Site-archief

Hondenmand

Eva Meijer

.

Vrienden hebben twee hondjes en allebei hebben ze een hondenmand waar menig hond jaloers op zou zijn (als ik een hond was dan toch). Ik dacht dat poezen vooral heerlijk languit de dag slapend aan zich voorbij laten gaan maar ik weet inmiddels beter, honden kunnen dat minstens zo goed. Toen ik het tafereel van een alsmaar verder wegdoezelende hond in zijn luxueuze, zacht gevoerde en ruime hondenmand zag moest ik denken aan het gedicht ‘Hondenmand’ van dichter, filosoof, schrijver, kunstenaar en singer-songwriter Eva Meijer (1980).

In haar bundel ‘Het witste woord’ uit 2023 staat dit gedicht. Wanneer ik het gedicht leest, zie ik iemand in die hondenmand liggen bekleed met zachte woorden. En ik denk terug aan het gedicht dat ik hier gisteren plaatste met de titel ‘Woorden’. Een ander bijzondere overeenkomst is dat Eva Meijer in 2023 ook een roman schreef getiteld ‘Dagen van glas’ , dezelfde titel als de dichtbundel van Eric Vandenwyngaerden waarover ik drie dagen geleden schreef.

.

Hondenmand

.

Ik slaap in een kartonnen doos. Jij slaapt in een opengelsagen koffer.

.

Ik schrijf dat we dezelfde taal spreken, jij schrijft dat we hetzelfde

voelen. Het is dus de vraag of een taal spreken hetzelfde is als voelen.

.

De wereld is bekleed met woorden.

Je schrijft dat je de hondenmand niet hebt weggegooid maar

gerepareerd en schoongemaakt en dat de honden erom strijden. Als de

een water gaat drinken springt de ander erin.

.

Woorden zijn bekleed met gevoel.

Hondenmand, koffer, kartonnen doos.

.

Ik pas trouwens goed in die doos, het past echt precies.

.

Gwij Mandelinck

Erfenis

.

Afgelopen week overleed de Vlaamse dichter en geestelijk vader van Poëziezomers van Watou Gwij Mandelinck (1937-2024). Mandelinck was een pseudoniem voor Guido Haerijnck. Zijn pseudoniem kwam van de rivier de Mandel die te Wakken in de Leie vloeit. Paul Snoek zou hem hebben opgedragen een pseudoniem te kiezen, omdat die één vissennaam in de Vlaamse literatuur wel genoeg vond. Op zoek naar wat achtergrond informatie kwam ik erachter dat we niet alleen op dezelfde dag jarig waren maar ook nog eens hetzelfde beroep hebben uitgeoefend (bibliothecaris). Gwij Mandelinck  heeft samen met zijn vrouw in het midden van de jaren ’70 van de vorige eeuw het, toen nog ingeslapen, dorpje Watou in de Westhoek van Vlaanderen op de poëtische, Belgische en internationale kaart gezet.

In 1980 begon hij met het festival Watou Poëziezomer. Samen met zijn vrouw trokken ze grote dichters naar deze uithoek van België. In eerste instantie dichters uit de lage landen maar al snel ook dichters van over de hele wereld. Het festival trok al snel veel bezoekers uit voornamelijk België en Nederland. Ze kwamen voor de kunst en voor de poëzie. Door dit festival dat twee maanden per jaar allerlei activiteiten rond kunst en poëzie bood, onderging het dorp zelf ook een verandering. Zo zijn er inmiddels een Hugo Clausplein, een Paul Snoekstraat en en Rutger Koplandstraat. Ook een aantal kunstobjecten en muurbeschilderingen bleven bewaard en dichter Eddy van Vliet liet zijn as uitstrooien in Watou.

In 2008 stopte Mandelinck met de Poëziezomers in Watou. Financieel was het niet meer rond te krijgen. Hij probeerde een doorstart in Brugge onder de naam Kunstenfestival Watou. Zelf verhuisde ze naar Aartrijke (bij Gent) en hun huis in Watou werd het Huis van de Dichter, een schrijfresidentie waar dichters een tijdje kunnen werken. Naast zijn werk voor de poëzie in Watou en daarbuiten was Gwij Mandelinck ook dichter. In 1962 debuteerde hij met een in eigen beheer uitgegeven bundel ‘De Wake’ waarna nog vele bundels zouden verschijnen, de laatste in 2014 ‘Lotgenoten’.

Voor zijn letterkundige werk ontving hij verschillende keren prijzen zoals de Maurice Gilliamsprijs en de Guido Gezelleprijs. Uiteraard ben ik op zoek gegaan naar een gedicht van Mandelinck en dat heb ik gevonden in Maatstaf jaargang 41 uit 1993. Het gedicht is getiteld ‘Erfenis’ en ik koos het omdat de erfenis van Gwij Mandelinck er een is van bijzondere betekenis.

.

Erfenis

.

Nu het ouderpaar is uitgedragen, weegt wat
hangen bleef er zwaar; de kalk rondom de spijkers
brokkelt op de grond. Zij die gewicht aan onze
dagen gaven lijken nu te zweven in het rond.
.
Elkaar de stofjes uit de ogen sparend erven wij dit sterven;
uitvergroot in wat de doden samen waren zullen ons de maten
van hun deuren nauwelijks een doorgang laten. Nog voor
de grendels uit de handen schuiven, sluiten wij ons buiten.
.
.

Op de meubelboulevard

Sander Meij

.

De gedichten van Neerlandicus, schrijver, ghostwriter van drie kinderboekenseries en dichter Sander Meij werden tweemaal bekroond met een aanmoedigingsbeurs van Hollands Maandblad. Hij won de Meander Poëzieprijs voor jongeren en de gedichtenwedstrijd van Onbederf’lijk vers. Zijn poëzie verscheen in De Gids, Hollands Maandblad, Het Liegend Konijn, Krakatau, Op Ruwe Planken en Meander. Meij debuteerde in 2015 met de bundel ‘Nieuw eiland’  waarna in 2019 ‘Pincetbeweging’ volgde. In 2022 publiceerde hij de bundel ‘De Wolf is terug’.

In een recensie van deze bundel op Meandermagazine ‘De wolf is terug’ beschrijft recensent Peter Vermaat in zijn begin alinea hoe de mens de wolf altijd heeft afgebeeld als een ‘duivelse vijand’. In de recensie beschrijft Vermaat dat de bundel in het eerste hoofdstuk de wolf een plek krijgt van ‘terug van nooit weggeweest’ om vervolgens in het tweede deel de beweging van het beeld van de wolf naar het proces van het inrichten van het landschap door de mensen te beschrijven, om uiteindelijk terecht te komen bij de herinneringen, relaties en wederwaardigheden in het nu (of ooit) van het ik-personage.

Vermaat houdt de mogelijkheid open dat er “in de constructie letterlijk sprake is van tweespalt, om daarmee de strijd tussen het menselijke en het wolfzuchtige in de mens in het algemeen en in de dichter in het bijzonder ook voor de lezer voelbaar te maken”.

In het gedicht ‘Op de meubelboulevard’ beschrijft Meij die mogelijkheid, die strijd tussen menselijke en wolfzuchtige eigenschappen van de mens op een bijzondere manier.

.

Op de meubelboulevard

.

tussen spoedig verscheurde prachtgezinnen

bedwelmd door muziek voor slechthorenden

waar niets ertoe doet maar van alles begint

.

probeer ik mijn blik strak te houden

het gaat erom niet op te vallen

onder de soort die de mijne nochtans is

.

ik loop met hen op, zie dezelfde ogen

dezelfde monden vormen woorden

van vergelijkbare strekking als de mijne

.

en dan in het holst van mijn bloedeigen hoofd

hoor ik mezelf zeggen: een basiskleur

en ik voel hoe de mand krakend barst

.

Binnentuin met echtpaar

Ester Naomi Perquin

.

In 2020 bestond de bibliotheek Schiedam 100 jaar. Naar aanleiding van dat heugelijke feit is er destijds een jubileumboek gemaakt. In dat boek staan veel interviews en stukjes geschreven door onder andere Maarten ’t Hart en Abdelkader Benali. Maar er staat ook een gedicht in van Ester Naomi Perquin (1980).

Dit gedicht is getiteld ‘Binnentuin met echtpaar’ en wie de bibliotheek kent in Schiedam, in de Korenbeurs, herkent in deze titel gelijk de bibliotheek. De Schiedammer Korenbeurs of Koopmansbeurs is een rijksmonument uit 1786-’92. In de Korenbeurs werden moutwijn, granen en spoeling (restproduct na de eerste distillatie) verhandeld. Deze handel stond in direct verband met de in Schiedam gevestigde stokerijen voor jenever. De Beurs wordt gezien als een van de monumenten van de Schiedamse jeneverindustrie.

Sinds 2015 is de openbare bibliotheek in dit prachtige gebouw gevestigd. Het gebouw is vierkant en bij binnenkomst blijkt het eigenlijk te bestaan uit 4 buitenmuren waartegen een etage is gebouw en het binnenste gedeelte is open, een soort vide maar dan heel groot en onder een glazen dak. Door het licht dat er dus invalt is het mogelijk veel grote planten en bomen te plaatsen. Dat is dan ook gedaan. Vandaar de ‘binnentuin’ uit de titel van het gedicht van Ester Naomi Perquin.

.

Binnentuin met echtpaar

.

Dit werd het volmaakte. Woorden en gebladerte, waarin we samen

onze intrek namen, waar we lazen. We sloegen de bladzijdes om,

werden te oud voor dagelijkse schaamte, werden te zwaar

om te dragen, te groot voor op schoot, werden

goed in verlaten, goed in de dood.

.

Volleerde lezers, die hier all;e jaren bleven. Nog zitten we hier, nog

heb ik je lief. Tegen zwoele slangen en de wijde wereld in.

Midden in elk einde groeit een lus naar het begin –

ik weet dat niets voor eeuwig blijft.

.

Maar wat dan nog? Hier is steeds een nieuw verhaal. Tijd is gewicht

dat onder zichzelf bezwijkt, taal is slechts taal. Sla om.

Je bent mijn rots, mijn bron, mijn zon, mijn licht.

.

Volmaaktheid kent geen tegengif.

.

Neruda en de Coninck

Dichter over dichter

.

In de bundel ‘Met een klank van hobo’ uit 1980 van de Vlaamse dichter Herman de Coninck (1944-1997), staat een gedicht van hem over een andere dichter, namelijk de Chileense dichter Pablo Neruda (1904-1973). Het gedicht is getiteld ‘Neruda’.

In de categorie ‘dichters over dichters’ vind ik dit een mooi voorbeeld.

.

Neruda

.

Alles is gelijk, niet alleen mensen

onder elkaar, maar ook planten en mineralen

en poezen en regen en Vivaldi.

Ik breng de avond door met een vriend

en een glas wijn en een dode en verhalen

en schemer en minnestrelen.

Wij zijn met zeer velen.

.

Je lippen zijn zo zacht

Eva Meijer

.

Meestal debuteren dichters na een periode van schrijven, voordragen, publiceren in tijdschriften of digitaal. Een enkele keer komt een debuut na een lang leven van publiceren van alles behalve poëzie. Zo’n geval is Eva Meijer (1980 ). Meijer is filosoof, kunstenaar, schrijver, en singer-songwriter. Ze schreef vijftien boeken – romans, essays en academische filosofie – en haar werk is vertaald in meer dan twintig talen. Haar werk werd meerdere keren genomineerd voor verschillende prijzen (Libris Literatuurprijs,  de ECI Literatuurprijs, de Vondel vertaalprijs en de International Dublin Literary Award) en ze won de Lezersprijs van de BNG Bank Literatuurprijs en de Halewijnprijs.

En nu, na alles wat ze al heeft bereikt op muzikaal, filosofisch en literair gebied, is er haar debuut als dichter met de bundel ‘Het witste woord’ dat pas geleden verscheen. Hoewel de bundel goed onthaald werd (zo was het de clubkeuze van poëzietijdschrift Awater) is er ook wel wat kritiek te horen. Zoals op het gedicht ‘Zee me’ (al zo vaak gedaan en daardoor niet verrassend of origineel) en op het eenregelige gedicht ‘Misschien’ dat wat nietszeggend is.

Gelukkig is er ook veel te genieten in deze bundel. Onder andere het gedicht ‘Je lippen zijn zo zacht’. Een liefdesgedicht Dat mij zeer kan bekoren.

 

Je lippen zijn zo zacht

.

Je lippen zijn zo zacht. Wat schud je met je hoofd?

Je vingers om mijn pols. Je zegt: niet weggaan. En gaat weg.

Je lippen zijn zo zacht.

.

Wat zich uitvouwt om ons heen. De regen en de velden, geel en grijs

en grijs en groen – je zij, je arm, je bovenbeen. Dat blauwe overhemd.

Het gras is hoog, het buigt.

.

Je lippen zijn zo zacht, je houdt mijn hand zo vast.

De hond loopt door een plas. We missen woorden voor het blijven.

.

Waarom kijk je naar het pad? En schuin en niet naar mij.

En ook niet naar de vogels.

Je huid zit achter stof.

.

Waarom kijk je zo naar mij? Er valt motregen op je woorden.

Je moet nog leren om te blijven. Leren kijken naar dat ene.

.

Maar we hebben alle tijd. En je lippen zijn zo zacht net als je ogen.

.

Amsterdamned

Ester Naomi Perquin

.

Soms zijn gedichten op het eerste oog gewoon een gedicht; met een onderwerp en een persoon in een situatie. Niets bijzonders. Totdat het gedicht raakt aan een gezamenlijke ervaring, dan gaan er ineens andere dingen meespelen. In het gedicht ‘Amsterdamned’ van Esther Naomi Perquin (1980) uit haar bundel ‘Meervoudig afwezig’ uit 2017 is er echter sprake van niet één laag, geen twee lagen maar meerdere lagen.

Allereerst is er de gedeelde ervaring, de film ‘Amsterdamned’ van Dick Maas uit 1988, die veel van ons, die al wat ouder zijn, gezien en meegemaakt hebben.  De hype die rond de film hing mocht er zijn destijds. Een tweede laag is het gegeven dat het onderwerp een persoon (vader) zijn 15 seconds of fame beleeft in deze film. Hoeveel mensen zouden er niet jaloers zijn op deze vader, in een kaskraker op het grote witte doek te zien zijn, al is het maar als figurant. Dan is er nog een laag namelijk dat haar vader is overleden voordat de film in première ging, haar moeder die extra informatie geeft en een inkijkje in hoe het eraan toegaat op zo’n set (geleende kleren, geleende fiets, het keer op keer overdoen van iets dat slechts heel zijdelings de film zou halen).

En een persoonlijke observatie; de voormalig stadsdichter van Rotterdam die een gedicht schrijft met de titel ‘Amsterdamned’, iets dat vele Rotterdammers denk ik regelmatig zo aanvoelen als ze aan de hoofdstad denken. Een gedicht kortom dat op het eerste gezicht een beschrijving lijkt van een situatie ergens in het verleden, maar waar na nauwkeuriger lezing zoveel meer inzit.

.

Amsterdamned

.

Ik zag de film waarin mijn vader heeft gefigureerd: één shot

waarin hij langsloopt en niets doet – nou ja, hij steekt,

een herenfiets aan de hand, de gracht over

en kijkt even naar een eend.

.

Die fiets was niet van hem, weet ik.

Het jasje dat hij draagt geleend.

.

Mijn moeder is erbij geweest. Hij moest, zegt ze, zes keer oversteken

voor het hem lukte te lijken op wat elke regisseur graag ziet:

een doodgewone man met een doodgewone fiets.

.

Hij haalde het einde van de zomer, mijn zevende verjaardag en

bijgevolg ook de première niet. Ik zag hem twintig jaar daarna:

moordenaar die door de grachten snijdt en vrouwen grijpt

en dan, naast de klopjacht, een flits van dat gezicht.

.

Een man met een fiets die de gracht oversteekt.

De eend, zag ik, is er nog uitgeknipt.

.

Onrust

Lieve Van Damme

.

Zo nu en dan pak ik een boek uit mijn boekenkast met de verwachting dat ik daar dichters ga aantreffen die ik nog niet ken. Zo’n boek is ‘Ik ben genoemd Meisje en Vrouw’ 500 gedichten over de vrouw uit de Nederlandstalige letterkunde, samengesteld door Christine D’haen uit 1980. In dit boek kom ik het gedicht ‘Onrust’ tegen van Lieve van Damme.

Lieve Van Damme (1912-1998), pseudoniem van Godelieve Van Damme-Ketele, was een Vlaamse dichter wier Oeuvre maar een paar bundels beslaat. Om precies te zijn publiceerde ze 5 bundels. Haar debuut in 1962 ‘Duinhelm en polderriet’ werd gevolgd door ‘Bladnerven’  (1964), ‘Reizen en rozen (1966) en ‘Aren lezen’ (1968). Uiteindelijk zou pas 10 jaar na deze laatste bundel haar allerlaatste bundel verschijnen ‘De lange draad’ in 1978.

In 1962 schreef Remi Van de Moortel naar aanleiding van haar debuut, in het kunsttijdschrift West-Vlaanderen: Haar verzen zijn meestal losjes en licht, rustig en kalm, maar niet zonder een diepere achtergrond. Dat geldt ook voor het gedicht dat ik las in ‘Ik ben genoemd Meisje en Vrouw’ met als titel ‘Onrust’ dat werd genomen uit haar bundel ‘Reizen en rozen’ uit 1966.

.

Onrust

.

Niet op reis gaan

maar terugkomen

van ver het zout smaken

dat in de lucht blijft hangen

en het zeewier ruiken

het onaangeroerde reisgoed terugbrengen

en verwacht worden.

.

Groots in het klein

Internationale invloeden in MUG

.

Iets kleins kan iets groots in zich hebben, een gedachte, een idee, ongeacht de vorm of omvang is groot niet altijd beter of mooier dan klein. Dat bewijst de nieuwe editie van MUGzine ‘Zwart-witte herfst’. En wanneer je denkt aan het kleine in de poëzie dan kom je al snel terecht bij de tanka, een kort Japans gedicht. De tanka is een lyrisch gedicht, bestaande uit vijf regels met doorgaans 5-7-5-7-7 lettergrepen, zonder bedoeld rijm of vastgestelde maat. Deze dichtvorm is gebruikt door Jan Lauwereyns (1969) in zijn bijdragen voor MUGzine #19 die nu uit is op papier en op mugzines.nl

De tanka’s met intrigerende titels als ‘Spinnenvamp’, ‘Donsdekendildo’ en ‘Pijnboomschaamhaar’ zijn allemaal nog niet gepubliceerd en verschijnen in de nieuwe roman die de Vlaamse dichter, werkzaam en woonachtig in Japan, Jan Lauwereyns aan het schrijven is.

Maar er is veel meer te genieten in de nieuwe MUG #19. Poëzie van Hava Güveli (1980) met Turks-Nederlandse wortels, Jasmijn Lobik (1997) die het afgelopen jaar twee poëziewedstrijden won en Micha Hamel (1970) van wie dit jaar de bundel ‘is daar iemand’ verscheen.

Het artwork wordt dit keer verzorgd door de Italiaanse Valentina Cozzi (op Instagram @a.mlcl ) met bijzondere collages. Natuurlijk een voorwoord over de zwart-witte herfst van onze redactie filosoof  Marianne en een nieuwe Luule. De grafische vormgeving is, zoals altijd, verzorgd door BRRT.graphic.design.

Elk nieuw exemplaar van MUGzine in het jaar (5x) via de post ontvangen? Word dan donateur. Lees hier hoe je dat doet.

Van Micha Hamel uit zijn nieuwe dichtbundel ‘is daar iemand’ waarin hij het leven beschrijft in een psychiatrische kliniek waar hij in 2009 belandt, een gedicht.

.

daar heb je die vrouw weer

ze is aan mij toevertrouwd

dus ik moet mijn best doen

.

ze oogt toeschietelijk vandaag

ze glimlacht en ze heeft vanmorgen een krultang ontmoet

ze knoopt haar doktersjas open

en vist een gerookte makreel uit haar binnenzak

.

deze is voor jou

hij is jouw gids en jouw alles

jouw paradigma en jouw bronzen makker

.

ik weet niet hoe het verder moet

.

help eerst jezelf voordat je iemand anders helpt

.

dát

.

Delphine Lecompte

De Nacht van de Poëzie

.

Afgelopen zaterdag was de 40ste editie van de Nacht van de Poëzie in Tivoli Vredenburg  in Utrecht. Een keur van dichters droeg voor en ik was vooral erg getroffen door de oudste deelnemer Judith Herzberg (1934). Op hoge leeftijd een zaal zo stil krijgen met haar bijzondere poëzie is voorwaar geen kleinigheid. Een aantal dichters die langs kwam was er ook bij in de eerste editie in 1980 (Jean Pierre Rawie, Bart Chabot, Hans Dorresteijn en opnieuw Judith Herzberg) maar er waren ook genoeg jonge dichters te beluisteren. Zoals Dominique de Groen, Hannah van Binsbergen, Babeth Fonchie, Jens Meijen en Joost Oomen (allemaal geboren in de jaren ’90).

Toch was een van de hoogtepunten de bijdrage van Gerda Lenten Havertong (1946). Zelf geen dichter maar voor deze jubileumeditie gevraagd een keuze te maken uit de lange geschiedenis van de Nacht gedichten. Ze koos voor twee Surinaamse dichters (Michaël Slory en Dobru) en Hans Andreus. Bij het gedicht van Hans Andreus was ze zichtbaar geëmotioneerd, het was het gedicht dat haar man haar, op zijn sterfbed, had gegeven.

Natuurlijk traden er naast dichters ook musici en dansers op waarbij het dansoptreden van Oxygen me nog lang zal bijblijven, in één woord geweldig. In de gangen van Vredenburg Tivoli waren verschillende uitgeverijen van poëzie (boeken, bundels, tijdschriften) aanwezig waaronder die van Awater. En er waren tweedehands bundels te koop. Een van die bundels is met mij mee naar huis gegaan. ‘De 100 beste gedichten van 2018’ voor de VSB Poëzieprijs samengesteld door Maaike Meijer, ontbrak nog in mijn verzameling van deze bloemlezingen (er ontbreken nog een paar jaren maar die kom ik vast en zeker nog eens ergens tegen).

Uit het fraaie aanbod van gedichten en dichters koos ik voor het bijzondere gedicht ‘De priester die jezus van mij weggriste’ van de Vlaamse dichter Delphine Lecompte (1978). Het gedicht staat in haar bundel ‘Western’ uit 2017. Ik koos het gedicht omdat het zo anders is, zo ontwapenend, zo heerlijk Vlaams (pandoering) en zo bloemrijk in haar taal. Voor degene die niet zo bekend zijn met de katholieke eredienst geeft Pieter M. van Sterkenburg  op OoteOote wat informatie die kan helpen bij het begrip van dit gedicht.

.

De priester die Jezus van mij weggriste

.

Ik hield de hostie te lang in mijn palm
De priester dacht dat ik Jezus’ vlees wilde wegmoffelen
In mijn vestzakje, om het na de mis te dumpen in een heidense waterput
En misschien nog een wens te doen ook, de wens zou seksueel
Of materialistisch zijn, de priester had het bij het verkeerde eind.

.

Ik was een ontzettend vroom kind
Ik bad dagelijks tot God, en ik telefoneerde ’s nachts
Via Fisher Price naar zijn volmaakte zoon
Jezus nam steeds op en zei: ‘Ach de katholieke misdienst …
Mooie liturgie dat wel, maar de hostie mijn vlees, eet die gerust op wanneer jij het wil.’

.

Wanneer ik het wil, ik wilde de hostie opeten aan het strand
Mijn blik gericht op de dappere ezels van de knoestige ezeldrijver
Mijn rug blind voor de lunaparken en gocarts en wafelkramen
Maar de priester griste Jezus’ vlees uit mijn hand
En hij propte de hostie diep in mijn mond, ik stikte haast.

.

Woedend nam ik mij voor nooit meer te bidden
De telefoon van Fisher Price wierp ik ’s avonds in het haardvuur
Het gesmolten plastic maakte mijn grootvader razend
Hij gaf mij een pandoering om u of kindermishandeling tegen te zeggen
De volgende dag nam zijn spijt de vorm aan van een pluchen berggeit.

.

Ik noemde de geit Batseba
Ik wist niet dat zij in de bijbel voorkwam
Ik vond het gewoon een geschikte naam, stoerder dan Lolita
En sensueler dan Mata Hari
Ondertussen is alles weer koek en ei tussen Jezus, God, en mij.

.

Judith Herzberg

Gerda Lenten Havertong