Site-archief
Dichter op verzoek
Paul Demets
.
Op mijn vraag een paar weken geleden, aan welke dichter ik weer eens aandacht zou moeten besteden, antwoorde Alex Gentjens: Paul Demets. Paul Demets (1966) is dichter en poëzierecensent voor De Standaard, Cobra.be, Awater en Ons Erfdeel. Hij debuteerde in 1999 met de dichtbundel ‘De papegaaienziekte’ welke werd bekroond met de Prijs voor Letterkunde van de Provincie Oost-Vlaanderen. In 2011 verscheen ‘De bloedplek’, waarvoor hij de Herman de Coninckprijs ontving. In 2018 volgde de bundel ‘De klaverknoop’, die werd bekroond met de Jan Campert-prijs. Van 2016 tot 2019 was Demets plattelandsdichter van de provincie Oost-Vlaanderen. In 2022 kwam zijn meest recente bundel uit getiteld ‘Bijendans’. Het onderstaande titelloze gedicht uit uit ‘Bijendans’.
.
Die hand. We moesten onze troep opruimen,
maar we zijn het vergeten. In de maïs woekert
de builenbrand, grijze vuisten rond de stronken.
We moesten onze troep opruimen. En ook die
van jullie, moeder, vader. Maar we hebben alles
in de grond gestopt, aarde erover. De hitte ploegt
het boven. De nectar is zoek. Waar komen jullie vandaan,
van ver over de akker aangewaaid, vanachter
de dode wilgen, jullie gezichten zwart, gegroefd?
Er zwermt iets boven de mestvaalt, in dit knekelhuis
een stal vol karkassen. Wasmul in de korf. We zijn
de enigen goed in het vlees, vacuüm verpakt.
Die hand. Ze wijst aan wie mans genoeg is om het huis
te verlaten. Hier worden geen dieren meer opgehaald.
.
Dichter op verzoek
Neeltje Maria Min
.
Op mijn vraag van 19 maart heb ik inmiddels verschillende reacties gekregen. De vraag was van welke dichter je graag nog een gedicht zou lezen op dit blog, of met andere woorden welke dichter op verzoek wil je? Er zijn verschillende reacties binnen gekomen waar ik de komende weken wel mee vooruit kan. Elke zondag een dichter op verzoek. Van Eddy van Vliet, Gerrit Achterberg, Maud Vanhauwaert, Emily Dickinson, Neusa Nena Gomes, Paul Demets, Saskia Stehouwer en Neeltje Maria Min.
Vandaag wil ik het eerste verzoek inwilligen en dat is van Levina Levja. Zij vroeg om een gedicht van dichter Neeltje Maria Min (1944). Het gedicht komt uit haar bundel ‘Kindsbeen’ uit 1995 en heeft geen titel.
.
Hoe deze moest heten vroeg aan
een buik een toekomstige vader.
Namen genoeg dacht wie de buik
droeg. Maar wat mag het worden?
Waar zal het van eten? Het
antwoord had haast. Ze sloeg er
een slag naar: een meisje begint
en een jongetje eindigt met an.
Wie het verzint is de baas.
.
Solo
Roland Jooris
.
In de vakantietijd zal ik wat vaker gewoon een gedicht zonder al teveel extra’s plaatsen, wel uiteraard altijd de bron (bundel, jaar van uitgave en misschien wat extra informatie) maar vooral gedichten van dichters die ik waardeer. Zover is het echter nog niet dus vandaag een gedicht uit de bundel ‘Bladgrond’ waaruit ik al eerder het gedicht ‘Nog’ plaatste https://woutervanheiningen.wordpress.com/2020/11/26/nog-2/ . Roland Jooris (1936) is een dichter die zich een ruimte bij elkaar schrapt (Herman de Coninck) of zoals Paul Demets schreef: “Dit is poëzie die onze waarneming problematiseert, die ascese uitprobeert, van het soort wit dat hevig naar aanwezigheid verlangt, terwijl de afwezigheid voortdurend dreigt”.
Poëzie kortom deels in de traditie van de Coninck waarin heel goed is nagedacht over elk woord, elke regel, nergens teveel, overal gebruik makend van wit tussen de regels waar de lezer zelf de invulling kan verzorgen van wat word weggelaten. Geheel tegen de huidige trend van lange proza-achtige gedichten in, precies waar ik van hou. Zoals in het gedicht ‘Solo’.
.
Solo
.
Je slikt je zinnen in
.
Je kijkt naar wat je meent
te weten
.
Een onthutst gerucht
komt uit vervagen
tevoorschijn
.
Het onmogelijke absolute
ligt eigenzinnig op de punt
van je tong
.
Als op een cello
schrijnt
verbeten schot
je hardnekkige
geslotenheid
.
Foto: Tim Heirman
Uit het oog
Miguel Declercq
.
Met enige regelmaat ontdek ik nieuwe dichters. Vaak zijn het Vlaamse dichters en ook nu betreft het een Vlaamse dichter namelijk Miguel Declercq (1976). Voor hij in 1997 debuteerde met de dichtbundel ‘Person@ges’, een sonnettenkrans waarmee hij de Hugues C. Pernath-prijs won, publiceerde hij al gedichten in allerlei literaire tijdschriften. Magazines van gefotokopieerde blaadjes (iets waar ik veel respect voor heb, zo laat je als dichter blijken dat je je niet te goed voelt om gelezen te worden) tot Deus Ex Machina , Yang, De Revisor en Parmentier.
De sonnettenkrans in ‘Person@ges’ is een bijzonder werk. Deze sonnettenkrans bestaat uit veertien regelmatig rijmende gedichten waarvan de slotregel de begin regel van het volgende gedicht is en het laatste vers van nummer veertien hetzelfde is als het eerste vers van het eerste sonnet; die veertien beginregels samen vormen dan het vijftiende zogenaamde ‘meestersonnet’.
In het 2000 wordt Miguel Declercq in ‘Dietsche Warande & Belfort’ samen met Paul Bogaert, Paul Demets, Jan Lauwereyns, Johan de Boose en Peter Holvoet-Hanssen gepresenteerd als behorend tot de kopgroep van de jonge Vlaamse dichters. In 2001 wordt zijn frivole bundel ‘Zomerzot/Somersault‘ gepubliceerd waarna het maar liefst 11 jaar duurt voordat er weer een bundel van Declercq verschijnt; ‘Boven water’ in 2012.
Uit deze laatste bundel komt het gedicht ‘Uit het oog’.
.
Uit het oog
.
om op te warmen
maar enkel aan de oppervlakte.
De hazenklager
Awater
.
Sinds enige tijd heb ik een abonnement op Awater, een literair tijdschrift dat wordt uitgegeven door de Stichting Poëzieclub en driemaal per jaar verschijnt. Awater is een zeer informatief magazine met veel nieuws, recensies en artikelen over poëzie. In de laatste editie staan bijvoorbeeld interviews met Antjie Krog en Kees van Kooten (over zijn Haikoots). De naam Awater komt van een verhalend gedicht van de Haagse dichter Martinus Nijhoff uit 1934, dat wordt gerekend tot de klassieken der Nederlandse letterkunde. De tekst kun je hier lezen https://www.dbnl.org/tekst/nijh004awat01_01/nijh004awat01_01_0001.php
Ik heb een abonnement gekozen waarbij je bij elk nummer dat verschijnt de meest interessante dichtbundel uit het actuele aanbod krijgt mee gestuurd. Dat abonnement kost iets meer maar is daardoor (voor mij) zeker de moeite waard. Bij de juni editie van Awater zit dit keer de bundel ‘De hazenklager’ van Paul Demets.
In Awater staat over deze bundel het volgende: “De Vlaamse dichter liet zich in zijn vorige bundels kennen als een schrijver van boeiende maar niet altijd eenvoudige gedichten die de verknooptheid van alles treffend in beeld brengen. In De hazenklager, genoemd naar het fluitje waar- mee jagers hazen lokken, gaat het ook om een vorm van verknooptheid, namelijk die van de mens en de aarde, tussen zogenaamde beschaving en natuur. In zeven cycli van steeds zeven strak vormgegeven verzen, beschrijft Demets alle mogelijke verbanden en ontwikkelingen die de mens als organisch wezen met zijn omgeving en met zichzelf ervaart.”
Paul Demets (1966) is dichter en poëzierecensent voor De Standaard, Cobra.be, Awater en Ons Erfdeel. Hij debuteerde in 1999 met de dichtbundel ‘De papegaaienziekte’ welke werd bekroond met de Prijs voor Letterkunde van de Provincie Oost-Vlaanderen. In 2011 verscheen ‘De bloedplek’, waarvoor hij de Herman de Coninckprijs ontving. In 2018 volgde de bundel ‘De klaverknoop’, die werd bekroond met de Jan Campert-prijs. Van 2016 tot 2019 was Demets plattelandsdichter van de provincie Oost-Vlaanderen. Een aanstelling die hij afsluit met de publicatie van ‘De hazenklager’, zijn nieuwste dichtbundel. Deze bundel bestaat uit 7 cycli van 7 stukken met titels als’Liminaliteit’, ‘Enculturatie’, ‘Adaptatie’, ‘Zoönose’, ‘Diffusie’, ‘Mutatie’ en ‘Degeneratie’. Uit de cyclus ‘Mutatie’ heb ik voor het eerste gedicht gekozen zonder titel.
.
1.
.
Het verbranden van loof op de akker,
het traag optrekken van de rook
als had de lucht moeite met inhaleren.
.
En jij kwam je lichaam niet uit.
.
Je keek, maar de spiegel was beslagen.
Zijn de dieren op hun hoede,
katten die, wanneer iets he doet opschrikken,
.
in hun slaap de oren spitsen?
Je lag uren op de bank en zag op het scherm
ijsschotsen loom worden en drijven.
.
Was je daarvoor aan het bloeden?
.
Wacht … woorden
Anneke Brassinga
.
De kern van het werk van dichter, prozaïst, essayist en literair vertaler Anneke Brassinga (1948) bestaat volgens Piet Gerbrandy (uit een bericht uit 2015) uit (v)echtlust, geestige dwarsheid en grondeloze melancholie. Paul Demets schrijft over haar in ‘Awater’ uit 2011 dat ze allerlei onheil raakt dat met vergankelijkheid gemoeid is in haar poëzie, maar dat dat bij haar een soort dragelijke lichtheid krijgt. Anneke Brassinga wordt gezien als postmodernistisch dichter maar zelf rekent ze zich tot de surrealisten. Hoe het ook zij, haar werk wordt breed gewaardeerd. Zo kreeg ze voor haar werk de Martinus Nijhoff Vertaalprijs (1978, niet door haar geaccepteerd), de VSB Poëzieprijs 2002 voor de bundel ‘verschiet’), de Constantijn Huygens-prijs (2008) en de P.C. Hooft-prijs (2015), voor haar poëtisch oeuvre.
In 1987 debuteerde Brassinga met de bundel ‘Aurora’ en haar laatste bundel ‘Het wederkerige’ dateert alweer van 2014 . In 1991 verscheen van haar hand de bundel ‘Thule’, uit deze bundel het gedicht ‘wachtwoorden’.
.
Wachtwoorden
.
Ik had me zo geoefend in het wachten
dat ik schrok toen er iemand kwam;
ik had nog nooit van hem gehoord
herkende hem op het eerste woord
zodat ik aan geen wachten dacht.
Twee gorilla’s, Lust en Vraatzucht,
bewaakten van bovenaf de poort;
in een schip gecamoufleerd met lakens
voeren wij de stad in, onder hen door.
Gesloten bleef de tas met taarten,
al jaren uit mijn mond gespaard,
nooit was er tijd, nooit tijd te over
om aan uitstel te ontkomen.
Wij zijn nu zo geoefend in het wachten
dat als een kind het bij ons hoort.
.
Foto: Serge Ligtenberg