Site-archief

Herrijzenis

Henriëtte Roland Holst

.

Ik hou erg van oude poëziebundels en vooral van poëziebundels die vlak na of zelfs nog in de tweede wereldoorlog zijn verschenen. Deze vaak broze bundeltjes appelleren aan een gevoel van eenheid, overwinning (op de Duitsers) en aan een trots op Nederland. Heel patriottistisch maar ook met gedichten van dichters die zich verzetten tegen de onvrijheid en de bezetting. Omdat de staat waarin deze bundeltjes zich meestal bevinden niet heel erg goed is, in die tijd was er vooral krantenpapier waarop gedrukt werd en de omslagen waren slap of voorzien van een dunne stofomslag, ben ik er zuinig op.

Zo heb ik eerder geschreven over de bundel ‘Geteisterd volk’ uit 1943 (gedrukt in Zweden), de bundel ‘Om land en hart’ uit 1945 (april, vlak voor de bevrijding van noord Nederland), ‘Bij Nederlands bevrijding’ uit 1945 (met gedichten geschreven tussen 1941 en 1945) en het ‘Geuzenliedboek 1940-1945.

Daar kan ik sinds een week het bundeltje ‘Herrijzenis’ aan toevoegen. In 1945 uitgegeven door uitgeverij Servire in Den Haag met 39 gedichten en tekeningen van Fr. Reitman. Naast een aantal oorlog gerelateerde gedichten als ‘De achttien doden’ van Jan Campert en ‘Het Carillon’ van Ida Gerhardt, staan er ook gedichten van algemene aard in die Holland bezingen. Een van die gedichten is van Henriëtte Roland Holst (1869-1952) getiteld ‘Holland’. Het gedicht verscheen zonder die titel overigens in haar dichtbundel ‘De nieuwe geboort’ uit 1928.

.

Holland

.

Holland gij hebt zwellende wolken-stoeten
uit verre hemel-velden aangevlogen,
gij hebt horizonnen, zacht omgebogen
van oost naar west zonder eenmaal te ontmoeten
lijn die ze snijdt; en wijd-gespannen bogen
van stranden en van zeeën om ze henen
gaand tot waar zij met heemlen zich vereenen
die uw schijn van oneindigheid verhoogen.
De lijnen van uw land en van uw water
wekken in ons onpeilbare gedachten
verlengen zich tot eindeloos begeeren.
Onze oogen proeve’ iets groots en daarvan gaat er
een trek van grootheid door ons geestes-trachten
en zijn wij thuis in grenzelooze sferen.
.
.

 

 

Gezanten uit Alexandrië

Poëtische vignetten van macht en gezag

.

In een tijd waarin machthebbers zich gedragen als potentaten en lak hebben aan democratische waarden (die ze ook vaak helemaal niet onderschrijven) kwam de bundel ‘Gezanten uit Alexandrië, Poëtische vignetten van macht en gezag als een klein geschenk uit de hemel vallen. Niet letterlijk uiteraard, ik kocht het in een kringloopwinkel enige tijd geleden en was er nog niet aan toe gekomen het te lezen.

In deze bundel uit 1972, ingeleid en samengesteld door Co de Koning staan verzen en gedichten van dichters die “over tastbare machten handelt, en iets over de realiteit van alledag te zeggen heeft”. De gedichten in deze bundel komen van dichters van over de hele wereld en zijn gegroepeerd in toon en stemming: sceptisch en ironisch, fel honend in protest of bijtend satirisch. Uitzondering, volgens de Koning, zijn de gedichten van de Russische dichters wier gedichten “zijn geschreven in een toestand van onvrijheid , zoalniet onderdrukking”. Zoals het gedicht ‘De zwarte kat’ van Bulat Okudzava uit 1931 en het gedicht ‘Stalin’ van Osip Mandelstam waar ik nog een aparte berichten aan ga wijden.

Wat de samensteller opviel was dat hij voor het vinden van één gedicht gericht tegen de machthebbers er soms enkele honderden moest lezen om zo’n gedicht te vinden. Toen ik begon met mijn rubriek Dichters in verzet, had ik een zelfde ervaring. Dichters die met hun poëzie zich afzetten tegen de machthebbers zijn er niet veel en moet je met een vergrootglas zoeken. Nu en dus in 1972 ook al.

De Koning schrijft hierover in zijn inleiding: “Dichters zijn kennelijk eerder of dieper geroerd door persoonlijke emoties en gewaarwordingen, dan door de koelere abstracties over de machtsverdeling in de maatschappij waarin zij leven. Als er over macht geschreven wordt, heeft dit vaak een sterk persoonlijke component: een vader-zoon conflict, een ontslag uit een klerkenbaantje, een botsing met de gevestigde macht.

Daarnaast valt het de Koning op dat geen historisch bekende gevallen van dialoog tussen dichter en machthebber zijn aan te wijzen. “De machthebber hult zich in zwijgen… Vermoedelijk leest de machthebber geen gedichten”.

Uit deze bundel dus een gedicht en wel van de dichter A.P. Herbert uit 1940 (het verscheen in het humoristische en satirische tijdschrift Punch) getiteld ‘Hitler’s Birthday’.

.

Hitler’s Birthday

april 21, 1940

.

God moves in a mysterious way;

The devil still must have his fun:

And it is not for us to say

Why you have lived to 51.

But this new candle on the cake

Should be the last they light for you

God will not make the same mistake;

The devil soon must have his due.

(And recollect, you little fake, Napoleon

died at 52.)

.

Poëzie in paren

Paring Poetry

.

Op de blog van Brynn Allison http://www.theliterarymaven.com kwam ik een voorbeeld tegen van het werken met en het ontdekken van poëzie: Pairing Poetry, of poëzie in paren. Wat is pairing poetry precies? Kijk of je gedichten kunt vinden die qua concept, thema of structuur op elkaar lijken en zet deze bij elkaar. Dit is een mooie manier om met poëzie bezig te zijn in bijvoorbeeld een poëzieles. Brynn geeft op haar blog 10 gepaarde gedichten.

Een mooi voorbeeld is het paar met gedichten van Emily Dickinson en Paul Laurence Dunbar.  Beide gedichten maken gebruik van een metafoor om een idee uit te werken. Dunbar maakt in ‘Sympathy’ gebruik van een gekooide vogel om de toestand van een slaaf uit te drukken terwijl Dickinson in ‘Hope, is the thing with feathers’ juist een vogel gebruikt om aan te tonen hoe je kunt volharden in hoop. In die zin staan de vogels eigenlijk voor hetzelfde maar gebruiken de dichters de vogel in twee verschillende uitgangspunten (Onvrijheid versus vrijheid). Oordeel zelf.

Mocht je zelf ook een gedichten in paren kennen dan hoor ik dat graag!

.

“Hope” is the thing with feathers

.

“Hope” is the thing with feathers –
That perches in the soul –
And sings the tune without the words –
And never stops – at all –
And sweetest – in the Gale – is heard –
And sore must be the storm –
That could abash the little Bird
That kept so many warm –
I’ve heard it in the chillest land –
And on the strangest Sea –
Yet – never – in Extremity,
It asked a crumb – of me.
.
.
Sympathy
.
I know what the caged bird feels, alas!
    When the sun is bright on the upland slopes;
When the wind stirs soft through the springing grass,
And the river flows like a stream of glass;
    When the first bird sings and the first bud opes,
And the faint perfume from its chalice steals—
I know what the caged bird feels!
I know why the caged bird beats his wing
    Till its blood is red on the cruel bars;
For he must fly back to his perch and cling
When he fain would be on the bough a-swing;
    And a pain still throbs in the old, old scars
And they pulse again with a keener sting—
I know why he beats his wing!
I know why the caged bird sings, ah me,
    When his wing is bruised and his bosom sore,—
When he beats his bars and he would be free;
It is not a carol of joy or glee,
    But a prayer that he sends from his heart’s deep core,
But a plea, that upward to Heaven he flings—
I know why the caged bird sings!
.