Site-archief
Hap
Ruth Lasters
.
De Vlaamse Ruth Lasters (1979) schrijft romans, poëzie en regelmatig opiniestukken voor het Vlaamse dagblad voor De Standaard over onder andere onderwijs. Ze studeerde Romaanse filologie in Brussel en debuteerde met de roman ‘Poolijs’ in 2007. In 2009 verscheen haar poëziedebuut ‘Vouwplannen’ dat werd bekroond met de Debuutprijs Het Liegend Konijn 2009.
In 2015 verscheen haar tweede dichtbundel ‘Lichtmeters’. Deze bundel werd genomineerd voor de Herman De Coninckprijs die ze ook won. Zelf zei ze hierover: “Via Herman de Coninck kwam ik in contact met poëzie. Zijn keuze voor broosheid en directheid, heeft mijn eigen poëtica mee bepaald.” Waarschijnlijk is dat waarom ik haar poëzie zo bijzonder waardeer (als groot bewonderaar van het werk van Herman de Coninck).
In 2016 verscheen haar bundel ‘Lichtmeters’ (nominatie voor de VSB-poëzieprijs 2017) en in 2022 won ze de Gedichtenwedstrijd (voorheen de Turing Gedichtenwedstrijd) met het gedicht ‘Abrikozen’. Ook is ze voor de periode 2022-2023 één van de vijf Stadsdichters van Antwerpen.
Op haar website kun je veel meer over haar lezen alsmede een aantal gedichten waaronder het gedicht ‘Hap’.
.
Hap
.
Omdat appels zo mooi stapelen wou ik er
stapelen onder je huid. Je benen, schedel, borst
.
vol appels, van die gele die vol vlekken en vol
builen. Slechts één rode, glanzende
.
volmaakte die zich tijdens het bewegen door je lijf
verplaatst. En dan te kunnen raden waar, in welke van je
.
ledematen hij precies verborgen zit, om telkens ik
het juist gok hem eruit te halen, er
.
een hap uit nemen, nietig weliswaar maar maal oneindig maakt
onloochenbaar geschonden.
.
Biologica
Leo Vroman
.
Het thema van de Poëzieweek mag dit jaar dan Natuur zijn, in 2018 verscheen van dichter Leo Vroman (1915-2014) postuum de bundel ‘En toch is alles wat we doen natuur’ de mooiste gedichten over het leven in en rondom ons. Vroman was een Nederlands-Amerikaans dichter, (toneel)schrijver, tekenaar, schilder, bioloog en hematoloog. In Nederland is hij echter vooral bekend als dichter. Zelf beschouwde hij zich allereerst als wetenschapper. Vroman woonde en werkte vanaf 1947 in de Verenigde Staten en werd in 1951 Amerikaans staatsburger. Desalniettemin geldt hij als een van de belangrijkste Nederlandse dichters van de vorige eeuw.
Vromans werd tijdens zijn leven meerdere malen bekroond. Zo ontving hij onder andere in 1950 de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs voor ‘Gedichten, vroegere en latere’ in 1964 de P.C. Hooft-prijs voor zijn oeuvre, en in 1996 de VSB Poëzieprijs voor ‘Psalmen en andere gedichten’.
Vromans gedichten zijn levendig en herkenbaar, al sinds zijn debuut in 1946. Hij behoort tot geen enkele stroming binnen de literatuur, maar heeft een speelse, grillige, soms surrealistische stijl. Criticus Kees Fens noemde Vroman ooit ‘de vlakbijste dichter’ van Nederland, wat iets zegt over de toegankelijkheid van zijn poëzie.
Zoals gezegd verscheen in 2018 de bundel ‘En toch is alles wat we doen natuur’ en uit deze bundel koos ik het gedicht ‘Biologica’ dat eigenlijk voor zichzelf spreekt.
.
Biologica
.
Ik was altijd al omgeven
door al die schattige vormen
van het aardse leven.
Neem nou die regenwormen.
Als kind al, hoe mij zo’n regen-
worm dringend moest doorboren
tussen mijn vingertjes door en
terug naar de natte grond,
daar kon ik gewoon niet tegen.
Drukte ik niet vaak met mijn meest
innige liefde mijn mond
zoetsappig op zo’n beest?
Hoe dieren elkander vinden!
Eerst even snuffelen,
dan elkaar knuffelen
en dan verslinden.
Heerlijk te worden omgeven
door al dat leven.
.
afstand
Ruth Lasters
.
Het hebben van veel poëziebundels is om vele redenen een vorm van geluk. Omdat het er zoveel zijn kun je blind een bundel uit je kast pakken en dan is de kans groot dat wat je ervaart, dat wat je leest, voor de eerste keer is. In mijn kast staan verschillende jaargangen van ‘De 100 beste gedichten’ voor de VSB Poëzieprijs. In die van 2017, waar Francine Houben de keuze van de gedichten verzorgde, staan onder andere een aantal gedichten van de Vlaamse dichter en schrijfster Ruth Lasters (1979) uit haar bundel ‘Lichtmeters’ uit 2015.
Ik bleef hangen bij de gedichten van Ruth door het gedicht ‘Afstand’. Op de een of andere manier heeft het woord afstand de afgelopen twee jaar een andere en meer geladen betekenis gekregen. Daarover in dit gedicht uiteraard geen woord maar met die nieuwe betekenis in het achterhoofd leest dit gedicht ineens heel anders.
.
Afstand
.
Ik zocht een instrument om de afstand tussen mezelf en de anderen
te meten, zoals een stapel borden, die ik tussen sommigen en mij
.
in duwde als was er een strijd om de scheefst gegroeide bordentoren
die alsnog overeind blijft. Bij anderen hielde ik het porselein gewoon
.
voor mij als een voorbarige gift van vast ooit nodige verzoening. Bij jou
halveerde ik de stapel tot twee gammele krukjes waarop wij
.
het hadden over dat het gek is: dat je toen je jong was veel met anderen
gemeen hebben soms zag als bedreigend voor je eigenheid, terwijl je
.
als je ouder bent net vreest om nooit bijna ophefbaar volkomen –
als een groezelig bord onder een melkkom voor
.
de katten.
.
Na de regen
Mark Boog
.
Op Facebook las ik in een bijdrage van dichter Mark Boog dat hij plezierig verrast was dat hij in een verzamelbundel was opgenomen (Gedichten van het nieuwe millennium’ twintig jaar 21e-eeuwse poëzie uit Nederland en Vlaanderen). Tegelijkertijd was hij minder blij met het feit dat ze zijn naam niet goed gespeld hadden (Marc in plaats van Mark). Voor iemand wiens naam een ei bevat (waar de meest gangbare vorm van die naam met eij wordt geschreven, een herkenbare irritatie.
Alle reden voor mij om een gedicht van Mark Boog te delen (elke aanleiding is er een nietwaar). Boog (1970) is dichter en romanschrijver. In 1995 debuteerde hij als dichter in het tijdschrift De Appel. Daarna was hij actief in een schrijverscollectief dat onder meer het tijdschrift Mondzeer en de Reuzenkreeft uitgaf.
In 2000 debuteerde Mark Boog met de bundel ‘Alsof er iets gebeurt’, waarmee hij de C. Buddingh’-prijs won. In 2006 won hij de VSB Poëzieprijs voor zijn bundel ‘De encyclopedie van de grote woorden’.
In de derde bloemlezing van Avier (Stichting Literaire Activiteiten Avier) uit 2014 is Mark Boog opgenomen met het gedicht ‘Na de regen’.
.
Na de regen
.
Toen bleek ook de ontheffing ongeldig.
Het was na de regen. We liepen
door de met herfstbladeren gevulde straten.
Alles glom, trots op zijn verdriet,
en onze handen zochten vanzelf onze zakken op.
In elk geval, de termijn was vestreken.
Je knikte, meer in het algemeen dan naar mij,
en de lucht barstte open, zon wrong zich
door majestueus grijs de grommende wolken,
sloeg met stomheid het plaveisel, ons,
gedierte dat scharrelde zonder vergunning.
We zwegen, keken omlaag, maakten iets kapot.
.
Laatste bezoek
Erik Menkveld
.
Afgelopen zondag was ik door Louis van London gevraagd, samen met een groot aantal andere dichters, voor te dragen bij De Groene Fee in de kloostertuin aan de Oranjeboomstraat in Breda. Het was een heel fijn weerzien met een aantal dichters, met Louis maar vooral het gegeven dat we eindelijk weer eens konden voordragen voor publiek was, ondanks het miezerige weer en de kou, voor alle dichters reden tot een heel positieve beleving.
Rinske Kegel, Peter Goossens, Mandy Eggerding, Katelijne Brouwer, Rachelle Hardes, Azar Tishe, Yanni Ratajczyk Monique Wilmer-Leegwater, Amal Karam en nog een aantal dichters maakten van deze middag een bijzondere middag. Tijdens de voordrachten zag ik mijn koffiebekertje langzaam verworden tot een vrijplaats van slakken en naaktslakken. Ik moest hier meteen weer aan denken toen ik het gedicht ‘Laatste bezoek’ van Erik Menkveld las in ‘Verzamelde gedichten’ uit 2015.
Erik Menkveld (1959 – 2014) was dichter, romancier en criticus. Tussen 1987 en 1998 beheerde hij onder andere het poëziefonds van uitgeverij De Bezige Bij. Van 1998 tot 2002 was hij organisator en programmamaker bij Poetry International in Rotterdam. Van 2000 tot 2007 was hij redacteur van het literaire tijdschrift Tirade. In 2003 en in 2012 was hij jurylid van de P.C. Hooftprijs, en in 2003 ook van de VSB Poëzieprijs. Sinds 2009 was hij actief als poëzie-recensent voor De Volkskrant.
Menkveld debuteerde als dichter in 1997 met de bundel ‘De karpersimulator’. Voor deze bundel kreeg hij de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs. Ook werd hem de C. Buddingh’-prijs toegekend, die echter niet werd uitgereikt omdat hij op dat moment werkzaam was bij Poetry International (die de prijs formeel organiseerde). Zijn Oeuvre is klein doordat hij al op 54 jarige leeftijd overleed aan een hartstilstand, hij liet drie dichtbundels na en in 2015 werden dus zijn verzamelde gedichten uitgegeven. Uit deze bundel nam ik het gedicht ‘Laatste bezoek’.
.
Laatste bezoek
.
De slak op haar oor
liet geen woord meer door.
.
mijn stem ternauwernood:
geruis en gekrijs. Meeuw
.
die binnenvloog, zichzelf
aan flarden fladderde
.
in dat oude, dove hoofd.
Tot ik maar zweeg en zij
.
haar ogen weer sloot,
al minder door lakens
.
omspoeld en onverhoeds heden.
Misschien een kleine hand
.
nog in haar hand, het verre
lichten van een kus op haar wang.
.
Meer is er niet van mij
met haar verdwenen.
.
Voor eeuwig verbonden
Rodaan Al Galidi
.
De uit Irak afkomstige dichter Rodaan Al Galidi ( Rodhan Al Khalidi, 1971) woont sinds 2007 in Nederland. In 1998 vroeg hij, na gevlucht te zijn uit Irak, asiel aan in Nederland. Dit werd toen geweigerd. Hij leerde zichzelf de Nederlandse taal en ontving in Vlaanderen een werkbeurs. In 2007 kreeg hij, door een generaal pardon, alsnog een verblijfsvergunning. In 2011 schreef hij in NRC Next dat hij was gezakt voor zijn inburgeringsexamen waardoor hij geen Nederlands paspoort kreeg maar hij behield wel zijn verblijfsvergunning.
Inmiddels heeft hij meerdere romans, verhalenbundels, columns en 9 poëziebundels gepubliceerd. In 2007 werd zijn bundel ‘De herfst van Zorro’ genomineerd voor de VSB Poëzieprijs. Daarnaast ontving hij vele prijzen voor zijn proza en ander werk waaronder de Literatuurprijs van de Europese Unie 2011 voor ‘De autist en de postduif’.
Dit jaar schreef hij samen met de Vlaamse dichter Maud Vanhauwaert het Poëzieweekgeschenk ‘Samen al ’t hope’. Uit deze bundel koos ik het gedicht ‘Voor eeuwig verbonden’ over hoe leven en dood in alles met elkaar verbonden zijn.
.
Voor eeuwig verbonden
.
De dood en het leven
gaan naar dezelfde school,
zitten bij elkaar in de klas,
luisteren naar dezelfde meester.
Bij een vraag steken ze beiden hun vinger op
en geven samen hetzelfde antwoord.
In de pauze spelen ze op hetzelfde plein,
vallen uit dezelfde tak,
kloppen hetzelfde zand uit hun schoenen
en na de laatste les,
gaat het leven naar de dood
en de dood naar het leven.
.
Kreek Daey Ouwens
Stille dag
.
Misschien komt het doordat ik als mede organisator van Dichter bij de dood op de begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag, wat meer bezig ben met de dood of in ieder geval meer in aanraking kom met de uitingen rond de dood, want het gedicht van vandaag heeft de dood als onderwerp.
Op zichzelf is dat opvallend want ik ben aan het lezen in de bundel ‘Wij zijn de menigte die moeder heet’ gedichten over moederschap, samengesteld door dichter Ester Naomi Perquin uit 2018. Dan zou je een gedicht over een moeder of het moederschap verwachten. Ik ook. Mijn moeder is bijna jarig en dan gaan je gedachten toch al snel in die richting. Tot ik het gedicht zonder titel van dichter Kreek Daey Ouwens tegen kwam in de bundel.
De naam van deze dichter kwam me vaag bekend voor dus ging ik op zoek. Kreek Daey Ouwens (1942) is een schrijver en dichter. Ze bracht haar jeugd door in de Limburgse mijnstreek. In haar werk roept ze op fragmentarische wijze beelden en gebeurtenissen op uit haar jeugd en haar latere leven. Ze debuteerde in 1991 met de verhalen- en gedichtenbundel ‘Stokkevingers’ waarna nog 8 bundels zouden verschijnen. In 2013 ontving Kreek Daey Ouwens de Leo Herberghs-poëzieprijs. Haar bundel ‘De achterkant’ uit 2009 werd genomineerd voor de VSB Poëzieprijs 2009-2010 en haar bundel ‘Guillaume’ uit 2020 voor de Herman de Coninckprijs 2021.
Kenmerkend voor haar werk zijn de vermenging van herinnering en verbeelding, de opbouw in fragmenten met veel witruimte en een sobere, slechts schijnbaar ‘naïeve’ stijl. Persoonlijke indrukken en observaties worden door weglating en intensivering herkenbaar voor de lezer. Verwondering en angst, verbondenheid en isolement, liefde, dood en rouw zijn terugkerende thema’s. Een aantal van deze thema’s zijn terug te vinden in het titelloze gedicht dat oorspronkelijk in de bundel ‘Oefening in alleen lopen’ uit 2017 verscheen.
.
Vandaag zetten moeders en grootmoeders een
vierde bord op de tafel. Ze leggen er behoed-
zaam een lepel naast. Bij de lepel ligt de
foto van een jongetje. Na het eten wast
onze moeder het lege bord af en zet het
terug in de kast.
.
Dit is een stille dag.
.