Site-archief
Wat ik vandaag deed
Debjani Chatterjee
.
In de krant las ik een artikel over het boek van Johny Pitts ‘Afropeaan’ waarin deze schrijver, fotograaf, muzikant, dichter en tv presentator in Sheffield, Parijs, Brussel, Amsterdam, Berlijn, Stockholm, Moskou, Marseille, Rome en Lissabon op zoek ging naar de plek van zwarte Europeanen in de Europese identiteit, naar een Afrika dat in Europa is en uit Europa komt.
Dat Pitts ook dichter is maakte dat ik meer over hem wilde lezen. Als dichter is hij in de leer geweest bij Debjani Chatterjee (1952) een in India geboren maar in Engeland (Sheffield waar Johny Pitts ook vandaan komt) levende dichter. Chatterjee is een cosmopoliet die in vele delen van de wereld heeft gewoond.
Chatterjee heeft meer dan 65 boeken geschreven, vertaald of de redactie over gevoerd en debuteerde in 1989 met ‘I Was That Woman’ . Ze won vele prijzen als vertaler en dichter.
Van haar is op het internet veel werk te vinden dat zeer de moeite waard is. Zoals het gedicht ‘What I did today’ uit haar bundel ‘Do you hear the storm sing’ uit 2014. In een vertaling van mij kreeg dit gedicht de titel ‘Wat ik vandaag deed’. Het gedicht gaat over de tijd dat ze de diagnose kanker (2007) kreeg en hiervoor behandeld werd in het Northern General hospitaal.
.
Wat ik vandaag deed
.
Vandaag heb ik het Northern General opnieuw opgeblazen;
de helse wachtkamer platgewalst
waar ik de hele ochtend in een dwaze japon had gezeten;
Ik heb de arrogante huisarts gewurgd die zo weinig wist
maar deed alsof hij alles wist;
mijn jeukende handen wurgden de oncologen:
de onverschillige die op vakantie wegvloog,
vergat me door te verwijzen voor een Hickman katheter
onder narcose in een fatsoenlijk ziekenhuis,
en degene die mijn toestemmingsformulier verloor en me
een nachtmerrie in duwde van eindeloos geschreeuw;
Ik vocht tegen de stomme slager die gaten in mij boorde;
en tot slot heb ik elke moorddadige
side-kick vermomd als een barmhartige engel uitgeroeid….
Al deze dingen en meer heb ik vandaag gedaan.
In gewelddadige dagen en eeuwige nachten,
ben ik de tel kwijt geraakt van de keren dat ik deze dingen heb gedaan…
.
Ik heb je lief
Nâzim Hikmet
.
Nâzim Hikmet (1902-1963) is de meest geliefde en gelezen dichter van Turkije. Met zijn poëzie veranderde hij het aanzien van de Turkse literatuur. Naast dichter was hij roman-, toneel- en memoiresschrijver. Tijdens de Eerste Wereldoorlog begint hij in Istanboel gedichten te schrijven. Hij studeert politieke economie aan de universiteit en moet omwille van zijn communistische gedachtegoed uit Turkije vluchten. In 1928 keert hij terug en wordt in 1938 opgepakt en veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 jaar; zijn boeken zouden aanzetten tot ongehoorzaamheid en rebellie. In 1950 komt hij eindelijk vrij en vlucht naar de Sovjet-Unie. In 1963 sterft hij er en wordt in Moskou begraven.
Als dichter wilde Hikmet schrijven over de universele gevoelens, hij zei daarover: “Ik wil dat alles wat eigen is aan de mens ook eigen is aan mijn poëzie”. Hij schreef over de liefde, de dood, vrede en revolutie, vreugde en verdriet, hoop en hopeloosheid. Ook zei hij: “Als de lezer een gedicht wil lezen over het 1 meifeest dan moet hij bij mij zijn, en als hij een gedicht wil lezen over zijn onbeantwoorde liefde, dan moet hij ook mijn boeken lezen”, om zijn brede interesse en thematiek maar aan te geven.
Ik koos uit de bundel ‘De mooiste gedichten van Nâzim Hikmet’ uit 2007 een liefdesgedicht getiteld ‘Ik heb je lief’ geschreven op 27 augustus 1960.
.
Ik heb je lief
.
Zoals men brood in zout dipt en eet, zo heb ik je lief,
zoals ik ’s nachts, door koorts uit mijn slaap gehaald,
mijn brandende mond aan de waterkraan druk, zo
[heb ik je lief,
zoals men een zwaar pakje van de post waar men inhoud, noch
[afzender van kent,
haastig, blij en nieuwsgierig opent, zo heb ik je lief,
zoals ik voor de eerste keer over de oceaan zou vliegen
[zo heb ik je lief,
zoals de avond zacht over Istanbul valt
en me ontroert, zo heb ik je lief,
zoals ik zou roepen ‘Goddank, we leven!’, zo heb ik je lief.
.
Gedichten uit de Goelag
Varlam Sjalamov
.
De Russische schrijver en dichter Varlam Tichonovitsj Sjalamov (1907 – 1982) werd geboren als zoon van een Russisch-orthodox priester en een lerares. Hij studeerde rechten in Moskou, was overtuigd tegenstander van het Stalin regime en sympathiseerde in die tijd met de linkse oppositie geleid door Leo Trotski. In 1929 werd hij in een illegale drukkerij gearresteerd en voor drie jaar verbannen naar de Goelag. Na zijn terugkomst naar Moskou werkte hij van 1934 tot 1937 als journalist.
In 1937 werd hij in het kader van de grote zuivering opnieuw gearresteerd vanwege trotskisme en Sjalamov bracht na een nieuwe veroordeling zeventien jaar door in de kampen des doods van Kolyma in Siberië. In 1953 werd hem toegestaan terug te keren naar Europees Rusland. In 1956 werd hij onder Chroesjtsjov gerehabiliteerd. Vanaf 1957 verschenen van zijn eerste gedichten. Sjalamov is al eerder gedichten beginnen schrijven. Hij memoriseert zijn eigen dichtregels telkens wanneer hij van het werk naar het kamp terugkeert. Als hij op het einde van zijn gevangenschap als verpleger tewerkgesteld wordt schrijft hij op wat hij maar vindt: papieren zakken, kaftpapier etc. Die aantekeningen werkt hij later uit. Naast zijn gedichten schrijft hij vooral korte verhalen, maar al snel kwamen zijn herinneringen aan de Goelag niet meer door de censuur (ze circuleerden in de jaren zestig alleen in Samizdat-uitgaven). Hoewel Sjalamov vooral bekend is door zijn laconieke en compacte kampverhalen is zijn poëzie ook zeker de moeite waard.
Hieronder het gedicht ‘De camee’ waarin een duidelijke verwijzing naar zijn tijd in de kampen en hoe hij die heeft doorstaan, in een vertaling van Marja Wiebes en Margriet Berg uit ‘Spiegel van de Russische poëzie van de twaalfde eeuw tot heden’ uit 2000.
.
De camee
.
In ’t hellend vlak van berg en tijd
Sneed ik jouw beeld voor de eeuwigheid.
.
Betrouwbaarder dan een penseel
Zijn immers beitel en houweel.
.
In ’t land van mannen en van ijs,
Van vroege rimpels en vroeg grijs,
.
Heb ik dit vrouwelijk gelaat
Geschapen als een wanhoopsdaad.
.
Ik heb de rots met jouw portret,
Toen in een ring van sneeuw gezet,
.
En wolken om de ring gedaan
Om niet van weemoed te vergaan.
.
Avond
Vladislav Chodasevitsj
.
Vladislav Felitsianovitsj Chodasevitsj (1885 – 1939) was een Russisch schrijver en dichter. Geboren in Moskou maar van Pools-Joodse afkomst. In 1922 emigreerde hij naar Parijs waar hij een gezaghebbend literatuurcriticus werd. Hij was een einzelgänger met een grondige afkeer van het futurisme maar hij stond ook zeer streng en kritisch tegenover zijn eigen werk. Chodasevitsj heeft een klein maar krachtig oeuvre achter gelaten waarin vooral het tragische dualisme tussen geest en materie centraal staat. Chodasevitsj schreef overwegend poëzie, “in kille schoonheid”, zoals hij het zelf noemde.
Uit de bundel ‘Het glas dat geen leugens verdraagt’ uit 1985 het gedicht ‘Avond’, in een vertaling van Marko Fondse.
.
Avond
.
’t Kraakt en glijdt onder de voet.
Winden woeien, sneeuw kwam neer.
Wat een treurnis, goede God,
Here God, en wat een zeer.
.
Wel zeer valt uw wereld zwaar,
En ook Gij kent geen genà.
En waar dient die wijdte voor,
Als op aarde dood bestaat?
.
En geen mens die je verklaart,
Hoe in ’s levens nedergang
Je bij zwerven nog volhardt,
Huiveren, geloof en zang.
.
Joenna Morits
Winterdag
.
In de dikke bundel ‘Spiegel van de Russische poëzie’ lees ik het gedicht ‘Winterdag’ van Joenna Morits. Vreemd genoeg vind ik achterin bij de bronvermelding niet waar het gedicht eerder is gepubliceerd of door wie het is vertaald. Wel vind ik in de bundel dat Morits (1937) in Kiev is geboren en heeft gestudeerd aan het Gorki Instituut voor Literatuur in Moskou. Morits schrijft meditatieve lyriek, veelal met de natuur als belangrijkste inspiratiebron. Dat blijkt zeker uit het gedicht ‘Winterdag’.
.
Winterdag
.
Al wat ik zie vanuit mijn raam –
De grandioze wereldorde –
Zal in mijn dikste schrift niet gaan,
Laat zich ternauwernood verwoorden.
.
Het bos is van kristal, het meer,
De ribes en de rechte hagen.
De bleke zon is in de weer
De januaridag te schragen.
.
De weg bukt onder sneeuwgewicht,
Zwart glanzen losse ravenveren,
Maar verder is het klaar en licht
Van kwetteren en kwinkeleren.
.
De ster die weinig anders doet
Dan licht te werpen op mijn leven
Praat met me op gelijke voet
En staat haar schijnsel weg te geven.
.
Misschien bestaat geluk daarin,
Misschien is dit het magistrale,
Dat niemand deze dag nadien
Letter voor letter kan herhalen.
.
In dit gevecht wint het leven
Dmitri Progov
.
De Russisch dichter en beeldend kunstenaar Dmitri Aleksandrovitsj Prigov was één van de pioniers van het Moskouse conceptualisme en is het meest bekend om zijn poëzie. Conceptuele kunst is een kunstvorm waarbij het idee ofwel het concept belangrijker is dan esthetische of materiaal-technische afwegingen. Denk hier bijvoorbeeld aan de urinoir van Marcel Duchamp.
Prigov (1940 – 2007) werd geboren in Moskou als zoon van een ingenieur en een pianiste. Zijn tienerjaren beleefde hij tijdens de periode van de Dooi onder Chroesjtsjov. Na het afmaken van de middelbare school werkte hij enige tijd als slotenmaker in een fabriek. In 1957 begon Prigov met het schrijven van poëzie, die later niet alleen in Rusland, maar ook in het Westen als samizdat (clandestien gedrukte en uitgegeven literatuur die als ongewenst werd beschouwd door de machthebbers) circuleerde.
Het conceptualistische idee vond bij Prigov uitdrukking in zijn bijna primitieve poëzie. Hij maakte veelvoudig gebruik van tautologie (het benadrukken van een woord met een ander woord dat (zo goed als) dezelfde betekenis heeft) en herhalend rijm en veronachtzaamde de regels van de interpunctie. Hierdoor komt de nadruk te liggen op de compositie van het gedicht. Prigov organiseerde zijn gedichten vaak in cycli, die uit tien tot twintig gedichten bestaan.
Eén van de genres dat hij veel gebruikte voor zijn gedichten, was dat van het alfabet (Azbuka), dat gebaseerd is op Kerk-Slavische gebeden. Ook zijn alfabetten waren dankbaar materiaal voor zijn voordrachten, waarvoor zijn typische manier van voordragen kenmerkend was. Opvallend is Prigovs enorme productiviteit: hij zag het als een project om in een tijdsbestek van dertig jaar 25.000 gedichten te maken, die hij overal opschreef: op vazen, decors, kladjes, veelal in een bijzondere grafische vormgeving. In 2005 had hij bijna 36.000 gedichten geschreven in verschillende genres, zoals epiek en lyriek.
.
In het café van het huis van de literatoren
Drinkt de militieman zijn bier.
Hij drinkt het op zijn gewone manier
zonder zelfs te kijken naar de literatoren.
.
Zij ook kijken niet naar hem.
Rond hem is het leeg en licht.
En al hun verschillende kunsten
Zijn bij hem zonder enig gewicht.
.
Hij stelt zich het voor, het leven,
Verschijnend in de vorm van de plicht.
Het leven is kort, de kunst is lang.
In dit gevecht wint het leven.
.
Fysici en Lyrici
Boris Sloetski
.
De dichter Boris Sloetski ( 1919-1986) werd geboren in Slavjansk (of Slovyansk), een industriestad die tegenwoordig in de Oekraïne ligt, in een typisch arbeidersmilieu. Boris volgde echter een literatuurstudie aan de Maxim Gorki instituut in Moskou. Sloetski’s poëzie behandelt vooral algemeen menselijke problemen. Hij schrijft oorlogslyriek vol pijn en vol trauma. Hij schrijft over individuele lotgevallen zonder sentimenteel of pathetisch te zijn. Een veelvoorkomend thema in zijn werk is de Joodse problematiek (antisemitisme en de Holocaust). Ook schrijft hij veel over ouderdom en dood. Een soort meta-thema in zijn werk is de didactische taak die hij ziet voor de dichter. Voor hem is de dichter “niet een telefoon- maar een telegraafdraad”. Sloetski was één van de dichters die Joseph Brodsky hebben beïnvloed.
Uit 1959 het gedicht ‘Fysici en Lyrici’ vertaald door Peter Zeeman.
.
Fysici en Lyrici
.
We houden fysici in ere.
Voor lyrici heeft niemand tijd.
Ik ben niet aan het speculeren,
het is een soort wetmatigheid.
.
We faalden dus in het onthullen
van wat ons te onthullen stond!
Dus onze jambetjes zijn prullen,
je komt er niet mee van de grond.
En onze paarden? Die ontberen
het Pegasus-gevoel geheid…
We houden fysici in ere,
voor lyrici heeft niemand tijd.
.
Dit alles is allang bewezen.
Geen mens die zich hiertegen kant.
Ach, pijnlijk hoeft dit niet te wezen,
nee, het is eerder interessant
te zien hoe onze rijmen slinken,
als schuim dat aanspoelt op het strand,
hoe grootsheid waardig weg zal zinken
in logaritme en verstand.
.
Boris Sloetski in 1945 als soldaat in het Rode leger.
Graf van Boris Sloetski op de Piatnitsky begraafplaats in Moskou (foto Christina Bedina)
Met dank aan Spiegel van de Russische poëzie en Wikipedia.
De jeugd eist
György Dalos
.
Hoewel György Dalos vooral bekend is van zijn romans kwam hij in 1980 naar Poetry International met zijn poëzie. Dalos is een Joods Hongaars dichter/schrijver. Hoewel hij in de jaren 60 studeerde aan de Lomonossov universiteit in Moskou, was hij in de jaren 70 een van de drijvende krachten achter de anti-communistische beweging in Hongarije. Vanaf 1987 woont hij in Wenen en Berlijn. In 2010 ontving Dalos de Leipzig Book Award for European Understanding.
Uit 1970 het gedicht ‘Mijn status in de staat’.
.
Mijn status in de staat
.
1
Voor verontwaardiging
heb je een bedrijfsvergunning nodig
Voor pessimisme
een douanestempel
En van de zelfmarteling
worden procenten afgetrokken
.
2
Ik ben
als een ontwikkelingsland
Bevrijd maar armlastig
leef ik van leningen
Ik verwacht niet veel van de toekomst
maar heb haar ook niet te duchten
.
3
Sinds twee jaar
leef ik zonder werk
Ik schaam mij
als ik bedenk
dat ze terecht jaloers op me zijn-
de straatvegers met hun vast inkomen
en de vuilnismannen met hun
onwankelbare status
.