Site-archief

Yout scene

Linton Kwesi Johnson

.

Sinds ik mijn draaitafel weer na jaren aan de gang heb luister ik naar LP’s die ik ooit in de jaren ’80 en ’90 kocht. Daaronder zit ook de LP ‘Voices of Victory’ van de Jamaicaanse, in Engeland woonachtige zanger en dichter Linton Kwesi Johnson (1952). Van hem heb ik ook de bundel ‘Selected Poems’ uit 2006. Al eerder plaatste ik daaruit een gedicht ‘Yout Rebels’ en vandaag wil ik daar een gedicht aan toevoegen dat qua titel wel op Yout Rebels lijkt maar toch net iets anders is namelijk ‘Yout Scene’.

Op de website Vannessaak  staat een interessante verhandeling over dit gedicht. Over de plaats van zwarte dichters en schrijvers binnen de Engelstalige literatuur en ook over het gebruik van ‘non-standard dialects’ waardoor meer emotie in het gedicht komt. Linton Kwesi Johnson is een belangrijk dichter en zanger die vanuit zijn ervaringen en achtergrond zich in zijn gedichten en liedjes verzet tegen ongelijkheid en racisme. Voor een beter begrip van de tekst is het handig om het voor jezelf hard voor te lezen.

.

Yout Scene

.

last satdey

i nevah deh pan no faam,

so I decide fi tek a walk

doun a Brixton

an see wha gwaan.

.

di bredrin dem stan-up

ouside a Hip City *

as usual, a look pretty;

dem a lawf big lawf

dem a talk fread talk

dem a shuv an shuffle dem feet,

soakin in di sweet musical beat.

.

but when nite come

policeman run dem dung;

beat dem dung a grung,

kick dem ass,

sen dem paas justice

to prison walls of gloom.

.

but di breddah dem a scank:

dem naw rob bank;

is packit dem a pick

an is woman dem a lick

an is run dem a run when di wicked come.

.

.

* Desmond’s Hip City, a popular record shop in the 60’and ’70 for Jamaican music

.

Zeventien dichters

Hella Haasse

.

In antiquariaat Colette in de Reinkenstraat in Den Haag kocht ik een paar poëziebundels. Colette heeft al sinds ik van haar bestaan weet een grote aantrekkingskracht op mij. Het is, of was moet ik zeggen, een winkel van een liefhebber die nooit een boek weggooide zo leek het. Stapels boeken liggen er in de winkel en slechts via een smal paadje kun je je weg vinden. Hoewel geordend liggen eer ook enorme stapels ongeordende boeken. Een schatkamer kortom. Tegenwoordig is de winkel overgenomen door wijkgenoten die, nadat de eigenaar had aangegeven de zaak te willen sluiten, het werk voortzetten als vrijwilliger, een mooi en nobel streven. Juist dit soort winkeltjes geven sjeu aan winkelstraten.

Een van de bundeltjes die ik kocht is ‘Singel 262′ met als ondertitel: Zeventien dichters.  Singel 262 waren jaarboekjes en de bedoeling van deze boekjes, zo lees ik op de tweede pagina is “de Nederlandse poëzie de aandacht en belangstelling te geven, die zij zozeer verdient en zozeer nodig heeft”.  Wanneer ik dit lees moet ik onwillekeurig aan MUGzine denken waarbij deze reden ook een rol speelt.

Mijn exemplaar is van 1952 en opvallend is vooral dat van de 112 pagina’s die de bundel heeft er maar liefst 32! zijn bestemd voor informatie en reclame van de uitgever. Desalniettemin staat er ook veel poëzie in de bundel, deels genomen uit bestaande bundels en deels (voor die tijd) nieuw werk. De zeventien dichters die vertegenwoordigd zijn krijgen allemaal een pagina met een foto en een biografie.

Een van de dichters is Hella Haasse (1918-2011) toen nog een jong talent (ze publiceerde toen pas 5 jaar) met een prachtige foto van Hella op 34 jarige leeftijd. In de bundel zijn drie gedichten van haar opgenomen waarvan één zonder titel die ik hier wil delen. Ad den Besten schreef over deze poëzie in ‘Stroomgebied’ uit 1954: “Bijna schoolse, meestal vier-regelige strofen zonder raffinement in woordkeus of beeldvorming, maar misschien juist daardoor zo concreet. Erachter is véél meer aan de hand dan men bij eerste lezing vermoedt, volkomen pretentieloos als zij zich voordoen. Helemaal niet modern, deze gedichten, – o nee, eerder ‘ouderwets’ van vormgeving. Maar naar ik meen oorspronkelijk van besef, existentieel, bezig met de heel intrinsieke dingen van het leven, die geen opschik verdragen. Een zo ingetogen en ingebloeide poëzie, dat men zich er gemakkelijk op zou kunnen verkijken; beslist niet groot, maar van een oprechtheid en diepte die mij persoonlijk imponeren. Een poëzie bovendien, die zeer stellig ‘functioneel’ wil zijn.”

.

Wentel de steen van mijn graf,
wentel die last van mij af.
Ik wil, van windsels bevrijd,
deel aan de werkelijkheid.
.
Diep in de donkere grond
roep ik, maar zand smoort mijn mond.
Lazarus kwam hier vandaan,
mocht uit de doden opstaan,
.
wek mij, gij wekte ook hem,
ik heb geen kracht meer, geen stem,
ogen, met aarde gevuld,
lichaam in linnen gehuld,
.
stil in dit stilste verblijf.
Langzaam verpulvert mijn lijf.
Wek mij, of troost: – In jouw as
wortelt het bloeiende gras. –
.
.

School der Poëzie

Huub Oosterhuis

.

Afgelopen week overleed  (1933-2023) theoloog en dichter. Hij publiceerde een groot aantal liederen en gedichten en beïnvloedde de modernistische denkbeelden over liturgie en kerkelijk leven in Nederland. Op Facebook las ik in commentaren op zijn overlijden dat niet iedereen gecharmeerd was van zijn werk, in veel gevallen door zijn afkomst en zijn werk dat vele raakvlakken heeft met religie en de kerk.

Toch schreef Oosterhuis ook veel poëzie die geen raakvlakken heeft met religie. Hij was bijvoorbeeld de bedenker en de oprichter van de School der Poëzie. School der Poëzie ontleent haar naam aan de verzamelbundel van tachtiger Herman Gorter (1897) en het beroemde gedicht van vijftiger Lucebert (1952). Oosterhuis zocht naar een manier om jongeren te bereiken met poëzie. Van oudsher was en is de drempel naar poëzie hoog, zeker voor lager opgeleide jongeren. Intensieve lessen in poëzie én de mogelijkheid om poëzie te zien, uit te spreken en beluisteren in een wervelende show waarin de jongeren zelf de hoofdrol spelen bleek een effectieve aanpak om jongeren te bereiken.

In de bundel ‘Handgeschreven’ verzamelde gedichten 1950-2020 dat verscheen in 2020 staat het gedicht over de School der Poëzie.

.

School der Poëzie

.

Ik wou dat ik een beetje zwart was

dat ik in een ver groen land woonde

niet in een klas zat maar in een tuin-

dan komt de grote Ilonka

met tassen vol gedichten

en zegt dag donkere mooie jongen

en leert mij lezen

.

dan mocht ik van haar

ook zelf gedichten schrijven hele vele

dan zou ik schrijven

.

ik zie de zon

als watervallen stralen

ik hoor de vogels krenkelen

in de boomtoppen

van mijn geboortewoud.

.

Dan zou zij mooi mooi zeggen

en nog eens mooi-

dan zou ik zeggen dank u wel

.

maar wou liever

ik bemin u

zeggen

.

grote Ilonka lieve.

.

Poëzieweek 2023

Miriam Van hee

.

In 2023 schrijven Hester Knibbe en Miriam Van hee het Poëziegeschenk met als titel ‘Er staat te gebeuren’. Het thema van deze Poëzieweek is ‘Vriendschap’. De Poëzieweek loopt van 26 januari t/m 1 februari.

Miriam Van hee (1952) is een Vlaamse dichter en vertaler. Ze debuteerde in 1978 met de bundel ‘Het karige maal’, waarvoor ze meteen bekroond werd met de Prijs voor Letterkunde van de Provincie Oost-Vlaanderen. Ook de bundels die ze daarna publiceerde werden geregeld bekroond: voor ‘Winterhard’ (1988) won ze de Jan Campert-prijs, voor ‘Reisgeld’ (1992) kreeg ze de Dirk Martensprijs, voor ‘Achter de bergen’ (1996) won ze de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Poëzie. In 2008 sloeg ze een dubbelslag met  ‘Buitenland’. Ze won zowel de juryprijs van de Herman de Coninckprijs voor de hele bundel, als de publieksprijs voor het beste gedicht voor ‘Zomereinde aan de Leie’. Voor haar recentste bundel ‘Als werden wij ergens ontboden’ (2017) ontving ze namens de Vlaamse regering in 2017 de Ultima voor de Letteren.

De poëzie van Miriam Van hee is vertaald in verschillende talen en werd ook in vertaling bekroond. In 2007 won ze de Europese poëzieprijs POESIAS voor de Franse vertaling van haar dichtbundel ‘De bramenpluk’.

Miriam Van hee vertaalde onder meer poëzie van Anna Achamatova, Osip Mandelstam, Velimir Chlebnikov en Vjatsjeslav Koeprijanov. Samen met Lisette Keustermans vertaalde ze ook gedichten van de Zweedse dichter Tua Forström. Sinds 2011 is Miriam Van hee ook lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren.

In het poëzietijdschrift  ‘Het liegend konijn’ uit 2003 komt het gedicht ‘Everzwijnen in januari’ van Van hee.

 

Everzwijnen in januari

.

je zocht een pad in het ongewisse
bij elke bocht keek je om, waar
je was, je gooide een steen
en het stoof in de struiken:
vijf kleine gestreepte coureurs
en hun moeder renden als gekken
je blikveld uit

.

je stelde je voor hoe je ’s avonds
zou bellen om hun te vragen
hoe het ze verder die dag was vergaan
om hen gerust te stellen, de jacht
was voorbij, het nageslacht veilig,
de wereld had weer
aan zichzelf genoeg

.

 

Zadkine

Lucebert

.
Uit mijn boekenkast nam ik vandaag de bundel ‘de amsterdamse school’ uit 1952 van dichter Lucebert (1924-1994). Het gedicht dat ik koos is getiteld ‘Ossip Zadkine’. Lucebert was één van de voormannen van de beweging van de Vijftigers, een groep schrijvers en dichters die vanaf einde jaren ’40 van zich lieten horen.
De Vijftigers verzetten zich tegen de kunstopvattingen van hun voorgangers. ‘Er is een lyriek die wij afschaffen’, zoals ze dat stelden. In deze bundel van Lucebert veel van de kenmerken van de Vijftigers: Ze benaderden ritme en rijm op een eigen manier, braken met klassieke versvormen en lieten zich intuïtief leiden bij het opeenstapelen van reeksen klanken. De Vijftigers traden ook op de meest willekeurige plekken op, wat lang niet altijd gewaardeerd werd door de toevallig aanwezigen, iets wat tegenwoordig als heel normaal wordt ervaren.
Wat ik bijzonder vind is het gegeven dat een gedicht getiteld ‘Ossip Zadkine’ dat overduidelijk gaat over het beeld ‘De verwoeste stad’ dat hij maakte tussen 1951 en 1953, voorstellende een man zonder hart, een gedenkteken voor de verwoesting van het centrum van Rotterdam in 1940 door de nazi-Duitse Luftwaffe, in een bundel is opgenomen met als titel ‘de amsterdamse school’. Desalniettemin een indrukwekkende gedicht.
.
ossip zadkine
.
brandende straten zijn de stenen
door de poriën van de stenen zwemmen de vlammen
zij bidden en roepen
springen uit de ontstoken stenen huizen
springen uit de ontploffende wolken
gekletter gekletter gekletter
een regen van kikkers
een hagel van hagedissen
de stenen zijn een regen van bloedende schouders
zijn een stroom van blaffende handen
een stapel van schichtige spieren
zij bidden en roepen
hoor onze ruimte
hoor de drie verschrikte rinkelende triangels van onze vluchtende
           ruggen
zaad spartelt op onze stijgende paden
klimmende klimmende
klimmende zijn de geschrokken zingende stenen:
.
zwevende zwepen zijn de stenen
fluwelen snaren zijn de stenen
niet tegenstrijdig zijn de stenen
niet tegenstaande de tweedracht
de stenen bloeden en genieten
een steekvlam is hun schaduw
hologig is hun welvaart
op violen spelend zwarte explosies
in peau-de-pêche holen vechtend
vechtend met blauwe vleugels
de stenen vallen en vallen
vliegen vliegen vliegen
hier is muziek
en daar is met donkere knokels kloppen
hier is rust en liefde
ginds van distels drift en pijn is
gebouwd de minzieke ruimte
.
biddende spieren spinnewielen gewonde winden
brandende steden zijn de stenen
.
.

Kerstmis

Charles Ducal

.

In de verzamelbundel ‘Tussen zon en maan’ Onweerstaanbare poëzie van vroeg in de ochtend tot diep in de nacht, samengesteld door Herman Kakebeeke uit 2002 las ik het gedicht getiteld ‘Avondgebed’ van Charles Ducal (1952). En omdat ik nog op zoek was naar een passend gedicht voor de eerste kerstdag wist ik dit dit hem was. Het gedicht ‘Avondgebed’ gaat over hoe de godsdienst als jonge jongen aan hem als kind werd meegegeven.

En aangezien Kerstmis nu eenmaal een van origine religieus feest is, wat we er tegenwoordig dan ook van gemaakt hebben met veel en luxe eten, kerstbomen, kerstmannen en allerlei andere commerciële uitingen, vandaag op deze eerste kerstdag dit gedicht van Ducal dat oorspronkelijk in de bundel ‘De hertog en ik’ uit 1989 verscheen.

.

Avondgebed

.

Wind en regen sloten de vensters.

Wij zaten geknield bij de haard

in de godsdienst die wij zouden erven.

De vrouw die ons had gebaard

.

zei formules om ons te verkleinen.

Haar stem zeurde taai in de nek.

Wij zaten, stom, pas ingewijden.

De man die ons had verwekt

.

hief de hand. Wij boden het hoofd.

Hij prentte zijn duim in de hersens.

Wind en regen bestookten de droom.

Onder bed sliepen wolven en heksen.

.

Toen god besloot

E.E. Cummings

.

Ik struinde wat rond op het internet en kwam op de bijzonder aardige website van Ed van Dun (1952). Deze website (gedel.nl) is vernoemt naar een Limburgs werpnet waarmee men in rivieren of binnenwaters vist. Op deze website is de poëzie van van Dun te lezen, poëzie uit de 10 dichtbundels die hij tussen 1980 en 2022 heeft gepubliceerd.  Maar er staan ook vele vertalingen op van gedichten van dichters als Paul Celan, Rainer Maria Rilke, Vasko Popa, Rumi etc.

Een andere dichter die Ed vertaald heeft is één van mijn favoriete dichters E.E. Cummings. Van hem heeft hij onder andere het gedicht ‘when god decided to invent’ vertaald. Het gedicht komt uit ‘Selected Poems 1923-1958’ van Cummings.

.

toen god besloot te verzinnen
alles ademde hij een
teug groter dan een circustent
en zo vond alles zijn begin

.

toen de mens besloot te vernietigen
zichzelf onttrok hij het waren
aan zullen en vond slechts waarom
dus flikkerde hij het in omdat

*

when god decided to invent
everything he took one
breath bigger than a circustent
and everything began

.

when man determined to destroy
himself he picked the was
of shall and finding only why
smashed it into because

.

Eenzaamheid

Dubbel gedicht

.

Vandaag een dubbel gedicht over eenzaamheid. Er zijn vele gedichten geschreven over eenzaamheid, het is één van die thema’s waarover dichters graag schrijven (net als over liefde, dood en poëzie). Het eerste gedicht ‘Een kwade man’ is van Hugo Claus (1929-2008) en komt uit de bundel ‘Gedichten 1948-1963’.

Het tweede gedicht ‘Assepoes’ is van Lut de Block (1952) en komt uit de bundel ‘Entre deux mers’ uit 1997.

.

Een kwade man

.

Zo zwart is geen huis
Dat ik er niet in kan wonen
Mijn handen niet langs de muren kan strekken

.
Zo wit is geen morgen
Dat ik er niet in ontwaak
Als in een bed

.
Zo waak en woon ik in dit huis
Dat tussen nacht en morgen staat

.
En wandel op zenuwvelden
En tast met mijn 10 vingernagels
In elk gelaten lijf dat nadert

.
Terwijl ik kuise woorden zeg als:
Regen en wind appel en brood
Dik en donker bloed der vrouwen

.

Assepoes

.

Je zussen sneden hiel of tenen af
en werden even bruid. De buit was jij.
Jouw zwanenzang, jouw preuts gespin,
jouw dansen op het ijs van middernacht,
had je van een sprookje meer verwacht?

.
Je bent een blinde op een uitkijktoren,
je baadt in weelde, paart in kikkerdril.
Vergeet wat je zo graag vergeten wil:
het glazen muiltje en de vlekken van
verschoten bloed. Het nabeeld van

.
een achterhaalde droom:
de prins die nooit komen zal,
de kikker nodeloos gekust.

.

De ochtend

Ed. Hoornik

.

Jaren geleden kwam ik in het bezit van een bijzonder bundeltje getiteld ‘Nieuwe griffels schone leien’. Een Ooievaar pocket uit 1957 bevat een bloemlezing uit de poëzie der avant garde samengesteld en ingeleid door Paul Rodenko. Deze bundel is mij vooral heel dierbaar omdat een vorige eigenaar de moeite heeft genomen om van elke dichter die is opgenomen in dit bundeltje, een handtekening te vragen (en te krijgen) voorin de bundel.  Eén van de dichters in die bundel is Ed. Hoornik (1910-1970). Ook van hem staat in dit bundeltje een handtekening.

Ik zat deze pocket weer eens door te lezen en van het een kwam het ander en voor ik het wist was ik aan het lezen in ‘Het menselijk bestaan’ gedichten van Ed. Hoornik uit 1952. In die bundel staat het gedicht ‘De ochtend’ en dit sonnet wilde ik hier met jullie delen, op deze ochtend.

.

De ochtend

.

De zwarte band die om mijn voorhoofd knelt,

wordt, als ik even weg ben uit het schrijven,

losser. Ik adem op. De dag wint veld.

De ziel kan niet zonder het lichaam blijven.

.

Stomme getuigen van het oergeweld,

komen de stoelen hun bestaan bewijzen;

dingen vergeten of teruggesteld,

winnen hun noodzaak weder en herrijzen.

.

Ik treed naar buiten in het morgenlicht.

Ze zijn weer weg, de kleine nachtegalen.

Lichaam en ziel zijn weer in evenwicht.

.

Over mijn vochtig en vermoeid gezicht

vallen de eerste warme ochtendstralen.

Ik adem, ik doe niets dan ademhalen.

.

Liefdesgedicht

Paul Éluard

.

De Franse dichter Paul Eluard (1895 – 1952) schreef een bijzonder liefdesgedicht dat ik vandaag op deze mooie dag, graag met je deel. Medeplichtigheid tussen twee geliefden betekent ook elkaar begrijpen zonder zich in woorden uit te drukken. Dit is wat Éluard bedoelt in het gedicht ‘Praat om te zwijgen’.

.

Praat om te zwijgen

.

parlare
zonder iets te zeggen
mededeling
in stilte
de behoeften van de ziel
geef stem
aan de rimpels van het gezicht
aan de wimpers
in de mondhoeken
parlare
handen vasthouden
wees stil
handen vasthouden

.

%d bloggers liken dit: