer zijn voor nieuwe stukjes. Zoals vandaag. Op een Vlaamse website over liefdespoëzie kwam ik een mooi liefdesgedicht tegen van Ostaijen, getiteld ‘Wiegeliedje voor de geliefde’ dat hij schreef in 1918.

Vanaf 1916 vormden hij samen met Paul Joostens, Floris en Oscar Jespers en Jef van Hoof het artistieke genootschap ‘Bond Zonder Verzegeld Papier’ met hun eigen uitgeverij ‘Het Sienjaal’ in het landhuis van zijn ouders in Hove. Daar schreef Van Ostaijen zijn eerste gedichten, die later werden opgenomen in zijn eerste dichtbundel zoals Avondlast, Ik heb mijn venster en Stemming. Waarschijnlijk schreef hij in Hove ook het overbekende kinderversje ‘Marc groet ’s morgens de dingen’.

Het ‘Wiegeliedje voor de geliefde’ schreef hij op 29 april 1918 en verscheen in de bundel ‘Het Sienjaal’. Het omslag van deze bundel is van een van de leden van het artistieke genootschap Floris Jespers. Thema’s in ‘Het Sienjaal’ zijn de haat-liefde tot de grote stad, de behoefte aan mensenliefde, aan een nieuwe gemeenschap of aan christelijk zondebesef.  Als je dit vergelijkt met zijn latere modernistischer werk dan zie je hoe een dichtersleven zich kan ontwikkelen.

.

Wiegeliedje voor de geliefde

.

Dat trage zich toevouwen je oogleden,
te dragen het loom fluweel van onze nacht.

.

Onze dag is geweest als bange blanke vazen, die waren blij
de bloemen van ons liefdespel te scharen rei aan rei.

.

Nu zal je slapen, mijn teergeliefde kind,
want morgen moet je de ogen openen: ’n zeer fris blad dat beeft in morgenwind.

.

Nu zal je slapen, mijn zachte kind, in de kuil van je haren;
straks is het dag, dan moeten wij weer tuilen lezen gaan

.

Morgen zal er uit het Oosten ’n koning komen, met nieuwe bruidskleren voor ons beiden;
hem zullen wij, arm in arm, als kinderen in het woud, verbeiden.

.

Knijp nu je ogen dicht, mijn luie luipaard
en strek je heupen naar je lust. Ach du… du.

.

Nocturne

Dubbel-gedicht

.

Vandaag een dubbel-gedicht met als titel ‘Nocturne’. Een nocturne (van het Latijnse nocturnus, ‘nachtelijk’) is een muzikale compositie die geïnspireerd is op de sfeer van de nacht, een romantisch of dromerig geheel. Niet zo verwonderlijk dus dat dichters dit gegeven hebben gebruikt voor hun poëzie. Ik zet in dit dubbel-gedicht twee gedichten tegenover elkaar met deze titel van Nic van Bruggen en Herman van den Bergh maar er zijn ongetwijfeld nog meer voorbeelden van gedichten te vinden met deze titel.

Allereerst Nic van Bruggen (1938-1991). Van Bruggen was een Vlaams dichter, ‘Pink Poet’ (een avant-garde kunstenaarscollectief), flamingant, publicist, kunstcriticus, sportjournalist, reclametekstschrijver en beeldend kunstenaar. Als grafisch kunstenaar gebruikte hij de naam Nikolaas. Van Bruggen zocht in zijn gedichten een beeldende stijl, die meer op associatie dan op vergelijking berustte. In 1987 verscheen van hem de bundel ‘Leeftijd’ en in deze bundel staat het gedicht ‘Nocturne’.

De tweede dichter, Herman van den Bergh (1897 – 1967) was een Joods Nederlands dichter, journalist en publicist. Hij was tussen 1918 en 1921 redacteur van ‘Het Getij’ (1916-1924) en in 1924 medeoprichter en redacteur van ‘De Vrije Bladen’ waaruit in 1932 ‘Forum’ is voortgekomen. Van den Bergh wordt gezien als de eerste vitalist ( een stroming in de literatuur van de 20e eeuw, waarin het humanitaire aspect op de achtergrond komt en hiervoor in de plaats komt een gericht zijn op het eigen innerlijk, vooral de levensdrift) Zijn gedicht ‘Nocturne’ komt uit de debuutbundel ‘De boog’ van van den Bergh uit 1917.

.

Nocturne

.

Dit leven liegt. Aan dwaasheid

Geen tekort. Tenzij als ’s nachts

De droefheid wordt geschreid,

In een verlaten lichaam.

.

De kamer kent mij niet. Zij is

Zichzelf nu in spiegels eenzaamheid.

Motten aan het raam. En in mezelf

De herinnering aan oude,

Herhaalde gebaren – de weigering.

.

Want niets vergeet ik – hoe afwezig

Ook – het onheil verzamelt mijn liefde.

Straks als ik ouder word, droger

De uren, langer mijn seizoenen, en

Stiller het noodlot dat zich aanbiedt.

.

Nocturne

.

De maan roeit brandend

langs ’t wolkenrif,

en ’t bosch is paars:

vergiftigd. –

.

Poel en half open apd

vol heete bramen,

fel en rond

in geur.

.

De vlakte, een feltse ruiker

en de lippen droog;

sterren vallen

als dauw.
.

Gestalten jagen woest

saters in horden;

en hun grijze adem

is zichtbaar.

.

Nimfen, bloemwit

met groene haren,

vluchten in ’t bosch,

hijgend,

.

In den neven de syrinx

en op onzen mond,

week en dartel:

Pans fluit. –

.

‘                                                                                                                       Schilderij ‘Nocturne: James Abbott McNeill Whisther

 

Ik heb je lief

Nâzim Hikmet

.

Nâzim Hikmet (1902-1963) is de meest geliefde en gelezen dichter van Turkije. Met zijn poëzie veranderde hij het aanzien van de Turkse literatuur. Naast dichter was hij roman-, toneel- en memoiresschrijver. Tijdens de Eerste Wereldoorlog begint hij in Istanboel gedichten te schrijven. Hij studeert politieke economie aan de universiteit en moet omwille van zijn communistische gedachtegoed uit Turkije vluchten. In 1928 keert hij terug en wordt in 1938 opgepakt en veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 jaar; zijn boeken zouden aanzetten tot ongehoorzaamheid en rebellie. In 1950 komt hij eindelijk vrij en vlucht naar de Sovjet-Unie. In 1963 sterft hij er en wordt in Moskou begraven.

Als dichter wilde Hikmet schrijven over de universele gevoelens, hij zei daarover: “Ik wil dat alles wat eigen is aan de mens ook eigen is aan mijn poëzie”. Hij schreef over de liefde, de dood, vrede en revolutie, vreugde en verdriet, hoop en hopeloosheid. Ook zei hij: “Als de lezer een gedicht wil lezen over het 1 meifeest dan moet hij bij mij zijn, en als hij een gedicht wil lezen over zijn onbeantwoorde liefde, dan moet hij ook mijn boeken lezen”, om zijn brede interesse en thematiek maar aan te geven.

Ik koos uit de bundel ‘De mooiste gedichten van Nâzim Hikmet’ uit 2007 een liefdesgedicht getiteld ‘Ik heb je lief’ geschreven op 27 augustus 1960.

.

Ik heb je lief

.

Zoals men brood in zout dipt en eet, zo heb ik je lief,

zoals ik ’s nachts, door koorts uit mijn slaap gehaald,

mijn brandende mond aan de waterkraan druk, zo

[heb ik je lief,

zoals men een zwaar pakje van de post waar men inhoud, noch

[afzender van kent,

haastig, blij en nieuwsgierig opent, zo heb ik je lief,

zoals ik voor de eerste keer over de oceaan zou vliegen

[zo heb ik je lief,

zoals de avond zacht over Istanbul valt

en me ontroert, zo heb ik je lief,

zoals ik zou roepen ‘Goddank, we leven!’, zo heb ik je lief.

.