Site-archief

Tussen droom en daad

Eddy van Vliet

.

In een Vlaamse kringloopwinkel kocht ik de bundel ‘Tussen droom en daad’ De 200 bekendste gedichten uit de Vlaamse poëzie van de middeleeuwen tot nu, uit 1989 (wat ‘nu’ dan gelijk in een zeker perspectief plaatst). De bundel is samengesteld door dichter Eddy van Vliet (1942-2002). De bundel is opgehangen aan de versregel “tussen droom en daad staan wetten in den weg en praktische bezwaren” uit ‘Het Huwelijk’ van Willem Elsschot.

Op de achterkant van de bundel lees ik dat iedereen wel een aantal versregels uit het hoofd kent (dat klopt denk ik wel), maar wie herinnert zich het vervolg, of weet waar het bewuste gedicht te vinden is? Dat was de reden dat het PoëzieCentrum Eddy van Vliet vroeg op zoek te gaan naar de 200 meest geciteerde gedichten uit de Vlaamse poëzie. Als laatste regel staat er dan nog: “Hoewel bezwaard met de ballast van de actualiteit, maken vele versregels deel uit van ons collectief geheugen. Met deze bloemlezing wil Van Vliet deze poëtische kennis opfrissen en bewaren”. Een nobel streven en volgens mij goed gelukt.

Omdat het altijd moeilijk kiezen is uit 200 gedichten heb ik dan maar gekozen voor een gedicht van Eddy van Vliet zelf. Het betreft hier het gedicht ‘Verliefd’, oorspronkelijk gepubliceerd in de bundel ‘De binnenplaats’ uit 1987,  een heerlijk realistisch gedicht over verliefd zijn.

.

Verliefd

.

Zo gaat het, zo ging het en zo zal het altijd gaan.

Afspreken in cafés op de sluitingsdag.

Aan de verkeerde zijde van bruggen staan.

Tussen duim en wijsvinger, als brandende as,

het fout begrepen telefoonnummer.

Parken te nat, hotels te vol, Parijs te ver.

Liefde als een veelvoud van vergissingen.

.

Onbeholpen woorden als zoëven op zak en

zoveel zin om, los van de wetten

van goede smaak en intellect, te schrijven

dat van de stad waar je elkaar voor het eerste zag,

een plattegrond bestaat, waarop een kus,

die het nauwelijks was, geregistreerd werd.

.

Het museum

Eddy van Vliet

.

De volgende dichter die ik op verzoek, van dit keer Frans Terken, hier in het zonnetje wil zetten is Eddy van Vliet (1942-2002). Het werk van deze Vlaamse dichter en advocaat wordt wel neoromantisch genoemd of geplaatst in de richting van de nieuwe romantiek. Uit De Gids jaargang 159 uit 1996 nam ik het gedicht ‘Het museum’.

.

Het museum

.

Moe van het geniale, het eeuwige, de madonna’s
met kind, de hertogelijke portretten, de wereldkaarten
met ontbrekende continenten, de degens
van duellerende heren, de clavecimbels, de traanvaasjes
en van het meesterlijke het onvoltooid geblevene.
.
Moe van het zich aangestaard weten om wat anderen
begeerden. Moe van de suppoosten die al slapend
het naderen beletten, de gidsen die met woorden
de matte ogen der toeschouwers wakker kussen.
.
En ook droevig als na sluitingstijd schoonheid
in stilzwijgen tot zichzelve keert, de sextant
terugdenkt aan de kim, de tol naar de kinderhand
verlangt, de pijl het suizen van de wind ontbeert
en geen zijn pijn door bewondering lenigen kan.
.
Moe van salonmuziek en gebrek aan spieren verlaat
het museum zijn schatrijke zalen en begeeft zich
naar wijngaarden waar bevruchting plaatsvindt,
naar gevleugelde kinderen die netten binnenhalen,
naar de stal waar de varkensblaas rolt als een bal.
.
Plukt het witte veldbies en dertien soorten orchideeën.
Streelt het tevreden zijn verzameling passaatwinden,
handschriften uitgewist door de getijden, de kieren
waardoor jongens het verbodene zagen en zet zich neer
als een kat op de rand van een bad vol helder water.
.
.

Dichter op verzoek

Neeltje Maria Min

.

Op mijn vraag van 19 maart heb ik inmiddels verschillende reacties gekregen. De vraag was van welke dichter je graag nog een gedicht zou lezen op dit blog, of met andere woorden welke dichter op verzoek wil je? Er zijn verschillende reacties binnen gekomen waar ik de komende weken wel mee vooruit kan. Elke zondag een dichter op verzoek. Van Eddy van Vliet, Gerrit Achterberg, Maud Vanhauwaert, Emily Dickinson, Neusa Nena Gomes, Paul Demets, Saskia Stehouwer en Neeltje Maria Min.

Vandaag wil ik het eerste verzoek inwilligen en dat is van Levina Levja. Zij vroeg om een gedicht van dichter Neeltje Maria Min (1944). Het gedicht komt uit haar bundel ‘Kindsbeen’ uit 1995 en heeft geen titel.

.

Hoe deze moest heten vroeg aan

een buik een toekomstige vader.

Namen genoeg dacht wie de buik

droeg. Maar wat mag het worden?

Waar zal het van eten? Het

antwoord had haast. Ze sloeg er

een slag naar: een meisje begint

en een jongetje eindigt met an.

Wie het verzint is de baas.

.

Libido

Nico Scheepmaker

.

Ik geef zelf al een aantal jaar poëziebundels uit en sinds twee jaar ook een minipoëziemagazine. Vanaf de publicatie van mijn eerste eigen bundel ‘Zichtbaar alleen’ in 2008 weet ik dat een goede dichtbundel niet alleen goeie poëzie moet bevatten. Aan een goede poëziebundel is ook aandacht besteed, aandacht voor de bladspiegel, de omslag, lettertype, titelpagina, Franse titelpagina, voorwoord en ga zo maar door.

Je kunt je mijn verbazing voorstellen toen ik afgelopen week een bundel kreeg, uitgegeven door De Bezige Bij en het Poëziecentrum (Gent), waar ik mijn wenkbrauwen bij op moest trekken. Een dikke bundel met op de omslag een afbeelding van Egon Schiele ‘Umarmung’, een goed colofon, nette titelpagina en boordevol prima liefdespoëzie. Ik heb het hier over de bundel ‘Geen dag zonder liefde’ uit 1994. Misschien is het omdat ik de 6e druk heb uit 1998 (goedkope druk) maar lezend in de bundel viel me op dat het leek alsof de opmaak gedaan was door een dronkenlap.

Lukraak afgebroken gedichten, soms drie op een overvolle pagina en dan weer een pagina met een kort gedicht en verder heel veel wit. Een bundel met ‘100 jaar Nederlandse liefdespoëzie uit Noord en Zuid verdiend beter, zelfs in een ‘goedkope’ herdruk.

De bundel werd samengesteld door Eddy van Vliet en biedt 315 pagina’s liefdesgedichten van zo’n beetje alle bekende Nederlandse en Vlaamse dichters uit de 19e en 20ste eeuw, onder het motto ‘Het is niet en nooit genoeg’ (Remco Campert). Ik koos voor het gedicht ‘Libido’ van Nico Scheepmaker (1930-1990) uit de bundel ‘Het rijmt, dat scheelt’ uit 1987.

.

Libido

.

Het liefst wil ik in meubelwinkels neuken,

met kans dat iemand je van buiten ziet.

Of anders in zo’n demonstratiekeuken,

halfzittend op de gootsteen van graniet.

.

Ook hoop ik altijd dat de bioscoop

zo leeg is dat we rustig kunnen vrijen,

en als ik door het Rijksmuseum loop

kijk ik bij voorkeur naar Suzanna’s dijen.

.

En verder lijkt het mij een hele kick

om het een keer te doen tijdens het klunen,

of met Viola op de perstribune,

terwijl ik onderwijl mijn stukje tik.

.

Maar ’t liefst zou ik toch op de Bonkevaart,

door ’t volk en wat prinsessen aangestaard,

een nummer maken op de finishlijn,

al is-ie door de vrieskou nog zo klein.

.

De honger

De Bezige Bij poëzie

.

In 1994 gaf De Bezige Bij een bloemlezing uit van dichters en gedichten uit het fonds van deze uitgeverij. Sinds de uitgave van de rijmprent ‘De achttien dooden’ van Jan Campert heeft De Bezige Bij gekozen voor poëzie in haar fonds. Uit de vele dichtbundels die ze sindsdien hebben uitgegeven koos Eddy van Vliet de gedichten die in deze bloemlezing staan.

Een van de dichters die De Bezige Bij uitgaf is de Cubaanse dichter Nicholás Guillén Batista (1902 – 1989) of Nicholás Guillén zoals zijn dichtersnaam is. In zijn werk werden de Afrikaanse wortels van de Cubaanse cultuur, die veelal werd gedomineerd door het Spaans en de Europese inbreng, benadrukt. Die Afro-Cubaanse traditie was bewaard in muziek en overleveringen die mondeling werden doorgegeven. Guillén was ook een dichter die politiek geëngageerd was. Zo was hij lid van het Centraal Comité van de Communistische Partij van Cuba en parlementslid.

In de bundel ‘De Bezige Bij bloemlezing’ staat het gedicht ‘De honger’ van zijn hand in een vertaling van Cees Nooteboom. Het gedicht verscheen in 1969 in de bundel ‘De grote dierentuin’.

.

De honger

.

Dit is de honger.

Een en al oog en hoektand.

Niets misleidt hem, niets leidt hem af.

Geen enkele tafel verzadigt hem.

Hij is niet tevreden met een ontbijt

of een avondmaal.

Wanneer hij verschijnt

is er bloed op komst.

Hij brult als een leeuw,

verstikt als een boa,

denkt als een mens.

.

De variant die u hier ziet

is gevangen in India (in de buitenwijken

van Bombay)

maar men vindt hem ook, wilder

of iets minder wild,

in vele andere streken.

.

Niet dicht bij komen.

.

 

Eddy’s verstrooiing

Anton Korteweg

.

Voor de rubriek dichters over dichters, kwam ik in de bundel ‘Ouderen zijn het gelukkigst’ uit 2009 van Anton Korteweg, het gedicht ‘Eddy’s verstrooiing’ tegen over de verstrooiing van de as van dichter Eddy van Vliet op 12 oktober 2002 in Watou in België.

Eduard Léon Juliaan (Eddy) van Vliet (1942 – 2002) was een Vlaams schrijver, dichter en advocaat. Regelmatig werd de poëzie van Eddy van Vliet als neoromantisch bestempeld of geplaatst in de literaire richting van de nieuwe romantiek. Neoromantiek is een synoniem van postromanticisme of laat romanticisme. Het is een langdurige beweging die begint aan het einde van de negentiende eeuw en het is een herleving van de romantiek in de kunst en de literatuur.

In 1971 won Eddy Van Vliet de Arkprijs van het Vrije Woord voor ‘Columbus Tevergeefs’. In 1975, mocht van Vliet de Jan Campert-prijs in ontvangst nemen en in 1989 kreeg hij de Staatsprijs voor poëzie in België.

Anton Korteweg (1944) schreef het gedicht dus naar aanleiding van het verstrooien van de as van van Vliet in Watou, het kleine dorpje in West Vlaanderen, bijna op de grens met Frankrijk, waar tussen 1980 en 2008 de Poëziezomer Watou werd georganiseerd door Gwy Mandelinck – zelf een dichter – en zijn echtgenote Agnes Hondekyn. Het vormde al die jaren gedurende twee zomermaanden een unieke dialoog tussen internationale beeldende kunst en poëzie.

.

Eddy’s verstrooiing

(voor P.P.

‘Zoals een man pist, met de wind mee, zo

verstrooie men as.’

Chinese wijsheid

.

Maar andersom heeft ook wel wat: een zwarte,

gekromde regenjas met wapperende panden,

als boos tegen de storm optornend op een hoefpad

een man uitzaaiend, en daarachter wij,

.

een rijtje treurenden: wat mooie blonde vrouwen

met zonnebril, maar ook zwartharige zonder,

want Eddy was een te benijden echte

dichter geweest, steeds goed omringd, morsige

door drank – en dichtzucht aangetaste koppen en

hardlijvige vriendachtigen, – dat volk

woei de dichter toen in de gezichten.

.

We nipten daarna in De Hommelhof

zijn as van haar en huid, eigen en andermans,

en dachten bedremmeld die Eddy.

.

Ik was er trouwens niet bij

maar zie het weer duidelijk voor me.

.

grafmonument voor Eddy van Vliet in Watou

Is dit genoeg

Een stuk of wat gedichten

.

In 1983 publiceerde Elsevier in de serie Elseviers literaire serie de themabloemlezing ‘Is dit genoeg: een stuk of wat gedichten’. Honderd jaar Noord- en ZuidNederlandse poëzie (1880 – 1980) in dertig thema’s samengesteld door C. Buddingh’ en Eddy van Vliet. Dit is deel 1 ( er is ook een deel 2) en de thema’s zijn Afscheid, angst, arbeid, dood, droom & illusie, eenzaamheid, engagement, eros, geluk, god, humor, jaargetijden, kind, liefde en moeder.

Tegenwoordig zouden de samenstellers ongetwijfeld voor andere thema’s kiezen. Vooral de thema’s engagement, arbeid en eenzaamheid vind ik interessant. Uit de bundel ‘Om zo de volledige mens te tonen’ uit 1970 van de dichter J.P. Guépin (1929 – 2006) nam men het gedicht ‘De Tsjechische emigré’ . Na de inval van de Sovjet Unie in Praag (1968) de zogenaamde Praagse lente, vluchten veel Tsjechen naar het Westen waaronder Nederland. Over één van die vluchtelingen gaat dit gedicht.

.

De tsjechische emigré

.

zong hij daarom

het russische volkslied

met zijn schallende stem

in de nachtelijke straten

van Bloemendaal

.

omdat hij vond dat het tijd werd

dat de Russen hier ook eens kwamen,

,

of was hij dronken?

.

Eddy van Vliet

Vlaams dichter

Eduard Léon Juliaan  (1942 – 2002) gebruikte als pseudoniem de naam Eddy van Vliet.

Hij studeerde rechten aan de Vrije Universiteit in Brussel en vestigde zich als advocaat in Antwerpen. Hij werkte mee als redacteur aan Yang, Kentering en Nieuw Vlaams Tijdschrift. Van Vliet hield zich afzijdig van elke groep of stroming in de literatuur. Hij debuteerde met de bundel ‘Het lied van ik’ (1964), gedichten die abstraheren van de werkelijkheid en daarvoor in de plaats sprookjesachtige of mythische elementen plaatsen. Dat geldt ook voor de bundels ‘Duel’ (1967), bekroond met de Reina PrinsenGeerligsprijs, en ‘Columbus tevergeefs’ (1969), waarvoor hij de Arkprijs van het Vrije Woord kreeg.

De thematiek van zijn poëzie is  gericht op de tegenstellingen goed en kwaad, liefde en geweld, waarbij hij het eigen ik als uitgangspunt kiest voor wat men als belijdenispoëzie zou kunnen kenschetsen. Uit ‘Na de wetten van Afscheid & Herfst’ het volgende gedicht.

.

Op de iden van maart

de dag dat Julius Ceasar werd geveld

zoals ik geleerd had

en toen nog dacht dat alles te leren viel

stierf zij

.

Zo ze dan toch moet verdwijnen

bad ik stiekem in de gang van het ziekenhuis

dan op de dag dat een keizer werd vermoord

zoals voorspeld in de vlucht der eenden

zoals gelezen op de tweede bank. derde rij links

afrukkend en geil van verdriet

.

En na de koffie met ooms en tantes

nooit gezien en stervensgereed

de hoon van de vrienden

om mijn tekens van rouw.

.

Na de wetten

Erotisch gedicht

Eddy van Vliet

.

Bij het woord erotiek hebben de meeste mensen wel een beeld. Dat hierin een enorme verscheidenheid schuilt zal voor de meeste ook geen nieuws zijn. Bij het lezen van het gedicht ‘Ochtend’ van de Vlaamse dichter Eddy van Vliet (1945 – 2002) zul je misschien niet meteen denken aan een erotisch gedicht. Toch als je door de zinnen heen leest en de beelden die Eddy oproept tot je door laat dringen, kun je je voorstellen waarom dit gedicht is opgenomen in de bundel ‘Seks, de daad in 69 gedichten’.

Oorspronkelijke verschenen in de bundel ‘De binnenplaats’ uit 1987, het gedicht ‘Ochtend’.

.

Ochtend

.

Liefst hoor ik het geritsel van kleren

als zij opnieuw de vorm aannemen

waaruit liefde hen gedurende uren verdreef.

.

En buiten: de kou die de bakstenen roder maakt,

de kinderen dichter bij elkaar doet kruipen.

.

Liefst hoor ik het geritsel van kleren,

als de slaap zich langzaam aan onze ogen onttrekt

en de glazen toekijken hoe het licht

zich opdringt aan de ramen.

.

Op zo’n ochtend zal het zijn dat zij,

van wie wij de uniformen niet kunnen raden,

zullen komen en zeggen: jullie gaan mee.

.

licht

Amerika was een radio

Eddy van Vliet

.

De Vlaamse dichter Eddy van Vliet (1942 – 2002) verliet op 12 jarige leeftijd het gezin waarin hij opgroeide omdat het niet boterde tussen zijn vader en moeder. Hij keerde nooit meer terug naar zijn ouderlijk huis. In 2001 schreef hij een lang episch gedicht over zijn vader in de bundel (waarin dus 1 gedicht) getiteld ‘Vader’. Tijdens het schrijven van dit gedicht overleed zijn vader. Waarschijnlijk is hij dit nooit te boven gekomen, hij overleed zelf een jaar later.

Eddy van Vliet’s poëzie wordt wel gerangschikt onder de neoromantische poëzie. Eddy van Vliet won verschillende literaire prijzen waaronder de Jan Campert-prijs.

Uit ‘Gigantische dagen’ uit 2002 het gedicht ‘Amerika was een radio’.

.

Amerika was een radio…

.

Amerika was een radio

waarop je orkesten kon zien spelen

.

Gezegd werd zelfs dat er huizen waren

hoger dan kerken

.

Van kerken gesproken

er zongen steeds lachende negers

.

O wat wilde ik graag in Amerika zijn

alle dagen ijs en

een cowboy als kameraad.

.

EvV

GD