Site-archief

Nocturne

Dubbel-gedicht

.

Vandaag een dubbel-gedicht met als titel ‘Nocturne’. Een nocturne (van het Latijnse nocturnus, ‘nachtelijk’) is een muzikale compositie die geïnspireerd is op de sfeer van de nacht, een romantisch of dromerig geheel. Niet zo verwonderlijk dus dat dichters dit gegeven hebben gebruikt voor hun poëzie. Ik zet in dit dubbel-gedicht twee gedichten tegenover elkaar met deze titel van Nic van Bruggen en Herman van den Bergh maar er zijn ongetwijfeld nog meer voorbeelden van gedichten te vinden met deze titel.

Allereerst Nic van Bruggen (1938-1991). Van Bruggen was een Vlaams dichter, ‘Pink Poet’ (een avant-garde kunstenaarscollectief), flamingant, publicist, kunstcriticus, sportjournalist, reclametekstschrijver en beeldend kunstenaar. Als grafisch kunstenaar gebruikte hij de naam Nikolaas. Van Bruggen zocht in zijn gedichten een beeldende stijl, die meer op associatie dan op vergelijking berustte. In 1987 verscheen van hem de bundel ‘Leeftijd’ en in deze bundel staat het gedicht ‘Nocturne’.

De tweede dichter, Herman van den Bergh (1897 – 1967) was een Joods Nederlands dichter, journalist en publicist. Hij was tussen 1918 en 1921 redacteur van ‘Het Getij’ (1916-1924) en in 1924 medeoprichter en redacteur van ‘De Vrije Bladen’ waaruit in 1932 ‘Forum’ is voortgekomen. Van den Bergh wordt gezien als de eerste vitalist ( een stroming in de literatuur van de 20e eeuw, waarin het humanitaire aspect op de achtergrond komt en hiervoor in de plaats komt een gericht zijn op het eigen innerlijk, vooral de levensdrift) Zijn gedicht ‘Nocturne’ komt uit de debuutbundel ‘De boog’ van van den Bergh uit 1917.

.

Nocturne

.

Dit leven liegt. Aan dwaasheid

Geen tekort. Tenzij als ’s nachts

De droefheid wordt geschreid,

In een verlaten lichaam.

.

De kamer kent mij niet. Zij is

Zichzelf nu in spiegels eenzaamheid.

Motten aan het raam. En in mezelf

De herinnering aan oude,

Herhaalde gebaren – de weigering.

.

Want niets vergeet ik – hoe afwezig

Ook – het onheil verzamelt mijn liefde.

Straks als ik ouder word, droger

De uren, langer mijn seizoenen, en

Stiller het noodlot dat zich aanbiedt.

.

Nocturne

.

De maan roeit brandend

langs ’t wolkenrif,

en ’t bosch is paars:

vergiftigd. –

.

Poel en half open apd

vol heete bramen,

fel en rond

in geur.

.

De vlakte, een feltse ruiker

en de lippen droog;

sterren vallen

als dauw.
.

Gestalten jagen woest

saters in horden;

en hun grijze adem

is zichtbaar.

.

Nimfen, bloemwit

met groene haren,

vluchten in ’t bosch,

hijgend,

.

In den neven de syrinx

en op onzen mond,

week en dartel:

Pans fluit. –

.

‘                                                                                                                       Schilderij ‘Nocturne: James Abbott McNeill Whisther

 

Anthem for Doomed Youth

Wilfred Owen

.

Vorige week schreef ik over het gedicht dat Frans Budé schreef over de dag dat Wilfred Owen (1893- 1918) stierf. Aan het eind van het gedicht staat een referentie aan het gedicht ‘Anthem for Doomed Youth’. Omdat dit gedicht niet te vinden is op mijn blog, en ik dat een omissie vind, hier het gedicht met enige duiding.

Het gedicht werd geschreven tussen september en oktober 1917, toen Owen patiënt was in het Craiglockhart War Hospital in Edinburgh waar hij lag te herstellen van shell shock. Het gedicht is een klaagzang voor jonge soldaten wier levens verloren gingen in de Eerste Wereldoorlog. Het gedicht geeft ook commentaar op Owen’s afwijzing van zijn religie in 1915.

In het hospitaal leerde Owen een andere dichter Siegfried Sassoon kennen met wie hij bevriend raakte . Owen vroeg om zijn hulp bij het verfijnen van de ruwe schetsen van zijn gedichten. Het was Sassoon die het begin van het gedicht “anthem” noemde en ook ‘death’ in het oorspronkelijke artikel verving door ‘doomed’; het beroemde epitheton van ‘patient minds’ is ook een correctie van hem. De gewijzigde kopie van het manuscript, in het handschrift van beide mannen, bestaat nog steeds en is te vinden in het Wilfred Owen Manuscript Archive op internet.

 

Anthem for Doomed Youth

.

What passing-bells for these who die as cattle?
— Only the monstrous anger of the guns.
Only the stuttering rifles’ rapid rattle
Can patter out their hasty orisons.
No mockeries now for them; no prayers nor bells;
Nor any voice of mourning save the choirs,—
The shrill, demented choirs of wailing shells;
And bugles calling for them from sad shires.

.

What candles may be held to speed them all?
Not in the hands of boys, but in their eyes
Shall shine the holy glimmers of goodbyes.
The pallor of girls’ brows shall be their pall;
Their flowers the tenderness of patient minds,
And each slow dusk a drawing-down of blinds.

.

 

Soldaten kwartier

Antony Kok

.

Naar aanleiding van een bericht op Tzum, waarin stadsdichter A.H.J. Dautzenberg in een open brief aangeeft waarom hij stopt met het uitoefenen van het stadsdichterschap van Tilburg https://www.tzum.info/2021/03/nieuws-a-h-j-dautzenberg-stopt-met-stadsdichterschap-tilburg/ sloeg ik aan op de naam Antony Kok (1882 – 1969). Ik wist dat ik al eens een bericht over deze dichter had geschreven https://woutervanheiningen.wordpress.com/2012/05/11/dada-gaga/ en wilde graag meer van deze dichter te weten komen.

Op de website https://www.antonykok.nl/ kun je alles over het leven en werk van deze experimenteel dichter lezen.  Deze Rotterdamse  schrijver en dichter was experimenteel vooral in zijn klankpoëzie. Hij was mede-oprichter van het vernieuwende tijdschrift ‘De Stijl’. Antony Kok stond bekend als een bedachtzaam en vrijgevig man. Hij was volgens hen die hem kenden een groot kunstminnaar en ook een mecenas, niet alleen voor een bekende schilder als Piet Mondriaan maar ook voor regionale kunstenaars. Kok leerde de kunstenaar Theo van Doesburg kennen toen deze gelegerd was vanwege het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog met zijn legeronderdeel aan de Belgische grens, niet ver van Tilburg. Na 1916 leerde hij Piet Mondriaan kennen en samen met een aantal andere kunstenaars richten zij in 1917 ‘De Stijl’ op.

In 1915 schreef Anthony Kok het gedicht ‘Soldatenkwartier’ waarschijnlijk geïnspireerd op een serie gedichten van Van Doesburg, getiteld ‘Soldaten’. Van Doesburgs reactie op het gedicht ‘Soldaten Kwartier’ loog er niet om: ‘Die uitdrukking ‘klootenschuren’ vind ik toch erg goed; helemaal in toon, je ziet er de geslachtsdelen ten opzichte der houten banken in heen en weer schuiven’.

Kok heeft slechts twee gedichten gepubliceerd in ‘De Stijl’, de gedichten  ‘Stilte + stem (Vers in W)’en ‘Nachtkroeg’ wat voor iemand die mede oprichter was van een tijdschrift dat 14 heeft bestaan (met De Stijl werd gestopt toen Theo van Doesburg in 1931 kwam te overlijden) erg karig is.

.

Soldaten kwartier

.

Banken. Banken.
Ruwe planken.
Snaaksche schalken.
Kleeren zwalken.
Kastjes. Kribben.
Vloeren glibben.
Zingen. Fluiten.
Hoemhoemhoem.
Luieren. Poetsen.
Schuieren. Boem.

.

Sterke longen.
Bokkesprongen,
over tafels,
banken heen.

.

Eten. Drinken.
Schrijven. Stinken.
Koffie. Brood.
Stik. Valdood.

.

Kaptein. Venijn.
Kaptein. Venijn.
Sergeant. ’t Land.
Sergeant. ’t Land.
Hoelang. Hoelang.
Zal het nog duren
Dat verdomde
klooten schuren.

.

Rombombom.
Rombombom.
De trom.
De trom.
De trom.

.

AK

Lino: Ivo van Leeuwen

AKivl

Italiaanse dichter

Europa

.

Ik realiseerde me dat ik op dit blog eigenlijk weinig over Italiaanse dichters heb geschreven, toen ik de bundel ‘Olijven en zilveren populieren’ tegen kwam in een stapel boeken die al een tijd naast mijn bureau stond. Deze bloemlezing uit 1960 van de ‘Moderne’ Italiaanse lyriek werd in Den Haag uitgegeven door uitgeverij L.J.C. Boucher, ingeleid door Giacomo Prampolini en van Nederlandse vertalingen voorzien door Catharina Ypes.

In de bundel staat een overzicht van, in 1960, als modern geldende dichters uit Italië, dichters geboren tussen 1876 en 1924. Feitelijk dus in alle gevallen inmiddels overleden dichters. Een van de meest recent geboren en overleden dichters die vertegenwoordigd is in de bundel, is de dichter Franco Fortini (1917 – 1994). Naast dichter was Fortini schrijver, vertaler, essayist, literair criticus en marxistische intellectueel.

Van 1964 tot 1972 gaf hij les op middelbare scholen en vanaf 1976 bekleedde hij de leerstoel Literaire Kritiek aan de Universiteit van Siena . Gedurende deze periode had hij aanzienlijke invloed op jongere generaties die op zoek waren naar sociale en intellectuele verandering. Hij werd beschouwd als een van de belangrijkste intellectuelen van Italiaans Nieuw Links. Fortini werd geassocieerd met enkele van de belangrijkste Europese schrijvers en intellectuelen, zoals Sartre , Brecht , Barthes en Lukács en hij vertaalde werken van grote dichters, schrijvers en intellectuelen als Goethe , Brecht, MiltonProustKafka, FlaubertGide en vele anderen.

Als je dit rijtje zo ziet zal het niet verbazen dat een van de gedichten die is opgenomen in deze bundel als onderwerp en titel ‘Europa’ heeft. In een week waarin bekend is geworden of het Verenigd Koninkrijk Europa via een (no deal) Brexit gaat verlaten, leek me dit wel een passend gedicht.

.

Europa

.

Lang zullen wij door de ramen kijken naar de lichten en de losplaats

van een station in de nacht, waar een zwijgende menigte is

van slapenden en van doden uit andere winters.

.

De hand heeft de hand verloren en het voorhoofd is gezonken,

het hart heeft het trage hart verlaten. De schildwachten

lopen in de sneeuw voortdurend op en neer.

.

Verlaat ons niet, o slaap, de laatste schim van onszelf,

tot de dag verrijst die de gezichten wakker zal maken,

tot die zelfde dag schreeuwt, als hij de doden herkent,

.

en de ijskoude hand wordt bedekt met vurige tranen.

.

Neem mijn verzen in acht

Osip Mandelstam

.

In de heerlijke dikke pil ‘Iedereen dichter’ poëzie is een manier van leven, van Ivo van Strijtem uit 2018 is een hoofdstuk gewijd aan de Russische dichters. Twee van deze Russische dichters zijn Anna Achmatova (1889-1966) en Osip Mandelstam (1891-1938). Osip Emilievich (Joseph Khatskelevich) Mandelstam was een dichter en essayist en stamde uit een geslacht van Poolse joden.

In 1917, het jaar van de Russische revolutie, schreef Mandelstam een gedicht waarvan de eerste regels over Anna Achmatova gaan. Het is, zoals van Strijtem treffend stelt, een gedicht tussen onschuld en pijn en zit vol prachtige poëtische beelden. In haar memoires schrijft Achmatova over dit gedicht dat de eerste vier regels gaat over hen beide, zij had koorts en nam haar temperatuur op.  Achmatova en Mandelstam waren collega dichters, zeer goede vrienden en ze bekommerden zich om elkaar.

Het gedicht is genomen uit de bundel ‘Neem mijn verzen in acht’ uit 2010 van Osip Mandelstam, samengesteld door Yolande Bloemen en Peter Zeeman in een vertaling van Nina Targan Mouravi.

.

Zing de krekelklok een liedje,

ritsel beverig de koorts,

ruist de kachel droog, dan weet je:

rode zijde staat in brand.

.

Hebben muizen deze schrale

levensbodem aangeknaagd,

’t is de dochter, ’t is de zwaluw

die mijn schuit heeft losgemaakt.

.

Murmelt op het dak de regen-

zwarte zijde staat in brand.

Maar de vogelkers zal horen

uit de diepste zee: vergeef.

.

Want de dood is maar onschuldig,

en je kan er niets aan doen

dat je hart nog altijd nagloeit

van de nachtegalenkoorts.

.

Marsman en Gorter

Dichters over dichters

.

Vandaag in de categorie Dichters over dichters de dichter, vertaler en literair criticus Hendrik Marsman (1899- 1940) over de dichter en oprichter van de Sociaal-Democratische Partij (de latere CPN) Herman Gorter (1864 – 1927).

In 1927 schreef Hendrik Marsman het gedicht ‘Herman Gorter’ naar aanleiding van het overlijden van de dichter. Gorter was een dichter die tot de beweging van de Tachtigers hoorde. De Tachtigers vormde een vernieuwende beweging in de Nederlandse literatuur (van ca. 1880 tot 1894) die voornamelijk bekend stond om zijn hervormingen binnen de poëzie. Zij zetten zich af tegen de romantiek en de bij die periode horende moraliserende toon in de literatuur, een periode die voorafging aan het tijdperk van de Tachtigers. In het werk van de Tachtigers kwamen impressionisme en naturalisme sterk naar voren.

Hendrik Marsman daarentegen maakte geen deel uit van deze Tachtigers. Marsman onderging in zijn begintijd als dichter invloed van de Vlamingen Wies Moens en Paul van Ostaijen, van vroege Duitse expressionisten als Georg Trakl en vooral van de Nederlandse dichter Herman van den Bergh, die met zijn bundel ‘De Boog’ uit 1917 bewust afstand had gedaan van de geijkte schoonheidsidealen van de Tachtigers. Ook werd hij in zijn begintijd beïnvloed door de expressionistische en kubistische schilderkunst.

Toch schreef Marsman een prachtig gedicht over Gorter. Jan Wolkers liet zich voor het monument voor de Tachtigers zelfs inspireren door dit gedicht van Marsman en dan met name door de eerste drie regels.

.

Hij was van vuur,

een golf, een vlam,

een stromend stuk natuur

.

Het monument voor de Tachtigers staat in het Oosterpark in Amsterdam en werd in 1992 geplaatst. Het gedicht ‘Herman Gorter nam ik uit de bundel ‘Verzamelde gedichten’ van H. Marsman uit 1967.

.

Herman Gorter

.

Hij was van vuur.
een golf, een vlam,
een stroomend stuk natuur,
blinkend als water in den zomerdag.
nooit, sinds ik hem zag,
zag ik nog een man
wiens wezen zoo bezielend overkwam
tot in zijn blik, zijn praten en zijn gang.
een rechte beuk, ook toen zijn einde kwam.
de bliksem sloeg
en van de bergen dreunde het naar zee,
met echo’s naar de sterren en de sneeuw
en door de bloemen drong het in den grond:
– ‘hij, die voor jaren in ons midden stond
en afscheid nam om in de taal
der menschen, juichend en kermend,
niets dan het verhaal
te zingen van het geluk,
hij keert terug,
hij is al doorgedrongen
in aarde’s moederschoot
en blinkend in zijn oorsprong
opgenomen, en door zijn dood
gezuiverd van de pijn
dichter te zijn
in een verschroeiden tijd.
hij, die vol hartstocht
langs de aarde dwaalde,
de schoonheid zocht en zong
onder de blauwe tenten van den zomer
en bij het gouden vuur des winters,
hij kwam terug,
hij is weer element onder de elementen
een golf, een vlam, een stroomend stuk natuur.

.

Dichter of Denker

Rodin

.

Het beeldhouwwerk van Auguste Rodin (1840-1917) ‘De denker’ blijkt bij nader inzien ooit door Rodin gemaakt te zijn als ‘De dichter’ lees ik in een bijlage van de Volkskrant. ‘Le penseur’, zoals het beeld door het leven gaat stelt Dante Alighieri voor, de middeleeuwse dichter die het epos La Divina Commedia of De goddelijke komedie schreef over zijn fictieve reis naar het vagevuur en de hemel.

Rodin kreeg in 1880 de opdracht tot het ontwerpen van de toegangspoort voor het nieuwe museum voor Decoratieve Kunsten in Parijs. Rodin koos als thema voor Inferno, het eerste deel van de La Divina Commedia, waarin de hel wordt bezocht. De centrale figuur aan de bovenkant van de poort was Dante zelf en Rodin noemde dit beeld aanvankelijk De poëet.

Het museum voor Decoratieve Kunsten is er nooit gekomen en Rodin begon met het gieten van De denker los van deze poort. Los van de context van de poort werd het beeld uiteindelijk De denker genoemd.

Als eerbetoon aan de Dichter moest ik denken  aan het gedicht ‘Dichter’ van Hermen de Coninck. Daarom hier uit ‘De gedichten’ van Herman de Coninck dit gedicht.

.

Dichter

.

voor hem zijn alle dingen

glazen wijn: zeer verfijnde zijnden

om te laten staan tot later

en het is alsof hij heel traag

drinkt terwijl hij wacht

want verlangen wordt bezitten

van een verlangen

en geluk is wachten

op geluk.

.

Huwelijk

Dubbel-gedicht

.

Vandaag in de rubriek Dubbel-gedicht twee gedichten over het huwelijk. Over het huwelijk zijn vele gedichten geschreven. Sommige vol prachtige woorden over de eeuwige verbintenis tussen man en vrouw en andere die wat meer realistisch en praktisch zijn. Juist deze tegenstelling sprak me aan en daarom vandaag twee gedichten die het huwelijk vanuit twee verschillende standpunten belichten.

het eerste gedicht is van dichter A. Marja (1917 – 1964) en komt uit de bundel ‘Van mens tot mens’ uit 1948. Het tweede gedicht is van Joost van den Vondel (1587 – 1679) , een fragment uit De Gijsbrecht van Aemstel (slot van het 4e bedrijf) uit 1637 .

.

Het huwelijk

.

Ik heb je alles gegeven:

een gedicht, mijn maandsalaris

en een kind; wil je nu even

kijken of het eten klaar is>

.

A. Marja

.

De Gijsbrecht van Aemstel (fragment)

.

Waar werd oprechter trouw
Dan tussen man en vrouw
Ter wereld ooit gevonden?
Twee zielen gloênde aaneengesmeed,
Of vast geschakeld en verbonden
In lief en leed.

.

De band, die ‘t harte bindt
Der moeder aan het kind,
Gebaard met wee en smarte,
Aan hare borst met melk gevoed,
Zo lang gedragen onder ‘t harte,
Verbindt het bloed.

.

Noch sterker bindt de band
Van ‘t paar, door hand aan hand
Verknocht, om niet te scheiden,
Nadat ze jaren lang gepaard
Een kuis en vreedzaam leven leidden,
Gelijk van aard.

.

Daar zo de liefde viel,
Smolt liefde ziel met ziel
En hart met hart te gader.
Geen liefde koomt Gods liefde nader,
Noch is zo groot.

.

Geen water blust dit vuur,
Het edelst, dat natuur
Ter wereld heeft ontsteken.
Dit is het krachtigste ciment,
Dat harten bindt, als muren breken
Tot puin in ‘t end.

.

Joost van den Vondel

.

.

.

 

 

Dada gedichten op verzoek

Hans Arp en Hugo Ball

.

In het kader van mijn oproep om dichters op verzoek aan mij te melden heb ik heel veel reacties gekregen (waarvoor mijn grote dank). Een aantal dichters werd genoemd dat al een dichter van de maand was geweest of waar ik al vaker aandacht aan besteed maar ik kreeg ook volop namen van nieuwe dichters, dichters die ik (nog) niet zo goed ken, en ook verrassende namen. Omdat het er zoveel zijn zal ik me niet tot de zondagen in april beperken maar al eerder ‘dichters en gedichten op verzoek’ gaan plaatsen.

Zo kreeg ik van Ariel Alvarez een aantal namen van dichters door waaronder de Dadadichters Hugo Bal (1886 – 1927) en Jean (Hans) Arp (1886 – 1966).

Hugo Ball was een Zurichs Dadaïst en initiatiefnemer van Cabaret Voltaire, een klein zaaltje in Zürich, dat ruimte bood aan hooguit 35 tot 50 mensen. Elke avond voerden Ball en zijn dadaïstische vrienden een programma op waarin ze de burger opschrikten met nonsensicale teksten en simultane gedichten. Hugo Ball maakte veelal klankgedichten. Het eerste, uit 1916, had als titel ‘Karawane’ en bestaat uitsluitend uit niet bestaande woorden. De voordracht van dit gedicht schijnt geleken te hebben op een religieus ritueel en Ball moest tijdens het declameren van dit loze gedicht ineens terugdenken aan zijn katholieke jeugd en aan de lamentaties bij een requiem. Hoe klinkt dat? Luister hier: https://web.archive.org/web/20080220231205/http://epc.buffalo.edu/sound/mp3/sp/ball_hugo/ball_various.mp3

Jean of Hans Arp was een Duits-Frans beeldhouwer, schilder en dichter. Hij speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de moderne kunst en was een van de voormannen van de dada-beweging. Ook was Arp actief als sieraadontwerper.  In 1916 richtte hij in Zürich samen met Hugo Ball, Tristan Tzara, Richard Hülsenbeck en Marcel Janco de Dada-beweging op, waarbij ook Sophie Taeuber betrokken was. Arp is vooral bekend door zijn beeldhouwwerken en sculpturen. Hij staat vooral bekend om zijn kenmerkende abstract-biomorfische stijl. In 1931 brak hij met het surrealisme om een andere groep te vormen, Abstraction-Création, die het periodiek ‘Transition’ uitgaf. Gedurende de 30 jaren tot het eind van zijn leven ging hij ook door met het schrijven van essays en poëzie.

In andermans handen

Anna Achmatova

.

De bundel ‘In andermans handen’ bevat een (beknopt) overzicht van de gedichten van Anna Achmatova (1889 – 1966), vertaald, gekozen en ingeleid door Hans Boland. In een goed leesbare inleiding beschrijft Boland het leven van Achmatova en de ontwikkeling die haar poëzie heeft doorgemaakt in waarschijnlijk de meest roerige periode die Rusland (en later de Sovjet Unie) in haar geschiedenis kende (voor, tijdens en na de eerste en tweede wereldoorlog en de revolutie).

Met de dichters Sergej Gorodetski, Osip Mandelstam en Nikolaj Goemiljov en anderen behoorde ze tot ‘Het dichtersgilde’, een literaire groep die zich ook Acmeïsten noemden naar het Griekse woord ‘άχμή’ (akmé): hoogtepunt, bloei. Zij streefden naar een apollinische (rustige) helderheid en zetten zich af tegen de symbolisten, met hun dionysische (extatische) hang naar mystiek, gecompliceerde meerduidigheid en occultisme. In plaats van metaforen voor het hogere te gebruiken verwezen ze liever naar aardse dingen. Ze waren daarbij niet experimenteel zoals in het Futurisme, dat zich gelijktijdig als reactie op het symbolisme ontwikkelde. Hun bijeenkomsten leken op workshops waar nieuwe schrijfwijzen werden ontwikkeld. Een belangrijke techniek die Achmatova zich daarbij al vroeg eigen maakte was die van de metonymen (net als de metafoor een vorm van beeldspraak).

Het gedicht ‘Voor een geliefde’ uit haar bundel ‘Een witte vlucht’  uit 1917 is uit de periode die in de Russische literatuurgeschiedenis de ‘Zilveren eeuw van de poëzie’ wordt genoemd, een periode waarin allerlei literaire scholen ontstonden.

.

Voor een geliefde

.

Je hoeft me niets te zeggen met een duif,

Je hoeft me geen bezorgde brief te sturen,

Blaas niet in mijn gezicht met maartse wind.

Ik ben sinds gister in de Groene Hof,

Onder een schaduwdek van populieren,

Alwaar men rust voor ziel en lichaam vindt.

.

En ik kan het paleis zien hiervandaan,

Omringd door schildwachthuisjes en kazernes,

En de Chinese brug over het ijs.

Jij blijft maar steeds op de veranda staan,

Verwonderd over zoveel nieuwe sterren,

Verstijfd – je wacht al haast drie uur op mij.

.

Ik zal voorbijschieten – een schuwe wezel,

En in een boom springen – een grijze eekhoorn,

En ook zal ik een zwaan zijn, die jou roept;

Dan hoeft de bruidegom niets meer te vrezen,

Als hij moet wachten in de blauwe sneeuwstorm

Waar hij weldra zijn dode bruid ontmoet.

.

 

%d bloggers liken dit: