Site-archief

De Tocht

Virginia Hamilton Adair

.

Virginia Hamilton Adair (1913 – 2004 ) was een Amerikaanse dichter die pas op hoge leeftijd beroemd werd met de publicatie in 1996 van ‘Ants on the Melon’ . Door haar vader als jong kind in aanraking gekomen met poëzie, begon ze op zesjarige leeftijd regelmatig haar eigen gedichten te schrijven. Meer dan zeventig werden gepubliceerd in tijdschriften en grote tijdschriften, zoals de Atlantic en de New Yorker. In totaal zou ze meer dan duizend gedichten schrijven. Hoewel ze in de jaren 1930 en 1940 werk publiceerde in Saturday Review , The Atlantic en The New Republic , publiceerde Adair bijna 50 jaar niet meer.

Er waren verschillende redenen waarom ze in die vijftig jaar niets meer publiceerde. Zo trouwde ze met de prominente historicus Douglass Adair en kreeg drie kinderen met hem, ze had een academische carrière en ze was verzuurd door de spelletjes die de uitgeverswereld met haar speelde bij het publiceren van haar werk.

Na de zelfmoord van haar man in 1968, haar pensionering van het lesgeven en het verlies van haar gezichtsvermogen door glaucoom kwam er een ommekeer. in de jaren negentig van de vorige eeuw.  Adairs vriend en collega-dichter Robert Mezey stuurde een deel van haar werk door naar Alice Quinn , de poëzieredacteur van The New Yorker The New Yorker publiceerde het werk in 1995 en publiceerde vervolgens de bundel  ‘Ants on the Melon’. Adairs werk verscheen daarna regelmatig in The New Yorker en The New York Review of Books. Ondanks haar blindheid bleef Virginia Hamilton Adair daarna gedichten schrijven zoals bijvoorbeeld ‘Ga recht vooruit’ is niets / zonder zicht. / Alles is recht vooruit, wat niet / achter je ligt.

In 1998 verscheen bij De Prom in een vertaling van Louise van Santen de bundel ‘Gedichten’ met werk van Adair. Uit deze bundel nam ik het gedicht ‘The Trek’ en in de Nederlandse vertaling ‘De Tocht’.

.

De Tocht

.

Wij allen zijn leiders

zonder enig gevolg

.

alleen de ego’s vanbinnen

de schimmige wandelkaars

.

die over dode sporen gaan

hun ogen niet geloven

.

bij koude vuren blijven staan

of roepen boven het ravijn

.

hallo   echo   hallo

.

ik bracht de metgezel van mij

tot aan de rand, tot deze zelfkant

.

hallo   hallo

.

The Trek

.

We are all leaders

whom nobody follows

.

only the selves inside

the shadowy marchres

.

crossing the dead trailks

surprising a pair of eyes

.

stopping by cold fires

or calling across the canyon

.

hello   echo   hello

.

I have brought my companion

to this edge, this falling off

.

hello   hello

.

 

Zondag op maandag

Dubbelgedicht

.

Voor wie dacht dat het plaatsen van een liefdesgedicht daags na Valentijnsdag een vergissing was, die wil ik graag uit de droom helpen. Want vandaag, op maandag een gedicht over de zondag. Een dubbel-gedicht met twee gedichten over de zondag.

Het eerste gedicht, getiteld ‘Zondag’, is van Remco Campert (1929-2022) en komt uit zijn bundel ‘Bij hoog en bij laag’ uit 1959.

Het tweede gedicht getiteld ‘Zondagmiddag’ is van de Rotterdamse dichter Ellen Warmond (1930-2011) en komt uit de bundel ‘Mens: een inventaris’ uit 1969.

.

Zondag

.

Zondag had ik me voorgesteld

in de hangmat door te brengen

tussen de stevige stammen van de bomen

dicht boven de aarde

en van de hemel ver genoeg verwijderd

om me een mens op zijn plaats te voelen.

.

Maar het regende.

.

Zondagmiddag

.

De dag is zonder perspectief

in platte huizen schuiven

uit dun papier geknipte poppen

heen en weer langs de ramen

vlak zonlicht staat als

een kamerscherm tussen hen in

.

bij mij

is alles van zijn plaats geschoven

de mensen lopen met gesloten ogen

voorbij.

.

Film en poëzie

Anton van Duinkerken

.

Naar aanleiding van mijn bericht over het gedicht van Simon Vestdijk dat hij schreef over Charlie Chaplin kreeg ik van dichter en Meander columnist Hans Franse een tip over ‘Charlie verliefd’ een gedicht van Anton van Duinkerken (1903-1968) dat hij schreef naar aanleiding van een scene uit ‘Gold Rush’ een Charlie Chaplinfilm uit 1925. In deze scene wacht Chaplin als goudzoeker tevergeefs op zijn afspraak. Terwijl hij wacht laat hij de broodjes op zijn bord dansen.

Anton van Duinkerken (pseudoniem van Willem Asselbergs) schreef dit gedicht dat in zijn bundel ‘Lyrisch labyrinth’ uit 1930 zou verschijnen. Films hebben soms een gedicht of een groot episch vers als uitgangspunt en op een andere manier wordt in films graag en vaak gebruik gemaakt van poëzie (zie onder de categorieën Films gebaseerd op poëzie en Poëzie en film). Het komt minder vaak voor dat een film inspireert tot een gedicht. ‘Charlie verliefd’ is een oud maar fraai voorbeeld van hoe een gedicht kan bijdragen aan het (na)genieten van een film.

.

Charlie verliefd

 

De dans der broodjes.

Charlie is moe om de moeheid der aarde
en moe om de moeheid der sneeuw.
Charlie is stil – het is oudejaarsavond –
en moe om ’t verlopen der eeuw,
moe om de tijd, dat hij kind was en man werd,
om wereld en God is hij moe,
en moe om het meisje en haar grote verdriet.
En zijn ogen zijn stil en toe
en zijn hoofd is een vrucht van de boom
van het grote verdriet,
rijp en gebogen ten val. En zijn ogen zijn toe,
dat hijzelf zich niet ziet.
Waarom staan de hutten gehurkt in de nacht?
Is de maan het restant van een feest?
De wereld is wit en een sneeuwwoestijn,
maar de wereld is witter geweest
en ònzegbaar veel lichter bij ’t licht van een kaars.
De wereld was vrolik en klein
als de plaats aan den haard in je moeders huis,
als de dingen, die simpel zijn:
vrolik en klein als ’t gelaat van je lief
en als ’t lieve geschenk dat je haar bood;
de wereld was vrolik en klein als haar blik
en de wereld was eindeloos groot.
Liggen niet boten gemeerd in haar ogen
gereed voor de verste reis?
Zingt in haar kijken haar harteklop niet
zijn enige, eeuwige wijs?
Is niet haar brauwboog een avondroodsgloed?
Deint met haar denken niet mee
het roerloos bewegen van levende ogen:
een rusteloos-rustige zee?
De zomer zijn zij en de regenboog,
die over de zomer zich spant;
zij zijn de wolkloze luchten, de wolken,
de vogels, de sneeuw en het land.
Hier is haar plaats aan zijn ledige tafel,
– haar plaats in zijn ledige hart!
Charlie is moe om ’t verlopen der eeuw
en stil om het meisje, dat mart,
stil om het meisje. – Wees stil! – om het meisje! –
Niet dansen! Nu geen romantiek!
Straks geven haar lippen hun klaat’rende lach
en haar ogen hun blanke muziek.
Haar lach is een dorp aan een waterval
en je hoort in de verte de fluit
van een fijn muzikant. – Bedwing je! Niet dansen!
Haar lach is de lach van een bruid.
– Niet dansen! – Haar lach is de luide minuut,
die eeuwigheden duurt.
– Hoe ligt het landschap in ’t licht van zijn ziel
nu plotseling verpuurd:
de sneeuwwoestijn werd een vroom gebed
en een lichtende duisternis
geheimnisvol als het hart van een kind,
dat pas geboren is
en ook zoo eenvoudig. – Niet dansen! Niet dansen!
En Charlies vreemd gemoed
is simpel als zijn meisjes lach
en als haar ogen goed.
De kamer is een klein paleis. Hij doet de
donkere luiken dicht
en denkt alleen aan het haardvuur en aan
het vriendelik kaarselicht
dat wel een glimlach lijkt: het is
onroerbaar brekelik en fijn
en edel op zijn ranke leest:
het kon haar glimlach zijn!
– Niet dansen! Alleen nog maar denken aan ’t werk!
Hij schuift de stoelen bij;
hier is háár plaats aan zijn ledige dis,
– Niet dansen! – háár plaats aan zijn zij!
Hier is haar plaats! Hij streelt verliefd
de stoel, waarop zij strakjes zit.
– Geen romantiek! Bedwing je hart! –
De broodjes zijn héél wit,
zo wit als maar háár tanden zijn.
– De broodjes geuren goed
en hebben juist de lieve vorm
van liefjes kleine voet.
– Zij toeft! – Bedwing je hart! (…háár hart!) –
De broodjes voor haar mond
gelijken op haar voet – hoe dwaas! –
en het laken gelijkt op de grond
en het leven gelijkt op een buiteling!
De wereld wordt vrolik en klein
als de plaats aan den haard in je moeders huis
en de dingen, die simpel zijn.
De wereld is niets dan de vorm van die broodjes.
De wereld is eindeloos goed
en enkel geschapen voor Charlie en haar en de dans
van haar lichte voet,
die is als de dans van een toverprinses,
een sterk en innig geweld
en ook als de dans van een brede rivier
en ook als een korenveld.
Haar dans is de smaak van het brood in je mond
en zacht als haar mantel van wol
en teer als haar ogen en wit als haar kleed en
bedwelmend als alcohol.
– Zij nadert – haar voetjes, haar handen, haar hoofd
en alles is maneglans
de hemel is licht van haar licht en de sterren
dansen om haar hun dans.
Haar polsen zijn zingende vogels.
Haar stem is het aards paradijs.
Haar voeten zijn liedjes. Haar gang is een hymne.
En de broodjes dansen de wijs.
De broodjes dansen onhoorbaar bewogen op Charlies
klein tafelkleed
de dans van ene, die alle leed
en alle verrukking vergeet
om déze verrukking, een soepele dans
over alle geleden pijn
mild als het water der milde rivier,
dat na lang eenzaam zijn
stroomt in een stadje: torens gaan open en klokken
zijn klaar in de lucht
als spiegelende ogen boven het water en ook
als een duivenvlucht.
Hun dans is de stad en de mensen,
de stille gemeenzaamheid
met alle goed, dat het leven je geeft
en met ieder, die eenzaam lijdt
in kleine huizen, verborgen aan grachten
of aan de verwijderdste rand
van de stad, waar maar weinig verkeer is.
Hun dans is de zon op een strand
en de woorden, die worden gefluisterd
wanneer het avond is
en ook van een zomerse maannacht
de blinkende duisternis.
Hoezee! voor de tover der maten!
Hoezee! voor de dans van haar voet,
die danst in de dans van de broodjes,
zooals in haar polsen haar bloed
het dansen verraadt van haar hartje,
dat is als een toren aan zee
en ook als een eenzame duif op een dak
en ook als een wereldzee.
De dans van haar hart in haar polsen
is mooi als een avondrood.
De wereld is vrolik en klein als haar blik
en de wereld is eindeloos groot.
Zingt in haar kijken haar harteklop niet
zijn enige, eeuwige wijs?
Liggen niet boten gemeerd in haar ogen
gereed voor de verste reis?
Is niet haar brauwboog een avondroodsgloed?
Deint met haar denken niet mee
het roerloos bewegen van levende ogen:
een rusteloos-rustige zee?
De zomer zijn die en de regenboog,
die over de zomer zich spant,
zij zijn de wolkloze luchten, de wolken,
de vogels, de sneeuw en het land!
Onhoorbaar bewogen dansen de broodjes
opnieuw op het tafelkleed
de dans van ene, wier uiterste liefde
’t heelal en zichzelve vergeet.
Roerloos van eerbied bewegen handen
en ogen verschreien hun pijn
om het leed van het meisje en om ons aller
gedurig verlaten zijn.
De dans is de sprong van een stervende gems;
de dans is een ver verdriet.
De dans van de broodjes is alles, maar is
de dans van háár voetjes niet.
De nacht is verlaat en de kaars is verbrand
en Charlie is erg moe,
erg eenzaam en moe om háár grote verdriet.
En zijn ogen zijn stil en toe
en zijn hoofd is een vrucht van de boom
van het grote verdriet,
rijp en gebogen ten val. En zijn ogen zijn toe
dat hijzelf zich niet ziet.
De wereld is wit en een sneeuwwoestijn;
de wereld is eindeloos wijd
– Wat mart zij? – De nacht is een zwarte spelonk
en de ziel een verlatenheid.

Poëzieweek aanbieding

MUGzines

.

Iedereen kan mugzines gratis lezen, met Nederlandse en Vlaamse hedendaagse actuele poëzie van gearriveerde dichters en aanstormend talent. Maar er zijn ook de ware liefhebbers die poëzie graag van papier lezen. Voor die kenners hebben we een aanbieding speciaal in de Poëzieweek.

Wanneer je nu donateur wordt ontvang je niet alleen 5 keer een MUGzine op papier via de post, maar als extra krijg je een nummer van de reeds verschenen edities naar keuze én een exemplaar van GUMzine. Donateur ben je al vanaf € 20,- per jaar.

De GUMzine is een leuk hebbedingetje waarin je zelf je dichterlijke vaardigheden en poëtische overpeinzingen in kan noteren, een soort Poesie album 2.0. Dus wacht niet langer en word donateur! Dat doe je door een mailtje te sturen aan mugazines@yahoo.com

Nico Scheepmaker (1930-1990) schreef al over een Poesie album in zijn bundel ‘Hopper’s Holland’ uit 1974 en was toen al verrassend actueel in de tweede strofe.

.

Poesie album

.

Leven is nemen, maar evenveel geven:

geef met je hart en je portomonnee!

Neem ook van alles, maar nooit meer dan twee.

Want leven is leven en láten leven!

.

Ben je een meisje, voel je dan jongen.

Ben je een jongen, voel je dan meid.

Raak allereerst van jezelf doordrongen,

dan raak je jezelf ook minder gauw kwijt.

.

Als je verliefd bent: geef je volkomen!

Zorg dat je lichaam steeds wordt gevoed.

Niemand kan leven alleen van zijn dromen:

vrede is oorlog die is uitgewoed.

.

En ben je verdrietig of eenzaam op aarde,

trek je dan op aan het feit dat je leeft!

Niets op de wereld heeft evenveel waarde

als het leven dat jij aan de mensen geeft.

.

 

God danst Dada

Tristan Tzara

.

In 1972 verscheen bij Fizz-Subvers Press een klein maar heerlijk vreemd bundeltje van Tristan Tzara: ‘God danst Dada’. Deze bundel werd mede mogelijk gemaakt door het Prins Bernhard Fonds en verscheen in een oplage van 500 stuks. De bundel begint met het ‘Manifest van monsieur Antipyrine’ uit 1916 en al lezend door dit manifest weet je meteen weer waar Dada over gaat: nihilisme en anti-esthetiek, en voeg daar voor mij nog maar wat surrealisme aan toe en algemene verwarrende gekte. In de Encyclopedia Britannica staat bij het lemma Dada: nihilistische en anti-esthetische beweging in de kunsten die vooral floreerde in Zürich , Zwitserland; New York ; Berlijn , Keulen en Hannover , Duitsland; en Parijs in het begin van de 20e eeuw.

In de bundel, vertaald door Peter Nijmeijer en Sjoerd Kuyper, staan foto’s, illustraties en gedichten van Tristan Tzara. Tzara (1896 – 1963) werd geboren in Roemenië maar verhuisde in de eerste wereldoorlog naar Zürich. Daar richtte hij samen met Hans Arp, Hugo Ball en Richard Huelsenbeck ‘Cabaret Voltaire’ op, de bakermat van de Dada beweging. Cabaret Voltaire verscheen eerst als tijdschrift maar werd al snel de naam van soirées die tot heftige confrontaties met het publiek zouden leiden. Op deze soirées werden klankgedichten (klinkerkonserten) voorgedragen, werd nieuwe muziek ten gehore gebracht en werden provocerende Dada-manifesten voorgelezen. Provocatie als kunstvorm. De Dadaïsten hadden met deze kunstvorm de intentie om mensen bewust te maken van hun vastgeroeste leefwijzen maar het publiek beantwoordde dit vaak met fysiek geweld.

In 1919 verhuisde Tzara naar Parijs waar hij enkele jaren Dada manifestaties organiseerde. In 1922 werd Dada , vooral door interne conflicten tussen Tzara en Andre Breton, ontbonden, waarna Breton zich op het surrealistische pad begaf. Rond 1930 verzoenden de twee zich echter weer en schreef Tzara meer surrealistische gedichten. Later weer ontwikkelde hij echter een geheel eigen stijl en bleef hij actief als dichter en schrijver tot zijn dood. Zijn werk is, ondanks zijn Roemeense afkomst volledig door hem in het Frans geschreven.

De bundel ‘God danst Dada’ is dus een vertaling vanuit het Frans. Leuk om te weten is dat deze bundel en andere uit deze reeks tussen de 75 cent en een gulden kostte destijds. Uit deze merkwaardige bundel koos ik het gedicht ‘De staart van de duivel is een fiets’ dat in 1920 werd geschreven en verscheen in ‘Manifeste sur l’amour faible et l’amour amer’ .

.

De staart van de duivel is een fiets

.

met praalwagens

er zijn uitvinding

bloemenfeest

.

straatspektakel duiven

hij ander zijn visitekaartje

of houdt een zijn als een vermaarde en

ik niet

.

wel hij beetje mij

Nationaal Majorettenpeleton

.

(vooral liefhebberij zegt

lentefeest)

.

gigantiese als zijn majorettes

heb karnaval present ook

of hij dat de mij zijn

en beschouwt als is geen

herfstfeest

.

of

.

Dada is een maagdelijke mikrobe

Dada is tegen het Lieve leven

Dada

naamloze vennootschap voor de uitbuiting van ideeën

Dada kent 391 houdingen en 391 verschillende kleuren al naar

gelang het geslacht van de president

Het verandert – bevestigt – beweert tegelijkertijd het tegen-

deel – belangeloos – schreeuwt – vist

Dada is een kameleon, uit op snelle en winstgevende

verandering

Dada is tegen de toekomst. Dada is idioot. Dada is dood. Leve

Dada. Dada is geen literaire stroming, brul brul

.

 

Bijna om niets

Ellen Warmond

.

Tussen alle vakantiegedichten kan het liefdesgedicht natuurlijk niet ontbreken. Daarom een gedicht van Ellen Warmond (1930-2011) getiteld ‘Bijna om niets’ uit de bundel ‘Mens: een inventaris’ uit 1969.

.

Bijna om niets

.

Al mijn woorden heb ik al opgedeeld

tussen jij en jou en jouw

meer kan ik niet doen

.

ik leg mijn handen op

het hakblok van je argwaan

.

ik roep de vogels aan

om bijval

.

de wind houdt zich afzijdig

maar goedmoedige wolken zeggen

dat het verdriet voorbij is.

.

Libido

Nico Scheepmaker

.

Ik geef zelf al een aantal jaar poëziebundels uit en sinds twee jaar ook een minipoëziemagazine. Vanaf de publicatie van mijn eerste eigen bundel ‘Zichtbaar alleen’ in 2008 weet ik dat een goede dichtbundel niet alleen goeie poëzie moet bevatten. Aan een goede poëziebundel is ook aandacht besteed, aandacht voor de bladspiegel, de omslag, lettertype, titelpagina, Franse titelpagina, voorwoord en ga zo maar door.

Je kunt je mijn verbazing voorstellen toen ik afgelopen week een bundel kreeg, uitgegeven door De Bezige Bij en het Poëziecentrum (Gent), waar ik mijn wenkbrauwen bij op moest trekken. Een dikke bundel met op de omslag een afbeelding van Egon Schiele ‘Umarmung’, een goed colofon, nette titelpagina en boordevol prima liefdespoëzie. Ik heb het hier over de bundel ‘Geen dag zonder liefde’ uit 1994. Misschien is het omdat ik de 6e druk heb uit 1998 (goedkope druk) maar lezend in de bundel viel me op dat het leek alsof de opmaak gedaan was door een dronkenlap.

Lukraak afgebroken gedichten, soms drie op een overvolle pagina en dan weer een pagina met een kort gedicht en verder heel veel wit. Een bundel met ‘100 jaar Nederlandse liefdespoëzie uit Noord en Zuid verdiend beter, zelfs in een ‘goedkope’ herdruk.

De bundel werd samengesteld door Eddy van Vliet en biedt 315 pagina’s liefdesgedichten van zo’n beetje alle bekende Nederlandse en Vlaamse dichters uit de 19e en 20ste eeuw, onder het motto ‘Het is niet en nooit genoeg’ (Remco Campert). Ik koos voor het gedicht ‘Libido’ van Nico Scheepmaker (1930-1990) uit de bundel ‘Het rijmt, dat scheelt’ uit 1987.

.

Libido

.

Het liefst wil ik in meubelwinkels neuken,

met kans dat iemand je van buiten ziet.

Of anders in zo’n demonstratiekeuken,

halfzittend op de gootsteen van graniet.

.

Ook hoop ik altijd dat de bioscoop

zo leeg is dat we rustig kunnen vrijen,

en als ik door het Rijksmuseum loop

kijk ik bij voorkeur naar Suzanna’s dijen.

.

En verder lijkt het mij een hele kick

om het een keer te doen tijdens het klunen,

of met Viola op de perstribune,

terwijl ik onderwijl mijn stukje tik.

.

Maar ’t liefst zou ik toch op de Bonkevaart,

door ’t volk en wat prinsessen aangestaard,

een nummer maken op de finishlijn,

al is-ie door de vrieskou nog zo klein.

.

Hoe alles afloopt

Nobelprijswinnaars uit Amerika, maar daar niet geboren

.

In het heerlijke boek ‘The United States of Poetry’ uit 1996 lees ik dat de drie dichter Nobelprijswinnaars die de Verenigde Staten (tot dan toe) heeft voortgebracht alle drie niet geboren zijn in de Verenigde Staten. Wat op zichzelf maar weer eens bewijst dat de VS een smeltkroes is van mensen uit alle delen van de wereld en dat de VS een aantrekkingskracht heeft op o.a. dichters. De drie dichters die het betreft zijn;  Joseph Brodsky (1940 – 1996) geboren in Rusland, Czesław Miłosz (1911-2004) geboren in Polen en Derek Walcott (1930-2017) geboren in St. Lucia.

Ik schreef al eerder over Derek Walcott (met wie ik een geboortedag deel) maar door deze ontdekking in ‘The United States of Poetry’ wil ik hier graag nog een gedicht van hem delen. Het betreft hier het het gedicht ‘Endings’ uit de bundel ‘Sea Grapes’ hier in de originele Engelse tekst en in vertaling. Het gedicht ‘Endings’ of ‘Hoe het afloopt’ gaat over de vergankelijkheid, dat het leven niet luidkeels eindigt met een enorme knal (zoals bijvoorbeeld de Bijbelse profeet Elia, die door een rijtuig met vurige paarden in de hemel werd opgenomen) maar dat het leven wegebt, langzaam uitdooft. De slotregel is langer dan alle andere regels in het gedicht en komt als een verrassing. Deze regel gaat over de stilte om het hoofd van de doof geworden Beethoven, en het verwijst ook naar de ernst die spreekt uit diens meest verstilde adagio’s. En naar de dood natuurlijk.

.

Endings

.

Things do not explode,
they fail, they fade,

.

as sunlight fades from the flesh,
as the foam drains quick in the sand,

.

even love’s lightning flash
has no thunderous end,

.

it dies with the sound
of flowers fading like the flesh

.

from sweating pumice stone,
everything shapes this

.

till we are left
with the silence that surrounds Beethoven’s head.

.

Hoe alles afloopt

.

’t Is niet dat dingen exploderen,
ze weigeren, ze sterven weg,

.

als zonlicht dat wegsterft op vlees,
als schuim dat haastig wegzinkt in zand,

.

zelfs de bliksemflits van de liefde
eindigt niet met een donderslag,

.

het sterft met het geluid
van wegkwijnende bloemen als vlees

.

dat puimsteen heeft uitgezweten,
zo krijgt alles vorm

.

tot we alleen zijn
met de stilte die hangt om Beethovens hoofd.

.

 

Plastische chirurgie

Proeftuin

.

In een kringloopwinkel kocht ik de bundel ‘Proeftuin’ van Ellen Warmond uit 1953. Het bundeltje is Maatstafdeeltje nr. 1. De 44 gedichten in de bundel hebben korte titels en zijn niet alleen zeer leesbaar maar ook bijzonder poëtisch en verrassend actueel.

‘Proeftuin’, waarvoor ze de Reina Prinsen Geerligsprijs ontving was het debuut van Warmond (1930 – 2011) in de Nederlandse letteren.  Haar werk werd wel in verband gebracht met dat van de Vijftigers, maar alleen wat betreft de experimentele vorm. Thematisch is zij eigenlijk van meet af aan een adept geweest van het existentialisme in zijn meest negatieve uitwerking. Haar personages figureren in een zinloos bestaan, lijken van nature ongelukkig en niet in staat iets aan hun situatie te veranderen.

Hoe actueel ‘Proeftuin’ ook nu nog is blijkt wel uit het gedicht ‘Plastische chirurgie’. Mocht je denken dat dat iets is van deze tijd dan heb je het mis. In 1953 al speelde het ongenoegen met het eigen uiterlijk en de wens hier iets aan te laten doen door een plastisch chirurg.

.

Plastische chirurgie

.

Maar ’s avonds spelen overal

spiegels de laatste partij

lancetten van critiek staan op

het beeld gericht met een volleerd

gebaar wordt een blik als een kreet

of een mond als een angstkramp

gecorrigeerd

.

alleen komt soms uit het moeras

van eenzaamheid achter ogen

nog een witte wanhopige hand

voor de laatste maal boven.

.

Warmte, een woonplaats

Ellen Warmond

.

In een kringloopwinkel bij mij in de buurt kwam ik maar liefst twee exemplaren tegen van ’25 Gedichten’ nr. 25 van de Boekenkorf, maart 1963. Het betreft hier een magazine van de Bijenkorf, dat blijkens de ‘ten geleide’ in maart 1963 reeds voor de 25ste maal werd gepubliceerd. In dit, wat lijkt een, literair magazine behalve 25 gedichten ook informatie over de Boekenweek 1963, reclame voor De Muze en Europa, een onderdeel ‘Voordeel boeken’ en een onderdeel Boekenweek Boekenlijst met daarin een keuze uit veelal de nieuwste boeken, met als bijschrift dat het kan voorkomen, dat een enkel boek nog niet is verschenen, maar dat het echter wel al besteld kan worden. Een eigen boekenmagazine van de Bijenkorf dus.

In dit 25ste nummer is aan 25 dichters gevraagd hun ‘lievelingsvers’ aan te leveren voor dit magazine. Dat niet alle dichters dit konden blijkt uit een bijschrift: Een aantal dichters (o.a. Chr. van Geel) heeft het uitermate moeilijk gevonden om aan te geven wat hun eigen ‘lievelingsvers’ is. De meeste houden te veel van hun werk in zijn geheel. Bovendien kan zulk een subjectieve oordeelvelling slechts ten dele en dit dan uitsluitend op het moment van hun keuze als waarheid gelden. Desalniettemin werd ‘De keuze der dichters’ aangehouden.

Veel bekende namen met bij elke titel de naam van de dichter en daaronder ‘geboren:’ en dan het geboortejaar. De oudste J.C. Bloem (1887) en de jongste Ellen Warmond (1930). Van de laatstgenoemde staat het gedicht ‘Warmte, een woonplaats’ in deze uitgave, een gedicht uit de gelijknamige bundel die destijds 3 gulden en 90 cent kostte. .

.

Warmte, een woonplaats

.

Liefde en het besef

van liefde daartussen bouwen

mensen een warmende woonplaats

.

en sprekende zeggen ze: liefste

open je ogen nu langzaam en eet

ik heb het licht voor je aangesneden

of: open je ogen niet drink nu het donker

ik heb de nacht voor je omgekocht

.

want liefde en het besef

van liefde daaraan ontsteken

ogen en stemmen hun licht

daarin ontbloeien de lippen

daaruit ontstaat het gedicht.

.

%d bloggers liken dit: