Site-archief

Een Russisch uitstapje

Anna Achmatova

.

Regelmatig zet de oorlog die Rusland is begonnen tegen de Oekraïne me aan het denken. Ik schrijf en deel al heel lang gedichten van Russische dichters op dit blog. Veel van deze dichters waren ten tijde van de Sovjet Unie nog landgenoten (Russen en Oekraïners) of waren Oekraïners maar werkten en leefden hun hele leven in wat nu Rusland is. Door de sancties tegen Rusland is de communicatie en uitwisseling van bijvoorbeeld cultuur en literatuur stil komen liggen. Russische dichters bedenken zich wel twee keer om nu naar West Europa te komen (als het ze al wordt toegestaan). Hiermee lijkt het soms of alles wat uit Rusland komt met argwaan moet worden bekeken.

Maar al die grote schrijvers en dichters dan, die van voor Putin, die zijn toch niet besmet? Ik vind van niet, net zomin als ik dichters die ondanks de repressie hun werk voort zetten besmet vind. Daarom heb ik de bundel ‘In andermans handen’ uit 1981 maar weer eens uit mijn boekenkast gepakt. Deze bundel bevat een (beknopt) overzicht van de gedichten van Anna Achmatova (1889 – 1966). Ik koos het gedicht ‘Een uitstapje’ uit de bundel omdat het zo’n heerlijk onschuldig gedicht is.

.

Een uitstapje

.

Een veer streek langs het dak van het rijtuig,

Terwijl ik hem in de ogen keek.

Mijn hart deed pijn, maar het wist niet eens

Wat de reden van zijn bedroefdheid kon zijn.

.

De hemelboog was bewolkt, daaronder

Lag de windstille avond in treurnis geketend.

En – het leek in Oostindische inkt getekend

Op vergeeld papier – het Bois de Boulogne.

.

De geur van seringen en benzine

In een rust, die behoedzaam zijn oren spitste…

Heel even raakte hij weer mijn knieën

Met een hand die nauwelijks merkbaar trilde.

.

De mug en de wolf

Ivan Krylov

.

Terwijl de oorlog die Rusland is begonnen tegen de Oekraïne voortduurt zou je soms bijna vergeten dat Rusland vele prachtige schrijvers en dichters heeft voortgebracht. In de bundel ‘Bij mij op de maan, Russische kindergedichten’ uit 2018, staat een schat aan gedichten van Poesjkin, Krylov, Achmatova, Majakovski en Brodski. Gedichten van schrijvers en dichters die voor volwassenen schreven maar die dus ook poëzie voor kinderen schreven.

Vertaler en samensteller Robbert-Jan Henkes kreeg voor zijn vertaling van deze bundel de Aleida Schotprijs en de Filter Vertaalprijs. NRC noemde dit boek een poëtische goudmijn, tijdloos en briljant, de Nederlandse kinderpoëzie is in één klap met honderden nieuwe gedichten uitgebreid.

Een van de dichters uit deze bundel is Ivan Krylov (1769-1844). Krylov is Ruslands bekendste schrijver van fabels en waarschijnlijk de meest epigrammatische van alle Russische auteurs. Voordat hij op 40 jarige leeftijd dit genre ontdekte was hij toneelschrijver en journalist. . Hoewel veel van zijn eerdere fabels losjes gebaseerd waren op die van Aesopus en La Fontaine , waren zijn latere fabels origineel werk, vaak met een satirische inslag.

Dat dit geen bezwaar was om ook in een bundel vol poëzie voor kinderen te worden opgenomen blijkt uit zijn ‘gedicht’ ‘De mug en de wolf’. En bij de laatste twee zinnen moet je dan onwillekeurig toch weer denken aan de oorlog die nu woedt.

.

De mug en de wolf

.

Een mug

Onder de brug

Bij de Tataren

Of de Khazaren

Kreeg bezoek van een wolf,

Die hem stopte

En bij hem aan het deurtje klopte.

Binnen begon hij meteen te happen

En te klappen met zijn kaken.

Maar de mug was vlug

En wist op de kast

Te ontsnappen.

De wolf was woest:

– Ik ga je kraken, gast!

– Ja, vast! zei de mug,

Hou je maar koest.

Je kan me niet pakken,

Ik laat me niet zakken,

Jij kan er niet bij

Ik blijf lekker vrij!

Maar de wolf

Sprong

En heeft toen met zijn tong

De mug opgelikt

En doorgeslikt.

.

Hieruit kan men enigszins leren

Hoe de sterken de zwakken kunnen ruïneren.

.

Hel en Paradijs

Ilja Koetik

.

Nu de oorlog tussen Rusland en de Ukraïne voortduurt nam ik ‘Spiegel van de Russische poëzie’ uit 2000 nog eens ter lezing uit mijn boekenkast. Juist om mezelf ervan te overtuigen dat het niet perse de Russen zijn die deze vreselijke oorlog hebben gewild maar dat het een president die denkt nog te leven in vroeger duister tijden. In deze bundel kwam ik het gedicht ‘Hel en Paradijs’ tegen van de dichter Ilja Koetik.

Tekenend voor deze bundel is dat ook juist in de Ukraïne geboren dichters zijn opgenomen. Ilja Koetik (1961) is geboren in Lvov maar studeerde letteren in Moskou. Hij vormde samen met Jerjomenko en Zjdanov de groep van de zogenaamde ‘metarealisten’ die zich afzetten tegen het socialistisch realisme en via verbeeldingskracht nieuwe realiteiten aftastten. Deze talentvolle dichter en vertaler woont in de Verenigde Staten en doceert daar Russische literatuur.

In 1993 verscheen in ‘De tweede ronde’ het door Peter Zeeman vertaalde gedicht ‘Hel en Paradijs’ dat door de huidige situatie ineens een extra lading krijgt.

.

Hel en Paradijs

.

In deze duisternis, in het holst van deze nacht

zijn wij gekooid, als in een kist of koker.

In ons zijn Hel en Paradijs bijeengebracht,

als rook en zuurstof in de longen van een roker.

.

Ze zijn geen polen maar,. naar ik veronderstel,

als lucifers dicht bij elkaar gelegen.

Zo hebben deze twee een plaats gekregen,

dus Paradijs naast Paradijs en Hel naast Hel.

.

Maar wordt het donkerder op aarde, uur na uur,

verlaat een engel goedgezind de Hemelhaven,

strijkt op zijn glijvlucht langs het Hellezwavel

en geeft ons met zijn flakkerende vleugel vuur.

.

Hoe alles afloopt

Nobelprijswinnaars uit Amerika, maar daar niet geboren

.

In het heerlijke boek ‘The United States of Poetry’ uit 1996 lees ik dat de drie dichter Nobelprijswinnaars die de Verenigde Staten (tot dan toe) heeft voortgebracht alle drie niet geboren zijn in de Verenigde Staten. Wat op zichzelf maar weer eens bewijst dat de VS een smeltkroes is van mensen uit alle delen van de wereld en dat de VS een aantrekkingskracht heeft op o.a. dichters. De drie dichters die het betreft zijn;  Joseph Brodsky (1940 – 1996) geboren in Rusland, Czesław Miłosz (1911-2004) geboren in Polen en Derek Walcott (1930-2017) geboren in St. Lucia.

Ik schreef al eerder over Derek Walcott (met wie ik een geboortedag deel) maar door deze ontdekking in ‘The United States of Poetry’ wil ik hier graag nog een gedicht van hem delen. Het betreft hier het het gedicht ‘Endings’ uit de bundel ‘Sea Grapes’ hier in de originele Engelse tekst en in vertaling. Het gedicht ‘Endings’ of ‘Hoe het afloopt’ gaat over de vergankelijkheid, dat het leven niet luidkeels eindigt met een enorme knal (zoals bijvoorbeeld de Bijbelse profeet Elia, die door een rijtuig met vurige paarden in de hemel werd opgenomen) maar dat het leven wegebt, langzaam uitdooft. De slotregel is langer dan alle andere regels in het gedicht en komt als een verrassing. Deze regel gaat over de stilte om het hoofd van de doof geworden Beethoven, en het verwijst ook naar de ernst die spreekt uit diens meest verstilde adagio’s. En naar de dood natuurlijk.

.

Endings

.

Things do not explode,
they fail, they fade,

.

as sunlight fades from the flesh,
as the foam drains quick in the sand,

.

even love’s lightning flash
has no thunderous end,

.

it dies with the sound
of flowers fading like the flesh

.

from sweating pumice stone,
everything shapes this

.

till we are left
with the silence that surrounds Beethoven’s head.

.

Hoe alles afloopt

.

’t Is niet dat dingen exploderen,
ze weigeren, ze sterven weg,

.

als zonlicht dat wegsterft op vlees,
als schuim dat haastig wegzinkt in zand,

.

zelfs de bliksemflits van de liefde
eindigt niet met een donderslag,

.

het sterft met het geluid
van wegkwijnende bloemen als vlees

.

dat puimsteen heeft uitgezweten,
zo krijgt alles vorm

.

tot we alleen zijn
met de stilte die hangt om Beethovens hoofd.

.

 

Sofia Parnok

Eerste Russische openlijk lesbische dichter

.

Sofia Yakovlevna Parnok (1885 – 1933) was een Russische dichter , journalist en vertaler. Vanaf de leeftijd van zes jaar schreef ze poëzie in een stijl die heel anders was dan die van de overheersende dichters van haar tijd, en in plaats daarvan onthulde ze haar eigen gevoel voor haar Russische en haar Joodse identiteit, en kwam ze naar buiten als lesbienne. Naast haar literaire werk werkte ze als journalist onder het pseudoniem Andrei Polianin. Ze is aangeduid als “de Russische Sappho “, zoals ze openlijk schreef over haar zeven lesbische relaties.

Na haar studie aan het Gymnasium afgerond te hebben, verhuisde Parnok in 1905 naar Genève en probeerde muziek te studeren, maar had geen echte drive en keerde snel terug naar Moskou. Om afstand te nemen van de controle van haar vader en haar financiële afhankelijkheid van hem, publiceerde ze in 1906 haar eerste gedichtenbundel onder het pseudoniem Sofia Parnok en trouwde ze in 1907 met Vladimir Volkenstein . Binnen twee jaar strandde het huwelijk en ging ze aan de slag als journaliste.

Vanaf 1913 had Parnok uitsluitend relaties met vrouwen en gebruikte die liefdesrelaties om haar creativiteit te voeden . De opeenvolgende relaties met vrouwelijke muzen uit de kunst en wetenschappen, inspireerde haar ertoe vijf dichtbundels te publiceren en verschillende libretto’s voor opera te schrijven, voordat ze in 1933 aan een hartziekte overleed. Na 1928 mocht Parnok haar poëzie niet meer publiceren, en haar werk werd grotendeels vergeten tot na de Sovjetperiode. In 1979 werd voor het eerst haar verzameld werk uitgegeven.

.

Een spin heeft mijn icoon vergrendeld

En elk gebed is dood. Mijn hoofd

Zakt in de kussens neer, ellendig,

In één dag van ’t verstand beroofd.

.

Hij zal, als hij mij mee komt nemen,

Niet als muziek zijn, niet als rook,

Niet als een zwartgewiekte demon,

Niet als bezielde stilte ook, –

.

Maar nee, gewoon: een hond gaat janken,

Een auto giert in rauwe klanken,

Een rat glipt naar zijn hol. O ja!

Ik – die naar goed noch kwaad ooit streefde –

Zal de muziek waarbij ik leefde

Ook horen als ik sterven ga.

.

De tijdvrouw

Velimir Chlebnikov

.

In 2015 kreeg ik de bundel ‘Verzameld werk’ Poëzie 1 van Velimir Chlebnikov en ik schreef daar destijds al een stuk over. De gedichten in deze bundel van de Russische dichter Chlebnikov (1885 – 1922) zijn geschreven tussen 1904-1908 en in een vertaling van Willem G. Weststeijn.

Ik koos voor een gedicht zonder titel uit 1907 met als eerste zin ‘Ik bereikte de tijdvrouw’ of in het Russisch ‘Vremjanin ja’ omdat ik het woord ‘tijdvrouw’ zo’n bijzonder woord vind. In dit geval een vrouw die hem in zijn droom bezocht.

.

Ik bereikte de tijdvrouw,

Tijdeling, ik

En schiep met haar

Een kusogenblik.

En toen werd ik wakker

En vloog ervandoor

En dook in de diepte

En raakte te loor.

En vaardig met vleugels

Put ik de daggodin,

Uit de voorraad van het blauw

Put ik de watergodin.

.

Tattoo

Luuk Gruwez

.

Tatoeages zijn wonderlijke dingen. Ötzi, de ijsmummie uit de Alpen, die zo’n 5350 jaar geleden leefde, had zo’n 61 tatoeëringen. Er zijn tatoeages op Egyptische mummies gevonden, die van 2000 voor Christus dateren. Ook de Oekokprinses (mummie uit de 3e tot de 5e eeuw voor de jaartelling) gevonden in Rusland, droeg tatoeages. In de klassieken wordt er gerefereerd aan tatoeages bij de oude Grieken, de Germanen en nog meer volkeren.

Tot enkele decennia geleden werden tatoeages in Nederland vooral gedragen door zeelieden en soldaten en vrijwel niet door vrouwen. Tegenwoordig hebben meer mensen tatoeages, zowel mannen als vrouwen. Soms lijkt het er weleens op dat er meer mensen met tatoeages zijn dan zonder. Ook bij de bekende Nederlanders en vooral ook de professionele voetballers zijn tatoeages niet meer weg te denken.

Over de literaire of poëzie tatoeage schreef ik al in 2013 https://woutervanheiningen.wordpress.com/2013/04/05/tattoo-you/ . In de jaren nadien werden deze tatoeages met literaire of poëtische verwijzingen alleen maar populairder. Het was dan ook onvermijdelijk dat dichters zich met deze vorm van lichaamsversiering gingen sieren en erover begonnen te dichten.

Zoals Luuk Gruwez, de Vlaamse dichter, prozaïst en essayist, in de bundel ‘Bakermat’ uit 2008. Zijn gedicht ‘Tattoo’ zoals tatoeages in toenemende mate genoemd worden geeft een kritisch beeld van de getatoeëerde mens.

.

Tattoo

.

Een na een trokken ze hun kleren uit,

vol schaamte voor wat, amper vod of lomp,

misschien maar beter kon verstookt. Of ook omdat

zij zelf in naakte ikken dreigde te verstikken:

.

snikheet was het die dag. Maar eens

ontbloot ontstonden stilaan grote grijze kiltes,

zoals die een septemberavond soms ontstaan:

eerste dressuur voor najaar en winter

wanneer de kwade hond kan komen.

.

En zij begonnen elkaar liefdevol te verven,

zo vlijtig als maar kon, op borst, op bil en overal,

alsof zij moesten uitgewist. Tattoo na tattoo

brachten zij aan. Tot zij, compleet uit zicht

verdwenen, opgelucht weer adem kregen.

.

Bèèè

W.F. Oostveen

.

In de nieuwsbrief van Laurens Jz Coster http://www.ljcoster.nl/ stond een alleraardigst gedicht over schapen van de dichter Willem Frederik Oostveen (1849-1890). Reden genoeg voor mij om deze, voor mij onbekende, dichter eens van dichterbij te bekijken en te leren kennen. W.F. Oostveen blijkt een schrijver en tekstdichter te zijn waar vrijwel heel Nederland het werk van kent (of toch één specifiek lied), hij schreef namelijk de tekst van het Sinterklaaslied ‘Sinterklaas is jarig’. Oostveen heeft diverse publicaties op zijn naam staan en was redacteur van het tijdschrift ‘Ons Genoegen’ een tijdschrift voor de jeugd dat wordt uitgegeven door uitgeverij Muusses in Leiden.

Oostveen overlijdt jong, op 41-jarige leeftijd, waarschijnlijk aan de gevolgen van de Russische griep. Deze Russische griep (ook wel Aziatische griep genoemd) was een pandemie (toen dus ook al) die in 1889 uitbrak en vanuit Rusland (met de komst van stoomboten en spoorwegen) binnen vier maanden verspreid werd over de hele wereld en zijn hoogtepunt bereikte in de Verenigde Staten (toen dus ook al), zeventig dagen na zijn hoogtepunt in Sint-Petersburg. Het aantal slachtoffers van deze Russische griep bedroeg naar schatting circa 1 miljoen.

Oostveen was een geliefd auteur van ‘Ons Genoegen’ want bij zijn overlijden vroeg zijn uitgever de jeugdige lezer om bij te dragen aan een gedenkteken op het graf. Hetgeen ook gebeurde. Zoals hierboven al geschreven nam de nieuwsbrief van Laurens Jz Coster een gedicht van zijn hand op getiteld ‘Mijn schaapje’.

 

Mijn schaapje
.
Ik ken een aardig schaapje,
’t Loopt ginder in de wei,
Het huppelt en het springt maar
Heel vergenoegd en blij.
.
Het dartelt in de weide
De ganschen langen dag
En eet en drinkt met luste,
Al wat het gaarne mag.
.
Was ik maar eens zoo’n schaapje,
Dan zat ik nu niet hier,
Dan ging ik nooit naar school toe
En had maar steeds plezier.
.
Wel jongen lief, wat zegt ge,
En meent ge dat? Och kom,
Dan bleeft ge net als ’t schaapje,
Uw heele leven dom.

.

Gedichten uit de Goelag

Varlam Sjalamov

.

De Russische schrijver en dichter Varlam Tichonovitsj Sjalamov  (1907 – 1982) werd geboren als zoon van een Russisch-orthodox priester en een lerares. Hij studeerde rechten in Moskou, was overtuigd tegenstander van het Stalin regime en sympathiseerde in die tijd met de linkse oppositie  geleid door Leo Trotski. In 1929 werd hij in een illegale drukkerij gearresteerd en voor drie jaar verbannen naar de Goelag. Na zijn terugkomst naar Moskou werkte hij van 1934 tot 1937 als journalist.

In 1937 werd hij in het kader van de grote zuivering opnieuw gearresteerd vanwege trotskisme en Sjalamov bracht na een nieuwe veroordeling zeventien jaar door in de kampen des doods van Kolyma in Siberië. In 1953 werd hem toegestaan terug te keren naar Europees Rusland. In 1956 werd hij onder Chroesjtsjov gerehabiliteerd. Vanaf 1957 verschenen van zijn eerste gedichten. Sjalamov is al eerder gedichten beginnen schrijven. Hij memoriseert zijn eigen dichtregels telkens wanneer hij van het werk naar het kamp terugkeert. Als hij op het einde van zijn gevangenschap als verpleger tewerkgesteld wordt schrijft hij op wat hij maar vindt: papieren zakken, kaftpapier etc.  Die aantekeningen werkt hij later uit. Naast zijn gedichten schrijft hij vooral korte verhalen, maar al snel kwamen zijn herinneringen aan de Goelag niet meer door de censuur (ze circuleerden in de jaren zestig alleen in Samizdat-uitgaven). Hoewel Sjalamov vooral bekend is door zijn laconieke en compacte kampverhalen is zijn poëzie ook zeker de moeite waard.

Hieronder het gedicht ‘De camee’  waarin een duidelijke verwijzing naar zijn  tijd in de kampen en hoe hij die heeft doorstaan, in een vertaling van Marja Wiebes en Margriet Berg uit ‘Spiegel van de Russische poëzie van de twaalfde eeuw tot heden’ uit 2000.

.

De camee

.

In ’t hellend vlak van berg en tijd

Sneed ik jouw beeld voor de eeuwigheid.

.

Betrouwbaarder dan een penseel

Zijn immers beitel en houweel.

.

In ’t land van mannen en van ijs,

Van vroege rimpels en vroeg grijs,

.

Heb ik dit vrouwelijk gelaat

Geschapen als een wanhoopsdaad.

.

Ik heb de rots met jouw portret,

Toen in een ring van sneeuw gezet,

.

En wolken om de ring gedaan

Om niet van weemoed te vergaan.

.

November

Innokenti Annenski

.

De in Omsk (Rusland) geboren dichter, vertaler en essayist Innokenti Annenski (1855 – 1909) is een vrij onbekende dichter uit Rusland. Hij was dan ook een laatbloeier met een klein oeuvre, die pas na zijn dood erkenning kreeg en dan ook nog in een kleine kring van kenners waaronder Boris Pasternak (toch niet de minste). Hoewel hij al vanaf jongs af aan schreef publiceerde hij pas zijn eerste werk in 1901.

Annenski schreef bondige, precieze symbolistische lyriek (dat wil zeggen dat alles wat beschreven wordt staat voor iets anders) met een melancholieke inslag, die de tragiek van het bestaan tot onderwerp heeft. Onmiddellijk na zijn dood in 1909 werd zijn bekendste dichtbundel ‘Het cypressehouten kistje’ gepubliceerd. Daarna ontstond pas zijn grootste populariteit, tussen 1910 en 1920, niet alleen vanwege zijn verzen, maar ook vanwege zijn geroemde vertalingen van Franse symbolisten als Baudelaire, Rimbaud en Verlaine.

In 1996 verscheen de bundel ‘Vier Petersburgers’ bij uitgeverij De Bezige Bij met daarin onder andere het gedicht ‘November’ van Annenski in een vertaling van Peter Zeeman.

.

November

.

Het avondrood is dof, verschoten,

En doods de gele dageraad.

Een tak door het kozijn omsloten

Hing gister net zo desolaat…

.

Slechts dit wordt mij tot troost geboden:

Al wat ik schrijf wordt delicaat

Met milde tinten overgoten,

In zilverwitte glans gebaad.

.

De nevel houdt de zon gevangen…

Nu in de sneeuw een slee bespannen,

De wolken volgen in hun jacht,

.

Je over schel gefluit verblijden

En deinend door de witte pracht

Naar onbegrensde verten glijden…

.

%d bloggers liken dit: