Site-archief

The Prince

Fernando Pessoa

.

Van mijn partner in MUGzine Marianne kreeg ik de bundel ‘Lisbon Poets’ uit 2015, een tweetalige en geïllustreerde editie voor eenieder die de Engelse taal machtig is en in (de Portugese) poëzie geïnteresseerd is. De dichters in deze bundel werden geboren of woonden in Lissabon. Internationaal de bekendste dichters Fernando Pessoa (1888-1935)  en Luís de Camões (1524/1525-1580) worden in deze bundel aangevuld met drie, in het Portugese taalgebied beroemde dichters Cesário Verde (1855-1886), Florbela Espanca (1894-1930) en Mário de Sá-Carneiro (1890-1916). Opvallend vind ik dat alle drie de dichters leefden aan het einde van de 19e en het begin van de 20ste eeuw. Alsof er na deze dichters geen dichters meer van enige betekenis meer zijn opgestaan.

In de bundel dus drie dichters die jong stierven en daardoor een zekere cultstatus hebben bereikt in Portugal. Cesario stierf aan tuberculose, Espanca en de Sá-Carneiro pleegden zelfmoord. Wat veel lezers waarschijnlijk niet weten (ik ook niet) was dat Pessoa 10 jaar van zijn vormende jaren in Zuid-Afrika woonde. De titel van een gedicht uit 1926 dat is opgenomen in de bundel hoefde dan ook niet vertaald te worden want die luidt ‘Lisbon Revisited’.

Uit de bundel koos ik (toch weer) voor een gedicht van Pessoa. Ik hou gewoon van zijn poëzie. Het gedicht dat ik koos is getiteld ‘O Infante’ of zoals de Engelse titel is ‘The Prince’. Het komt uit zijn bundel ‘Mensagem’ (Message), de enige bundel die onder zijn eigen naam werd gepubliceerd. Pessoa maakte veelvuldig gebruik van heteroniemen, fictieve schrijverspersoonlijkheden met elk een eigen ‘ik’, in totaal meer dan 20. ‘Mensagem’ werd in 1934 voor het eerst gepubliceerd, dus een jaar voor zijn overlijden. Voor de volledigheid en voor de liefhebber heb ik het gedicht ‘O Infante’ zowel in de Engelse vertaling als in het Portugees overgenomen.

.

The Prince

.

God desires it, mankind dreams it, a work is born.

God desires the earth to be as one,

that the sea should unite, no longer separate,

and you he favoured to unveil the foam.

.

The whiteness edged all, from isle to continent,

flowing swiftly from pole to pole.

All of a sudden, the whole earth, uncovered,

emerged, round, from depths of blue.

.

He who blessed you made Portuguese.

Of the sea and us through you He gave us a sign.

The Sea accomplished, The Empire dissolved.

Oh lord, Portugal awaits, still to be furfilled!

.

O Infante

.

Deus quer, o homem sonha, a obra nasce.

Deus quis que a terra fosse toda uma,

Que o mar unisse, já não separasse.

Sagrou-te, e foste desvendando a espuma.

 

E a orla branca foi de ilha em continente,

Clareou, correndo, até ao fim do mundo,

E viu-se a terra inteira, de repente,

Surgir, redonda, do azul profundo.

 

Quem te sagrou criou-te português.

Do mar e nós em ti nos deu sinal.

Cumpriu-se o Mar, e o Império se desfez.

Senhor, falta cumprir-se Portugal!

.

Version 1.0.0

 

Malle Maria

Ronelda Sonnet Kamfer

.

Ronelda Sonnet Kamfer (1981) wordt gezien als de meest vooraanstaande Zuid-Afrikaanse dichter van haar generatie. Voor haar debuut ´Nu de slapende honden´ uit 2008 ontving ze de Eugène Marais-prijs. Hierna publiceerde ze de bundels ´Santenkraam´ in 2012 en ´Mammie´ in 2017.  Haar werk verscheen in Bunker Hill en Nuwe stemme 3 (een keuze uit hedendaagse Afrikaanse poëzie samengesteld door Antjie Krog en Alfred Schaffer). In Nederland trad ze in 2010 op tijdens het Winternachtenfestival.Over haar debuut werd het volgende geschreven: De gedichten van Ronelda S. Kamfer zijn genadeloos eerlijk. In een wereld vol geweld, armoede en drugsmisbruik, houdt de jonge dichteres zich manmoedig staande en schrijft ze met een ironische, maar daarom niet minder aangrijpende toon over haar omgeving én zichzelf.

In haar tweede bundel, ‘Santenkraam’, schrijft ze over Skipskop, een vissersdorpje dat in de jaren tachtig ontruimd werd door de apartheidsregering. Mensen werden weggerukt uit hun vertrouwde omgeving en overgebracht naar een onbekende plek. Kamfer geeft hun in deze bundel een stem. Haar persoonlijke gedichten, over haar verslaafde vriend, haar vader die haar moeder mishandelde, en over haar onmacht na het overlijden van haar grootvader, zijn schrijnend.

Een voorbeeld is het gedicht ‘Malle Maria’ een voorbeeld van Maria die terug verlangt naar het dorp waaruit ze verdreven werd. In een vertaling van Alfred Schaffer.

.

Malle Maria

.

Malle Maria die met de sleutel om haar nek

Malle Maria zonder een tand in haar bek

.

toen de maan zei middernacht is hier

dronk Malle Maria haar laatste bier

.

op met het paadje helemaal tot bij haar deur

op het trappetje verloor ze haar humeur

.

de maan keek weg en knipperde met zijn oog

een spookwind stak op terwijl ze vooroverboog

.

sleutel in het gaatje

de wind zoekt een maatje

.

toen opeens een ruk heel luid

en Malle Maria blies haar laatste adem uit

.

 

Mijn dorp

Andon Zako Çajupi

.

Eind deze maand ga ik met een paar vrienden een weekje naar Albanië. Ik heb dat altijd een fascinerend land gevonden en nu ga ik het bezoeken. Ooit een koninkrijk (vanaf 1928 onder koning Zog de 1e), daarna, vanaf 1939 een protectoraat van het Koninkrijk Italië, geregeerd door Victor Emmanuel III. En na de tweede wereldoorlog een satelietstaat van de Sovjet Unie onder leiding van  Enver Hoxha (1908-1985). Na verkiezingen in 1991 kwam er na 40 jaar een einde aan het communisme in Albanië. Sindsdien is Albanië een parlementaire democratie.

Een land kortom met veel geschiedenis, een verleden als communistisch land met een leider (Hoxha) die in het begin van zijn machtsperiode een fervent Stalin bewonderaar was maar die zich later afwende van de Sovjet leiders en zich meer op het China van Mao richtte. Tel daarbij op dat het land tal van nationale parken kent met de meest prachtige natuur en de 750.000! bunkers die het land telt en je begrijpt waarom ik daar graag naartoe ga.

Toen ik me wat aan het inlezen was stuitte ik op een paar dichtregels (de beginregels) van een beroemd gedicht ‘Fshati Im’ of ‘Mijn dorp’ van Andon Zako Çajupi (1866-1930). Andon Zako Çajupi was advocaat, toneelschrijver, dichter en dichter van de Albanese Renaissance. Het gedicht ‘Mijn dorp’ is een ode aan de bergen en de rotsen, de weelderige bloemenweiden, het water van de rivier die zich ongetemd door de laagvlakte kronkelt, velden vol koren en mais, en koel water uit de bron en de vrouwen.

Het gedicht markeert de periode waarin een hernieuwd nationaal Albanees bewustzijn opbloeide, onder andere in de kunst. Toch is de nationale trots al zo oud als Albanië zelf hoe hartgrondig de Albanezen het lot van hun land ook mogen vervloeken (heel veel Albanezen verlaten het land voor een betere toekomst elders).  Het gedicht ‘Mijn dorp’ werd vertaald uit het Albanees door Robert Elsie (een in Canada geboren Duitse geleerde die gespecialiseerd was in Albanese literatuur en folklore).

.

Mijn dorp

,

De bergen rijk aan steen,
de weilanden vol gras,
de velden vol tarwe,
daarachter ligt een rivier.

Daar tegenover het dorp
Met kerk en rijen grafstenen,
En eromheen staan
​​eenvoudige, kleine huisjes.

Frigide is het water,
de wind waait, maar het maakt niet uit,
de nachtegaal verkondigt het:
Gazelle-achtig zijn de vrouwen.

Liggend in de schaduw, mannen
aan het spelen, druk aan het kletsen.
Het ongeluk kan hen niet overkomen,
want ze leven van hun vrouwen.

Vrouwen in de velden, en
in de wijngaarden, vrouwen,
vrouwen oogsten hooi, de hele
dag en nacht zwoegend.

Vrouwen dorsen,
oogsten de oogst, vrouwen,
vertrekken voor zonsopgang,
komen in het donker terug!

Voor hun echtgenoten verschroeien vrouwen in de zon,
werkend, nooit rustend,
zelfs niet op zondag!

Arme Albanese vrouw,
de hele tijd aan het zwoegen,
en als ze naar huis gaat,
maakt ze zowel lunch als avondeten.

Hoe zit het met uw man
die bij de fontein zit te loungen?
Oh, mijn ellendige vrouw,
Jij leidt ook het huishouden!

.

Na de liefde

Dirk von Petersdorff

.

In mijn fotoalbums op mijn telefoon kwam ik een foto tegen die ik nam in 2018, in Stuttgart – Europaviertel, in de Stattbibliothek aldaar. Ik was daar met een groep mensen allen werkzaam in bibliotheken in Nederland en tijdens een rondleiding was ik op zoek naar de poëziecollectie. Blijkbaar was ik getroffen door een omslag en vervolgens een gedicht dat ik in een bundel las dat ik er een foto van nam. Het gaat hier om het gedicht ‘Nach der Liebe’ van de dichter Dirk von Petersdorff uit de bundel ‘Die liebenden Deutschen’645 entflammte Gedichte aus 400 Jahren.

De Duitse literatuurwetenschapper, schrijver en dichter Dirk von Petersdorff (1966) woont hij in Jena , waar hij werkt als hoogleraar moderne Duitse literatuur aan de Friedrich Schiller Universiteit. Na het Liliencron-lectoraat (1999) en het poëzielectoraat Mainz (2009) bekleedde hij in 2013 samen met Hans Magnus Enzensberger (1929-2022) het poëzielectoraat Tübingen.

Von Petersdorff presenteert in zijn essays en poëzie een alternatief voor een manier van denken die wetten formuleert van Schiller tot Adorno en enkele esthetische uitdrukkingen tot “de enige legitieme antwoorden op de hedendaagse situatie” verklaart. Dit ontleent hij aan Hegels lezingen over esthetiek: Er wordt aangenomen dat er geen vastigheid meer bestaat in de beschrijving van de wereld die bindend is voor alle leden van een samenleving, en dat kunst geen objectieve inhoud meer kent en daarom gebruik kan maken van alle gebieden van het leven en verschijnselen. Dergelijke kunst (en dus ook poëzie) kan alles vertegenwoordigen “waarin de mens het vermogen heeft om thuis te zijn” (Hegel).

Ik heb me afgevraagd of wat Von Petersdorff beschrijft ook opgaat voor zijn eigen poëzie. Daarom hier het gedicht in het Duits en in mijn vertaling. Oordeel zelf zou ik zeggen.

 

Na de liefde

Jij op het balkon, ik kijk naar je
zo heerlijk loom,
omdat alles
is veranderd.
Lang t-shirt,
dat op de dij valt,
waar de huid begint,
is de wereld,
zachte aandriften,
ik lig daar en rook –
licht in de holte van je hals,
dat is het ook.
En ik zie het
Vezelwolken drijven rond
uit het niets
alles mag blijven.
Jij op het balkon,
rook in het ongewisse –
pols fladdert
hier waar ik woon.

 

Nach der Liebe

.
Du auf dem Balkon, ich seh dir zu
so selig-matt,
weil alles
sich geändert hat.
Langes T-Shirt,
das am Schenkel fällt,
wo die Hautbeginnt,
ist die Welt,
Sanfte Triebe,
ich lieg da und rauch –
Licht in der Halsmulde,
das ist es auch.
Und ich seh
Faserwolken treiben
out of the blue
alles kan bleiben.
Du auf dem Balkon,
Rauch in der Schwebe –
Puls flattert nach
hier wo ich lebe.

.

Tijd heelt geen wonden; wie heeft dat beweerd

Edna St. Vincent Millay

.

Dichter en toneelschrijver Edna St. Vincent Millay (1892-1950) ken ik sinds ik in ‘Ter ere van de goedertieren maan’ uit 1978 van Herman de Coninck een gedicht van haar las dat Herman had vertaald. De hele bundel bestaat uit vertalingen van De Coninck van het werk van St. Vincent Millay. Zij was een opmerkelijke en bijzondere vrouw en dichter. Een prominent literatuurcriticus noemde haar  ‘een van de weinige dichters die in onze tijd in het Engels schreef, noemde en die zoiets als de status van grote literaire figuren had bereikt.’

In 1923 won ze de Pulitzer-prijs voor poëzie en was daarmee de eerste vrouw die die prestigieuze prijs won. In In 1943 was Millay de zesde persoon en de tweede vrouw die de Frost Medal ontving voor haar levenslange bijdrage aan de Amerikaanse poëzie. Schrijver en dichter Thomas Hardy (1840-1928) zei dat Amerika twee grote trekpleisters had: de wolkenkrabber en de poëzie van Edna St. Vincent Millay.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat haar poëzie en haar leven nog steeds tot de verbeelding spreken. Ans Bouter kreeg een bronzen medaille Schönste Bücher aus aller Welt, Leipzig 2017, voor haar bundel ‘Dwars vers’. In deze bundel staan vertalingen van de poëzie van Edna St. Vincent Millay en Emily Dickinson. Ook op haar website zijn verschillende vertalingen van de poëzie van Edna St. Vincent Millay te vinden, waaronder het gedicht ‘Tijd heelt geen wonden; wie heeft dat beweerd’ of  ‘Time does not bring relief; you all have lied’.

.

Tijd heelt geen wonden; wie heeft dat beweerd

Tijd heelt geen wonden, wie heeft dat beweerd
Die leugens dat de pijn wel ooit verdwijnt
Ik mis hem als de regen zachtjes dreint
Ik heb hem nodig als het tij zich keert
De oude sneeuwlaag smelt, desintegreert
Vermolmde blaadjes geuren op het plein
Maar hoe verbitterd liefde ook mocht zijn
Mijn hart blijft vol ervan, ‘t wordt niet verteerd
Er zijn wel honderd plekken die ik mijd
Zo allesoverheersend is hij daar
En als ik opgelucht iets rustigs vind
Waar hij nooit straalde, niemand werd verblind
Zeg ik, hier doet niets denken aan die tijd
En voel hem als ik in de verte staar

.

Time does not bring relief; you all have lied

Time does not bring relief; you all have lied
Who told me time would ease me of my pain!
I miss him in the weeping of the rain;
I want him at the shrinking of the tide;
The old snows melt from every mountain-side,
And last year’s leaves are smoke in every lane;
But last year’s bitter loving must remain
Heaped on my heart, and my old thoughts abide.
There are a hundred places where I fear
To go,—so with his memory they brim.
And entering with relief some quiet place
Where never fell his foot or shone his face
I say, “There is no memory of him here!”
And so stand stricken, so remembering him.

.

Cummings

Gedichtenproeven.be

.

Van Joost Dancet, redacteur van de Meander Klassiekers en begeleider van poëzieleesgroep De Reyghere, kreeg ik, naar aanleiding van een mail die hij had gestuurd naar Meander over een nieuwe bijdrage aan zijn website gedichtenproeven.be  waarop hij een aantal vertalingen van gedichten van de Amerikaanse dichter E.E. Cummings heeft geplaatst, een mail  hierover.

Nu heb ik in het verleden al vaker vertalingen van gedichten van Cummings hier geplaatst (onder andere van Lepus zoals deze en deze) maar een ieder die moeite neemt om een van mijn favoriete dichters te vertalen verdient mijn aandacht. Zeker als het op een correcte manier gebeurt. Uiteraard kan ik de website alleen maar aanbevelen want naast de vertaalde gedichten van Cummings is daar nog veel mooie poëzie te lezen.

Uit de vertalingen van Joost Dancet koos ik het gedicht ‘What is thy mouth to me?’ uit ‘The Harvard Years 1911-1916’ in vertaling ‘Wat is uw mond voor mij’. En vergeet voorafgaand aan het lezen van de vertaalde gedichten vooral niet ‘Vooraf’ te lezen en ‘Gedicht per gedicht’ voor allerlei extra informatie.

.

Wat is uw borst voor mij?
Een bloem van nieuw gebed,
Een gedicht van sterk licht,
Een bron van frisse vogels,
Een gespannen boog trillend.

Wat is uw lichaam voor mij?
Een theater van perfecte stilte,
Een strijdwagen van rode vaart;
En O, de vluchtige voeten
van witgemaande begeerten!

.

*

.

.

Voor een vijfjarige

Fleur Adcock

.

Ik ben aan het lezen in de bundel ‘Honderd dichters uit vijftien jaar Poetry International 1970-1984’ samengesteld Remco Campert, Jan Eijkelboom, Joke Gerritsen en Martin Mooij en gepubliceerd in 1984. Ik verbaas me over de beroemde namen van dichters die in de loop der jaren Poetry International hebben aangedaan. Ik weet natuurlijk wel dat dit het geval is maar als je dan door de bio- en bibliografieën van al die dichters bladert is het toch wel heel bijzonder.

Uiteraard staan er tussen die vele dichters ook namen van dichters die ik niet ken, en juist die zijn vaak heel interessant. Zo bleef ik hangen bij een gedicht van Fleur Adcock (1934). Geboren in Nieuw-Zeeland maar al jaren verblijvend in Engeland. Wat ik heel leuk vind is dat ik op haar Wikipediapagina lees dat ze, naast het docentschap en haar carrière als dichter, ook bij verschillende bibliotheken heeft gewerkt als bibliothecaris. In 2006 won Adcock een van de belangrijkste poëzieprijzen van Groot-Brittannië, de Queen’s Gold Medal for Poetry , voor haar verzamelde werken, ‘Poems 1960–2000’. Ze was pas de zevende vrouwelijke dichter die de onderscheiding in 73 jaar ontving.

Adcocks poëzie houdt zich doorgaans bezig met thema’s als plaats, menselijke relaties en alledaagse activiteiten, maar vaak met een duistere wending aan de alledaagse gebeurtenissen waarover ze schrijft. En juist dat specifieke element, die duistere wending lees ik terug in het gedicht ‘Voor een vijfjarige’ of ‘For a five-year-old’ zoals het gedicht in het Engels is getiteld. Ik bleef bij dit gedicht hangen omdat het me deed denken aan een moeder, die zoiets ook zou kunnen denken of zeggen. Het gedicht is vertaald door Bob den Uyl.

.

Voor een vijfjarige

.

Een slak kruipt tegen het kozijn op

je kamer binnen, na een regennacht.

Je roept me binnen om te kijken, en ik leg uit

dat het onaardig zou zijn hem daar te laten:

hij zou op de vloer kunnen kruipen, we moeten voorkomen

dat iemand hem vertrapt. Je begrijpt het,

en draagt hem naar buiten, in koesterende hand,

om hem een narcis te laten eten.

.

Ik zie dan dat een soort vertrouwen je beweegt:

je tederheid wordt nog gevormd door woorden

van mij, die muizen heeft gevangen en vogels heeft geschoten,

van mij, die je poesjes heeft verdronken, die je

naaste verwanten heeft verraden, en die menig ander

de hardste waarheden heeft verteld.

Maar zo is het nu eenmaal: ik ben je moeder,

en we zijn aardig tegen slakken.

.

For a Five-Year-Old

.

A snail is climbing up the window-sill
into your room, after a night of rain.
You call me in to see, and I explain
that it would be unkind to leave it there:
it might crawl to the floor; we must take care
that no one squashes it. You understand,
and carry it outside, with careful hand,
to eat a daffodil.
.
I see, then, that a kind of faith prevails:
your gentleness is moulded still by words
from me, who have trapped mice and shot wild birds,
from me, who drowned your kittens, who betrayed
your closest relatives, and who purveyed
the harshest kind of truth to many another.
But that is how things are: I am your mother,
and we are kind to snails.

.

Charles Bukowski

Beautiful Boy

.

Afgelopen week keek ik naar ‘Beautiful boy’ een redelijk deprimerende film over een aan drugs verslaafde jongen, uit 2018. Op zichzelf was het een mooie film maar de reden waarom ik ben blijven kijken was, dat ik gelezen had dat aan het einde van de film, de hoofdpersoon Nick (gespeeld door Timothée Chalamet), een gedicht van Charles Bukowski (1920-1994) in zijn geheel voorleest. Vreemd genoeg duurde het tot bijna het einde van de aftiteling dat het gedicht in audio te horen was over het restant van de aftiteling heen. Ik denk dat veel biosscoopbezoekers dit dus gewoon gemist hebben.

Het betreft hier het gedicht ‘Let it enfold you’, een lang gedicht dat ik hier wel plaats maar dan als YouTube filmpje waarin de beelden van de film samengaan met het voordragen van Timothée Chalamet. Omdat ik hier toch ook een gedicht wil plaatsen datje gewoon kan lezen heb ik voor een ander gedicht gekozen van Charles Bukowski in een vertaling van Manu Bruynseraede. Het betreft hier het gedicht ‘Girl on the Escalator’ in vertaling ‘Meisje op de roltrap’.  Vandaag dus twee gedichten van deze, door mij zeer gewaardeerde, dichter.

.

Meisje op de roltrap

.

Ik loop naar de roltrap

en ondertussen steken

een jonge man en een lieftallig jong meisje

mij voor.

Haar broek en hemd

zitten strak om haar huid.

Terwijl we naar boven gaan

laat ze één voet op het trapje rusten

en vertoont haar achterste

een fascinerend landschap.

De jonge man kijkt overal in het rond.

Hij ziet er zorgelijk uit.

Hij kijkt naar mij.

Ik kijk weg.

Nee, jonge man, ik ben niet aan het kijken,

ik ben niet aan het kijken naar het achterste van je meisje.

Geen zorgen, ik respecteer haar en ik respecteer jou.

In feite respecteer ik alles: de bloemen die groeien,

jonge vrouwen, kinderen, alle dieren, ons kostbare

ingewikkelde universum, iedereen

en alles.

Ik voel dat de jonge man zich nu beter voelt

en ik ben blij voor hem.

Ik ken zijn probleem: het meisje heeft

een moeder, een vader, misschien een zus

of een broer, en ongetwijfeld een bende

onvriendelijke kennissen en ze houdt van dansen

en flirten en ze gaat graag naar de film en soms

praat ze en kauwt kauwgom op hetzelfde moment

en ze houdt van echt domme tv-programma’s

en ze denkt dat ze een actrice in de kiem is

en ze ziet er niet altijd goed uit en ze heeft een vreselijk

humeur en soms draait ze bijna door en ze kan uren

aan de telefoon hangen en binnenkort in de zomer

wil ze naar Europa en ze vraagt je om voor haar

een bijna-nieuwe Mercedes te kopen en ze is verliefd

op Mel Gibson en haar moeder is een drankorgel

en haar vader is een racist en soms als ze teveel opheeft

snurkt ze en ze is vaak koel in bed

en ze heeft een goeroe, een kerel die Jezus ontmoet heeft

in de woestijn in 1978 en ze wil een danseres zijn

en ze is werkloos en telkens als ze suiker of kaas eet

krijgt ze migrainehoofdpijn.

Ik zie hoe hij haar naar boven neemt op de roltrap,

zijn arm beschermend rond haar middel en hij denkt

dat hij geluk heeft en hij denkt dat hij een echte

bijzondere kerel is en hij denkt dat niemand in de wereld

heeft wat hij heeft.

En hij heeft gelijk, verschrikkelijk verschrikkelijk gelijk,

met zijn arm rond die warme emmer

van darmen, blaas,

nieren,

longen,

zout,

solfer,

kooldioxide

en slijm.

Véél geluk.

.

Zelfmoordenaars bij zonsopkomst

Femi Fatoba

.

De Nigeriaans dichter Femi Fatoba (1939-2008) speelt in zijn poëzie graag met de Afrikaanse tradities. Hij slaat in zijn werk een brug tussen de Nigeriaanse couleur locale en de internationale literatuur.  In 2006 was hij te gast bij Poetry International in Rotterdam. Om naar Nederland te komen had hij wel de nodige hindernissen te nemen. Zo werd hij door de autoriteiten in Nigeria het hele land doorgestuurd om de benodigde uitreispapieren te bemachtigen. Iets waar dichters die naar Poetry International wel vaker mee te maken hebben, met tegenwerking, bureaucratie of de onwil van de autoriteiten om mee te werken met een reis vanuit het land van herkomst naar Nederland.

Femi Fatoba bekeek de tegenwerking van de zonnige kant. Reizend door het land van zijn dorp naar Abuja, de hoofdstad van het land, leverde hem enkele gedichten op. In 2008 overleed professor aan de universiteit van Niger Delta, acteur, dichter en toneelschrijver Dr. Femi Atoba aan de gevolgen van een verkeersongeluk.

Voor de bundel ‘Kijk, het heeft gewaaid’ 40 jaar Poetry international festival uit 2009, vertaalde dichter Jabik Veenbaas (1959) het gedicht dat Fatoba onderweg naar de hoofdstad schreef getiteld ‘Suicide at Dawn’ naar ‘Zelfmoordenaars bij zonsopkomst’.

.

Zelfmoordenaars bij zonsopkomst

.

Gevangen in het woelen van een onverhoedse werveling

Lijken ze te fladderen noch te vliegen

Maar spatten uiteen tegen een misleidende ruit

En laten hun vitale delen achter

Vertroebelen het zicht van de chauffeur

Met een mozaïek geleend van de regenboog

Elke kleur een streek van een plotseling penseel

Tegen de mens in zijn voertuigstreven.

.

Ik vraag me af of de pointillist

De kunst afkeek van de vlinders

Die onnozele zelfmoordenaars bij zonsopkomst!

.

Lieke Marsman

Man met hoed

.

Lieke Marsman (1990) debuteerde als dichter in Tirade. Haar eerste bundel, ‘Wat ik mijzelf graag voorhoud’, verscheen in 2010. Ze kreeg daarvoor de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs, de Liegend Konijn Debuutprijs en de C. Buddingh’-prijs. In 2014 verscheen haar tweede bundel, ‘De eerste letter’.

In de bundel ‘Man met hoed’ zijn deze eerste twee bundels van Lieke Marsman bijeengebracht. De bundels worden bovendien aangevuld met vroeg en minder vroeg werk, en met enkele vertalingen. Laura Demelza Bosma schrijft in haar recensie van deze bundel op Meandermagazine.nl :

“Hoewel de dichteres allerlei thema’s aansnijdt die stof tot nadenken (en navoelen) brengen, zorgt ze er eerst voor dat haar lezer met haar op één lijn komt zitten. Daarna komt ze met gedachtenladders, die kunnen alle kanten op maar beloven hoe dan ook diepgang én amusement. In een enkele zin kan Marsman ogenschijnlijke contradicties verenigen, zoals bijvoorbeeld kwetsbaar en cool.”

In april 2018 werd in Marsmans bovenrug een kwaadaardige bottumor ontdekt die met succes operatief kon worden verwijderd. Als gevolg van deze ingreep kon Marsman haar rechterarm weliswaar bewegen, maar niet meer omhoog doen. In ‘De volgende scan duurt 5 minuten’ uit 2018, beschreef ze dit proces. Deze dichtbundel werd in het Engels vertaald door de in Nederland opgegroeide Britse dichteres Sophie Collins.

In 2021 kwam van Marsman de dichtbundel ‘In mijn mand’ uit. In diezelfde maand werd zij voor de periode van 2021-2023 benoemd tot Dichter des Vaderlands. In 2023 verscheen de bundel ‘Ter gelegenheid van poëzie’ met gedichten en stukken die ze schreef als dichter des vaderlands.

Uit de bundel ‘Man met hoed’ komt het gedicht ‘Jarig’ dat oorspronkelijk verscheen in ‘Wat ik mijzelf graag voorhoud’ uit 2010.

.

Jarig

.

Ik dacht dat ik mezelf een boek ging geven,
maar het werd een plant
Ik had geen plaats voor een plant,
want ik had er al veel te lang aan gedacht
.
Soms word ik ’s nachts wakker en kijk ik of mijn buik nog plat is
Meestal is het te donker om iets te zien
Dat is niet gek, het is nacht
.
Meestal is mijn buik vol
Zo vol als een buik nadat ik cake heb gegeten
Cake, mijn hele verjaardag lang

.