Site-archief

Het wordt ochtend in de stad

Willem Wilmink

.

Iedereen die in de stad woont, zoals ik, zal in het gedicht ‘Het wordt ochtend in de stad’ van Willem Wilmink dingen herkennen. Het langzaam opstarten van de stad, de eerste lampen die gaan branden, getoeter, kantoren met achter de ramen de schoonmakers voordat deze weer worden ingenomen door hordes kantoorbeambten, de geboorte van een nieuwe dag. Ik herken ze allemaal op één na.

Willem Wilmink (1936-2003) schrijft in de vijfde strofe ‘en ook hier zijn geen vogels meer te horen / behalve twee minuten op de vierde mei’. Ik herken de stilte op 4 mei zeker en het geluid van de vogels die de stilte verbreken maar ook op alle andere dagen hoor ik vogels. De stad leeft en niet alleen door de mensen die haar bewonen of werkzaam zijn in de kantoren en gebouwen van de stad. Ook vogels leven in de stad. Bij mij zeker, maar ik woon dan ook redelijk dichtbij een bos(je).

Het gedicht ‘Het wordt ochtend in de stad’ nam ik uit de bundel ‘De stad’ Een bloemlezing door C. Buddingh’ uit 1981. Oorspronkelijk verscheen het gedicht van Wilmink in de bundel ‘Voor een naakt iemand’ uit 1977. Het gedicht werd in 1972 door Herman van Veen op muziek gezet.

.

Het wordt ochtend in de stad

.

Licht gaat branden achter sommige gordijnen
hier en daar een mens op straat ietwat verwaaid
rokershoest weerklinkt alom lantarens kwijnen
als er hier een haan was had-ie al gekraaid.
.
Mensen overwegen om in bed te blijven
zien er toch maar weer vanaf uit goed fatsoen
en een oude man wordt wakker met een stijve
maar heeft niemand om een vluggertje mee te doen.
.
Ergens laat zich al de helse toeter horen
van een matineuze heer in het verkeer
achter grote gele vensters van kantoren
zijn de werksters met hun emmers in de weer.
.
En wie in zijn diepste nachtelijke dromen
is gezworen naar de bron van zijn bestaan
mag zo dadelijk weer op het matje komen
aangezien hij een vergissing heeft begaan.
.
Net als vroeger is er weer een dag geboren
maar de jaren van verwondering zijn voorbij
en ook zijn er hier geen vogels meer te horen
behalve twee minuten op de vierde mei.
.
Ach, het leven nam ons allen op de korrel
en de dood genaakt met klapperend gebit
wij verlangen naar het uur dat de eerste borrel
goed en wel weer achter onze kiezen zit.

.

Tussen droom en daad

Eddy van Vliet

.

In een Vlaamse kringloopwinkel kocht ik de bundel ‘Tussen droom en daad’ De 200 bekendste gedichten uit de Vlaamse poëzie van de middeleeuwen tot nu, uit 1989 (wat ‘nu’ dan gelijk in een zeker perspectief plaatst). De bundel is samengesteld door dichter Eddy van Vliet (1942-2002). De bundel is opgehangen aan de versregel “tussen droom en daad staan wetten in den weg en praktische bezwaren” uit ‘Het Huwelijk’ van Willem Elsschot.

Op de achterkant van de bundel lees ik dat iedereen wel een aantal versregels uit het hoofd kent (dat klopt denk ik wel), maar wie herinnert zich het vervolg, of weet waar het bewuste gedicht te vinden is? Dat was de reden dat het PoëzieCentrum Eddy van Vliet vroeg op zoek te gaan naar de 200 meest geciteerde gedichten uit de Vlaamse poëzie. Als laatste regel staat er dan nog: “Hoewel bezwaard met de ballast van de actualiteit, maken vele versregels deel uit van ons collectief geheugen. Met deze bloemlezing wil Van Vliet deze poëtische kennis opfrissen en bewaren”. Een nobel streven en volgens mij goed gelukt.

Omdat het altijd moeilijk kiezen is uit 200 gedichten heb ik dan maar gekozen voor een gedicht van Eddy van Vliet zelf. Het betreft hier het gedicht ‘Verliefd’, oorspronkelijk gepubliceerd in de bundel ‘De binnenplaats’ uit 1987,  een heerlijk realistisch gedicht over verliefd zijn.

.

Verliefd

.

Zo gaat het, zo ging het en zo zal het altijd gaan.

Afspreken in cafés op de sluitingsdag.

Aan de verkeerde zijde van bruggen staan.

Tussen duim en wijsvinger, als brandende as,

het fout begrepen telefoonnummer.

Parken te nat, hotels te vol, Parijs te ver.

Liefde als een veelvoud van vergissingen.

.

Onbeholpen woorden als zoëven op zak en

zoveel zin om, los van de wetten

van goede smaak en intellect, te schrijven

dat van de stad waar je elkaar voor het eerste zag,

een plattegrond bestaat, waarop een kus,

die het nauwelijks was, geregistreerd werd.

.

De idioot in het bad

Vasalis

.

Zondag interviewde ik José van Zutphen tijdens het poëziepodium van DBDD in de aula van de begraafplaats Oud Eik en Duinen. Ik vroeg haar onder andere welke dichter ze graag eens zou ontmoeten (mocht een levende of een overleden dichter zijn). Ze antwoorde hierop dat ze graag Vasalis (1909-1998) zou willen ontmoeten. Ik begrijp dat heel goed. Ze vertelde erbij dat ze het gedicht ‘De idioot in het bad’ zo mooi vond.

Nu wil het geval dat ik afgelopen weekend in een kringloopwinkel de bundel ‘Met twee maten’ kocht. Samengesteld door Paul Rodenko en oorspronkelijk uitgegeven in 1956 (mijn exemplaar is een derde druk uit 1974) als een Bert Bakker Bloemlezing. De ondertitel van de bundel luidt: de kern van vijftig jaar Nederlandse poëzie geïsoleerd en experimenteel gesplitst. En laat het gedicht ‘De idioot in het bad’ nu in deze bundel staan.

Uiteraard heb ik eerst gekeken of ik het gedicht al eens geplaatst had op mijn blog en aanvankelijk dacht ik dat dat het geval was maar het blijkt dat ik slechts de laatste twee strofes heb opgenomen in dit bericht. Daarom alsnog het hele gedicht.

.

De idioot in het bad

.
Met opgetrokken schouders, toegeknepen ogen,
Haast dravend en vaak hakend in de mat,
Lelijk en onbeholpen aan zusters arm gebogen,
Gaat elke week de idioot naar ’t bad.
.
De damp die van het warme water slaat
Maakt hem geruster : witte stoom…
En bij elk kledingstuk, dat van hem afgaat,
Bevangt hem meer en meer een oud vertrouwde droom.
.
De zuster laat hem in het water glijden,
Hij vouwt zijn dunne armen op zijn borst,
Hij zucht, als bij het lessen van zijn eerste dorst
En om zijn mond gloort langzaam aan een groot verblijden.
.
Zijn zorgelijk gezicht is leeg en mooi geworden,
Zijn dunne voeten staan rechtop als bleke bloemen,
Zijn lange, bleke benen, die reeds licht verdorden
Komen als berkenstammen door het groen opdoemen.
.
Hij is in dit groen water nog als ongeboren,
Hij weet nog niet, dat sommige vruchten nimmer rijpen,
Hij heeft de wijsheid van het lichaam niet verloren
En hoeft de dingen van de geest niet te begrijpen.
.
En elke keer, dat hij uit ’t bad gehaald wordt,
En stevig met een handdoek drooggewreven
En in zijn stijve, harde kleren wordt gesjord
Stribbelt hij tegen en dan huilt hij even.
.
En elke week wordt hij opnieuw geboren
En wreed gescheiden van het veilig water-leven,
En elke week is hem het lot beschoren
Opnieuw een bange idioot te zijn gebleven.

.

Allerliefste

Breyten Breytenbach

.

In 2019 werd de bundel ‘Allerliefste’ 25 liefdesgedichten die iedereen gelezen moet hebben, van Breyten Breytenbach ( 1939) gepubliceerd. In deze tweetalige bundel zijn de 25 mooiste, meest onvergetelijke liefdesgedichten van Breyten Breytenbach samengebracht. Ik las ze en de titel is geen vorm van overdrijving, iedereen zou deze gedichten moeten lezen. Het is niet alleen een heel mooie introductie met de poëzie van Breytenbach (voor wie hem als dichter nog niet kent) maar de gedichten zijn ook gewoon heel erg mooi.

Breyten Breytenbach is een Zuid-Afrikaanse schilder, schrijver maar vooral dichter. Tijdens zijn studie werd hij een fel tegenstander van de apartheid in Zuid-Afrika.  In de jaren ’60 van de vorige eeuw vestigde hij zich in Parijs, waar hij met een Franse vrouw van Vietnamese afkomst trouwde. Vanwege de toenmalige rassenwetgeving in Zuid-Afrika kon hij daardoor niet meer terug naar zijn geboorteland. Op grond van de Wet op de Gemengde Huwelijken (1949) en de Ontuchtwet van 1950 was het een misdrijf om een seksuele verhouding met iemand van een ander ras te hebben.

In Frankrijk was hij medeoprichter van Okhela, een groep die in ballingschap de apartheid bestreed. Hij bezocht in 1975 illegaal Zuid-Afrika en werd daar verraden, in hechtenis genomen en voor hoogverraad tot negen jaar gevangenisstraf veroordeeld. Na veel druk van buitenaf werd hij in 1982 vrijgelaten. Hij keerde naar Parijs terug en nam daar de Franse nationaliteit aan.

In zijn poëzie is Breytenbach niet altijd de activist die de buitenwereld in hem zag. Michael Titlestad (1964) professor Engelse literatuur aan de Universiteit van Witwatersrand, noemt Breytenbach “een meester in self-styling, hij is enigmatisch, een estheticus en ongrijpbaar postmodern. Hij is arrogant en zonderling.” En Danie Marais (1971) die in 2006 debuteerde met de dichtbundel ‘In die buitenste ruimte’ (die driemaal werd bekroond) zei over Breytenbach: “Ik verwachtte de Che Guevara der letteren. In plaats daarvan kreeg ik verbijsterend mooie liefdesgedichten onder ogen. Ik was dol op zijn lyriek, zijn rijke buitenaardse beelden en de donkere romantiek – de bedwelmende mengeling van seksualiteit en een poëtische doodwens.”

Dat er dus een bundel met zijn liefdesgedichten is verschenen is niet zo verwonderlijk. Een bundel gedichten gekozen door Annemiek Recourt en vertaald door Laurens van Krevelen, waarin zijn activisme en politieke engagement niet aanwezig is. Een gedicht uit deze bundel is getiteld (soos van vlerke) of in de Nederlandse vertaling (als van vleugels).

.

(als van vleugels)

.

Allerliefste, ik stuur je een palmtortel
want niemand zal een boodschap die rood is neerschieten.
Ik werp mijn palmtortel hoog in de lucht en ik
weet dat alle jagers zullen denken dat het de zon is.
Kijk, mijn tortel komt op en mijn tortel gaat onder
en waar hij vliegt daar schitteren oceanen
en bomen worden groen
en hij kleurt mijn boodschap zo rood over je vel

Want mijn liefde reist met je mee,
mijn liefde moet als een engel bij je blijven,
als vleugels, wit als een engel.
Je moet van mijn liefde blijven weten
als van vleugels waarmee je niet kunt vliegen

.

(soos van vlerke)

.

Allerliefste, ek stuur vir jou ’n rooiborsduif
want niemand zal ’n boodskap wat rooi is skiet nie.
Ek gooi my rooiborsduif hoog in die lug
en ek weet al die jagters sal dink dis die son.
Kyk, my duif kom op en my duif gaan onder
en waar hy vlieg daar skitter oceane
en bome worden groen
en hy kleur my boodskap so rooi oor jou vel

Want my liefde reis met jou mee,
my liefde moet soos ’n engel by jou bly,
soos vlerke, wit soos ’n engel.
Jy moet van my liefde bly weet
soos van vlerke waarmee jy nie kan vlieg nie

.

Klein

Bart Moeyaert

.

In 2003 debuteerde de Vlaamse schrijver van kinderboeken Bart Moeyaert (1964), als dichter, met een waar kleinood getiteld ‘Verzamel de liefde’. Ik schreef al eerder over deze mooie bundel vol liefdespoëzie. Hierna zou hij nog in 2008 ook nog de bundel ‘Gedichten voor gelukkige mensen’ uitbrengen, 18 gedichten over het leven in de stad Antwerpen die hij schreef als stadsdichter van Antwerpen in de periode 2006-2008.  In 2023 verscheen een keuze van zijn liefdesgedichten, samengesteld door Ester Naomi Perquin, getiteld ‘Dat alles over liefde gaat’. Het wachten is op nieuw werk van zijn hand, en dan bedoel ik poëzie, want voor mij is Bart Moeyaert een van de beste dichters van (liefdes-)poëzie die er is.

Uit zijn debuutbundel komt het gedicht ‘Klein’. Hiermee bewijst Moeyaert dat ook andere onderwerpen dan alleen de liefde bij hem in goede handen zijn. In dit gedicht liet Moeyaert zich inspireren door de rechten van het kind. In 2001 verscheen het gedicht ‘Klein’ op de zijgevel van Het Paleis aan de Meistraat in Antwerpen. Overigens staat in Het Paleis ook nog een gedicht van Ted van Lieshout.

.

Klein

.

Een stoel heet een stoel,

een deur heet deur.

Dat is voor het gemak.

Maar wat een blad is

voor een vrouw

is voor een mus een dak.

Een raam heet raam.

Een huis heet huis.

Maar wat een spel is

voor een man

is voor een kat een muis.

Wat van zichzelf

het meeste zwijgt, is klein.

Een kind heet zo,

maar dat zegt niets.

Een woord is maar een woord.

Daar ding ik niet op af.

Wat een kuil is

voor een mens

is voor de dood een graf.

Tijd is zoiets als lucht,

en mensen zijn geen wijn.

Niemand wordt beter

met de jaren

dus klein verklaren

heeft geen zin.

Begin bij het begin

en leef dan

net als iedereen

eenvoudig

been voor been.

.

Profiel van een generatie

Wim Gijsen

.

In een tweedehandsboekenwinkel kwam ik ‘Paradox, profiel van een generatie’ tegen. Een bloemlezing uit de poëzie van de Zestigers, samengesteld door Peter Berger. Een bundel uit 1964. Op zichzelf is dit al vreemd dat je een groep dichters bij elkaar zet onder de naam Zestigers terwijl het decennium nog maar 4 jaar op stoom is. W. Raaijmakers maakt er in ieder geval gehakt van in een artikel in Streven uit 1964/1965 (jaargang 18).

Op Wikipedia worden de Zestigers als volgt beschreven: Met de Zestigers wordt een literaire beweging in Nederland uit de jaren zestig aangeduid. Na de vrije opvattingen van de literaire beweging de Vijftigers, predikten zij een nieuw realisme. De belangrijkste vertegenwoordigers hadden zich geschaard rond het tijdschrift Gard Sivik en De Nieuwe Stijl en het Amsterdamse tijdschrift Barbarber.

Het gegeven dat we nog steeds over de Vijftigers praten en er nog steeds aandacht voor de denkbeelden is van deze generatie dichters, terwijl we eigenlijk vrijwel nooit (meer) iets horen over de Zestigers zegt iets over de samenhang en de richting van deze laatste groep. De vijftigers waren een duidelijke groep jonge dichters die zich afzetten tegen kunstopvattingen van hun voorgangers (met name de oorlogs- en vooroorlogse generatie dichters). De Zestigers zetten zich af tegen Vijftigers, met een neorealistische stroming, waarin de realiteit als vorm van kunst werd gepresenteerd. Zij waren fel gekant tegen de ‘verbale experimenteerkunst van de Vijftigers’. Beeldspraak en de persoonlijke gevoelens van de kunstenaar werden afgewezen. Verwant met het Amerikaanse popart zocht men zijn inspiratie in de werkelijkheid, en vond dit bijvoorbeeld in reclameteksten.

De vertegenwoordigers van deze stroming die destijds als literaire avant-garde beweging werd gezien, was in zijn tijd invloedrijk, maar is later juist bekritiseerd als geperverteerd door commercie.  Hoe dan ook is het lezen van ‘Paradox’ interessant. Ik ben het wel eens met W. Raaijmakers die in zijn artikel schrijft dat er een aantal zeer goede dichters in deze bundel zijn opgenomen (Hamelinck, Hazeu, Bernlef en Oosterhuis) maar dat er ook nogal wat dichters in zijn opgenomen die de waardering van Raaijmakers niet krijgen. Natuurlijk is dit, zoals Raaijmakers terecht stelt, een persoonlijke voorkeur, maar ik begrijp wel wat hij bedoelt.

Een naam die zeker tot de eerste groep behoort is Wim Gijsen (1933-1990). Ik kende hem eigenlijk als schrijver van Science Fictionromans maar hij was ook hoorspelacteur en dichter. Hij publiceerde gedichten in Maatstaf, Ontmoeting, De Nieuwe Stem,  Bzzlletin en DW & B. In 1962 publiceerde Nijgh en Van Ditmar de bundel ‘Tot de tanden gewapend – Weerloos’ van Gijsen.

Uit deze bundel is een gedicht opgenomen in ‘Paradox’ getiteld ‘Ballade van de dodelijke regen’ waarin de voorliefde van Gijsen voor science fiction doorsijpelt.

.

Ballade van de dodelijke regen

.

nergens was ik sterk genoeg om tot de goden te bidden

maar ik zag de wereld nooit ouder dan vandaag,

een grijsaard die overal tekort schiet.

.

daar waren hele volkeren

liggende aan de gezaghebbende bronnen

onder bekoring der vooruitgang,

zij hoereerden op zeer wetenschappelijke wijze

en de felpijlige zonen

deze kinderen van ontucht

namen de wijk naar de ruimte.

van hun ouders

kregen zij niets mee dan een handvol erts

onherkenbaar – en bollen waarmee zij

de wereld van zichzelf konden bevrijden.

.

– desondanks – ieder volk had tovenaars

waarvan de oudsten zich in rimpels verscholen hielden

– onder hen heerste een groot gebrek aan haar –

en soms ontplofte een enkeling

in een stofwolk van duiven

(later als loos sprookje uitgegeven

deed hij zijn werk opnieuw en stierf niet meer)

.

O tijd, ik ben ziek van je

Nguyên Chí Thiên

.

De afgelopen week merk ik bij mezelf dat ik veel met poëzie bezig ben die zich verhoudt tot thema’s als verzet, hoop, troost, onderdrukking en geweld. Geen fijne thema’s maar wel erg actueel. En er is heel veel poëzie geschreven over deze onderwerpen. Vrijwel alle dichtbundels of verzamelwerken die Amnesty International publiceert (vaak in samenwerking met andere partijen) zoals blijkt uit dit bericht maar ook uit dit bericht en dit om maar een paar van de vele voorbeelden te noemen die ik al op dit blog beschreef.

Toen ik het boek ‘Ons gevoel van vrijheid’ uit 1999 tegenkwam in mijn boekenkast wilde ik er dan ook meteen in gaan lezen. Dit keer geen dichtbundel, verzamelbundel of bloemlezing maar een boek met verhalen, gedichten en kunst voor Amnesty International, samengesteld door Daan Bronkhorst. Onderdrukten uit heel veel landen van over de hele wereld krijgen in dit boek een stem. Beklende namen als Breyten Breytenbach (Zuid-Afrika), Günter Grass (Duitsland), Wisława Szymborska (Polen), Mahmoud Darwish (Palestina), Václav Havel (Tsjechië) en Joseph Brodsky (Rusland) maar ook een aantal onbekendere namen  uit landen die wat minder in de aandacht staan zoals Ramiz Rovshen (Azerbeidjan), Taslima Nasrin (Bangladesh) en Latiefa az-Zajjaat (Egypte).

Uit al deze getuigenissen en verhalen koos ik voor een dichter die ik niet kende, Nguyên Chí Thiên (1939-2012) uit Noord Vietnam. Nguyên Chí Thiên was dichter, activist en dissident en verbleef vanaf 1958 dertig jaar, met korte onderbrekingen, in gevangenissen en werkkampen in Vietnam.  In 1979, nadat hij vanwege het streng bewaakte terrein was gedwarsboomd in zijn oorspronkelijke plan om de Franse ambassade binnen te gaan, stormde Thien de Britse ambassade in Hanoi binnen met zijn manuscript van vierhonderd gedichten en de begeleidende brief. opgesteld in het Frans zoals bedoeld voor de oorspronkelijke bestemming. Hierna werd hij onmiddellijk opnieuw gearresteerd.

Tijdens deze gevangenschap werden de gedichten van Thiên, die hun weg naar het Westen vonden, in het Engels vertaald door Huỳnh Sanh Thông van de Yale Universiteit . Het werk won in 1985 de International Poetry Award in Rotterdam . Ook werd hij in 1986 door Amnesty International als gewetensgevangene geadopteerd. Twaalf jaar na het afgeven van zijn gedichten bij de ambassade  kwam hij vrij en uiteindelijk mocht hij zich in 1995 aansluiten bij de grote overzeese Vietnamese gemeenschap in de Verenigde Staten.

Naast de International Poetry Award kreeg Nguyên Chí Thiên in 1989 de PEN/Barbara Goldsmith Freedom to Write Award. In 1960 schreef hij het gedicht ‘O tijd, ik ben ziek van je’ dat in ‘Ons gevoel van vrijheid’ is opgenomen.

.

O tijd, ik ben ziek van je

.

O tijd, ik ben ziek van je.

Elke minuut, elke seconde schroei je mijn ingewanden.

O dagen en maanden, waarom slepen jullie je voort?

Hoe moet ik deze beproeving dragen?

Ik hoop, blijf hopen dat een gewelddadige dageraad

vandaag ver terug zal dringen,

vandaag tot een voorbije nachtmerrie zal maken,

dat elk graf door een andere truc

een wieg wordt en dat het leven terugkeert.

O tijd, ik smeek je

de dagen en maanden te verkorten

zodat ze mijn ingewanden niet meer zullen snijden –

laat de minuten en seconden niet langer

mijn leven cremeren.

.

 

Troost

Hoop

.

Vorige week schreef ik over een gedicht waarin de dichter zich verzet tegen de waanzin van haat en oorlog. Vandaag wil ik daar een gedicht van hoop aan toevoegen. Een gedicht over de hoop op een betere tijd dat ik al eens in de oorspronkelijke taal op dit blog deelde. Het betreft hier het gedicht “Hope” is the thing with feathers van Emily Dickinson (1830-1886). En hoewel dit gedicht uit 1861 stamt, is de boodschap nog steeds even krachtig en actueel.

Het gedicht nam ik uit de bundel ‘Zo heel je mij’ samengesteld door Isa Hoes uit 2020. Het origineel komt uit ‘Verzamelde gedichten’ vertaald en becommentarieerd door Peter Verstegen uit 2018.

.

‘Hoop’ is het ding met veren

.

‘Hoop’ is het ding met veren –

Dat in de ziel neerstrijkt –

Het lied zonder de woorden zingt –

En ’t zingen – nooit meer staakt –

.

En ’t zoetst –  klinkt – in de stijve Bries –

En zwaar moet zijn de storm –

Die ’t Vogeltje beschaamde dat

Zo velen heeft verwarmd –

.

Ik hoorde het in ’t kilste zand –

En op de vreemdste Zee –

Toch vroeg het – nooit – in ’t Bangste uur,

Een kruimeltje – van mij.

.

Delphine Lecompte

De Nacht van de Poëzie

.

Afgelopen zaterdag was de 40ste editie van de Nacht van de Poëzie in Tivoli Vredenburg  in Utrecht. Een keur van dichters droeg voor en ik was vooral erg getroffen door de oudste deelnemer Judith Herzberg (1934). Op hoge leeftijd een zaal zo stil krijgen met haar bijzondere poëzie is voorwaar geen kleinigheid. Een aantal dichters die langs kwam was er ook bij in de eerste editie in 1980 (Jean Pierre Rawie, Bart Chabot, Hans Dorresteijn en opnieuw Judith Herzberg) maar er waren ook genoeg jonge dichters te beluisteren. Zoals Dominique de Groen, Hannah van Binsbergen, Babeth Fonchie, Jens Meijen en Joost Oomen (allemaal geboren in de jaren ’90).

Toch was een van de hoogtepunten de bijdrage van Gerda Lenten Havertong (1946). Zelf geen dichter maar voor deze jubileumeditie gevraagd een keuze te maken uit de lange geschiedenis van de Nacht gedichten. Ze koos voor twee Surinaamse dichters (Michaël Slory en Dobru) en Hans Andreus. Bij het gedicht van Hans Andreus was ze zichtbaar geëmotioneerd, het was het gedicht dat haar man haar, op zijn sterfbed, had gegeven.

Natuurlijk traden er naast dichters ook musici en dansers op waarbij het dansoptreden van Oxygen me nog lang zal bijblijven, in één woord geweldig. In de gangen van Vredenburg Tivoli waren verschillende uitgeverijen van poëzie (boeken, bundels, tijdschriften) aanwezig waaronder die van Awater. En er waren tweedehands bundels te koop. Een van die bundels is met mij mee naar huis gegaan. ‘De 100 beste gedichten van 2018’ voor de VSB Poëzieprijs samengesteld door Maaike Meijer, ontbrak nog in mijn verzameling van deze bloemlezingen (er ontbreken nog een paar jaren maar die kom ik vast en zeker nog eens ergens tegen).

Uit het fraaie aanbod van gedichten en dichters koos ik voor het bijzondere gedicht ‘De priester die jezus van mij weggriste’ van de Vlaamse dichter Delphine Lecompte (1978). Het gedicht staat in haar bundel ‘Western’ uit 2017. Ik koos het gedicht omdat het zo anders is, zo ontwapenend, zo heerlijk Vlaams (pandoering) en zo bloemrijk in haar taal. Voor degene die niet zo bekend zijn met de katholieke eredienst geeft Pieter M. van Sterkenburg  op OoteOote wat informatie die kan helpen bij het begrip van dit gedicht.

.

De priester die Jezus van mij weggriste

.

Ik hield de hostie te lang in mijn palm
De priester dacht dat ik Jezus’ vlees wilde wegmoffelen
In mijn vestzakje, om het na de mis te dumpen in een heidense waterput
En misschien nog een wens te doen ook, de wens zou seksueel
Of materialistisch zijn, de priester had het bij het verkeerde eind.

.

Ik was een ontzettend vroom kind
Ik bad dagelijks tot God, en ik telefoneerde ’s nachts
Via Fisher Price naar zijn volmaakte zoon
Jezus nam steeds op en zei: ‘Ach de katholieke misdienst …
Mooie liturgie dat wel, maar de hostie mijn vlees, eet die gerust op wanneer jij het wil.’

.

Wanneer ik het wil, ik wilde de hostie opeten aan het strand
Mijn blik gericht op de dappere ezels van de knoestige ezeldrijver
Mijn rug blind voor de lunaparken en gocarts en wafelkramen
Maar de priester griste Jezus’ vlees uit mijn hand
En hij propte de hostie diep in mijn mond, ik stikte haast.

.

Woedend nam ik mij voor nooit meer te bidden
De telefoon van Fisher Price wierp ik ’s avonds in het haardvuur
Het gesmolten plastic maakte mijn grootvader razend
Hij gaf mij een pandoering om u of kindermishandeling tegen te zeggen
De volgende dag nam zijn spijt de vorm aan van een pluchen berggeit.

.

Ik noemde de geit Batseba
Ik wist niet dat zij in de bijbel voorkwam
Ik vond het gewoon een geschikte naam, stoerder dan Lolita
En sensueler dan Mata Hari
Ondertussen is alles weer koek en ei tussen Jezus, God, en mij.

.

Judith Herzberg

Gerda Lenten Havertong

De beste gedichten

Mango’s

.bloemlezing, poëzie, poëziebundel, gedichtenbundel, dichtbundel, dichters, dichter, gedicht, gedichten, 

Door de tijd heen heb ik al heel wat bundels van de Poëzieprijs verzameld. Zoals je op de foto hieronder kan zien heb ik er al acht en daar is er sinds vorige week weer een bijgekomen. De 100 beste gedichten van 2004, gekozen door Thomas Vaessens. Deze bundel uit 2005 bevat de beste gedichten gekozen door Vaessens uit de 86 bundels die werden ingestuurd ter beoordeling. In totaal kon hij kiezen uit ruim 3000 gedichten. Hij koos ervoor gedichten van in totaal vijftig dichters op te nemen. Dus van de inzendingen zijn er 36 niet gehonoreerd in deze bundel. Vaessens maakte een schifting, zo schrijft hij in het voorwoord, op basis van wat hij als kwaliteit herkent en wat niet. Een persoonlijke keuze dus, zoals eigenlijk altijd bij samenstellers van dit soort bundels.

Vaessens vroeg aan zijn medejuryleden (Eva Gerlach, Dietlinde Willockx, Hagar Peeters en Marc Reugebrink) naar hun favoriete gedicht. Deze heeft hij opgenomen in de bundel. Vaessens is momenteel decaan van de faculteit Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Daarvoor was hij van 2005 tot 2020 verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, achtereenvolgens als hoogleraar Nederlandse letterkunde, onderzoeksdirecteur, onderwijsdirecteur en vice-decaan van de Faculteit Geesteswetenschappen. Hij studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit Utrecht en promoveerde in 1998 op een proefschrift getiteld ‘Nijhoff, Van Ostaijen en de mentaliteit van het modernisme’.

Vaessens publiceerde verschillende boeken over onder meer het modernisme (1998), postmoderne poëzie (Postmoderne poëzie in Nederland en Vlaanderen, 2003, met Jos Joosten), Lucebert (De verstoorde lezer, 2001) en over de ‘identiteitscrisis’ van de poëzie (Ongerijmd succes. Poëzie in een onpoëtische tijd, 2006).

Uit de beste 100 gedichten van 2004 van de VSB Poëzieprijs koos ik het gedicht ‘Mango’s’ van Paul Janssen uit zijn bundel ‘Instructies voor een ober’. Dit gedicht was ook Hagar Peeters keuze.

.

Mango’s

.

Quickstep, slowstep, de stad licht op in klinkende muntjes,

doet haar lampen aan. Zestien fruitkistjes

heeft men buiten staan,

groentejongens rennen af en aan

met mango’s;

lichtgeprijsde, Argentijnse mango’s

van het kwikstaartjesmerk

dat de monden doet tuiten, fluiten

van een cent. Blozende,

van ver vervoerde, feel-good

mango’s;

in mango’s steekt

een happy end.

.