Site-archief

Een kinderspiegel

Poëzie voor jongeren

.

Op de geweldige informatieve website DBNL.org lees ik een artikel uit het tijdschrift Tsjip/Letteren (tijdschrift voor literaire vorming van de stichting Promotie Literatuuronderwijs) uit jaargang 7 (1997). In totaal heeft dit tijdschrift 15 jaargangen bestaan tot en met 2005. In dit artikel van Kees Combat beschrijft de auteur ‘De 30 mooiste gedichten uit de Nederlandse literatuur’ van dichter en poëziekenner Remko Ekkers dat verscheen in 1992.

Deze bundel werd door Ekkers ‘onmiskenbaar een kleine canon van de Nederlandse poëzie, een gestaald kader van veel geciteerde en vaak gebloemleesde gedichten’ genoemd. De gedichten werden gekozen op basis van een enquête onder leraren met als enige vraag: ‘Als u het voor het zeggen had, welke gedichten zouden uw leerlingen dan eigenlijk uit het hoofd moeten kunnen opzeggen?’

De lijst bestaat uit 30 gedichten waarvan de meest recente uit eind jaren ’60 begin jaren ’70 zijn. Je zou zeggen dat de voorkeur van de docenten (uit hun jeugd) duidelijk naar voren komt en waarschijnlijk ook toen al (jaren ’90) niet echt meer aansloot bij de belevingswereld van jongeren die toen literatuuronderwijs genoten. Wat dat betreft sluiten de boeken van ‘Woorden temmen’ deel 1 en deel 2 vele malen beter aan bij waar jongeren mee bezig zijn en in geïnteresseerd zijn.

Desalniettemin levert het overzicht van Ekkers wel een mooie doorsnee op van bijzondere gedichten door de eeuwen heen. Opmerkelijk voor mij was het gedicht ‘Een kinderspiegel’ van Judith Herzberg (1934). Ik had het gedicht ooit wel gelezen in haar bundel ‘Beemdgras’ uit 1968 maar dat het op dit lijstje zou belanden had ik niet kunnen bevroeden. In de serie Meander Klassiekers beschrijft Inge Boulonois hoe dit gedicht nog altijd actueel is.

.

Een kinderspiegel

.

Als ik oud word neem ik blonde krullen
ik neem geen spataders, geen onderkin,
en als ik rimpels krijg omdat ik vijftig ben
dan neem ik vrolijke, niet van die lange om mijn mond
alleen wat kraaiepootjes om mijn ogen.

.
Ik ga nooit liegen of bedriegen, waarom zou ik
en niemand gaat ooit liegen tegen mij.
Ik neem niet van die vieze vette
grijze pieken en ik ga zeker ook niet
stinken uit mijn mond.

.
Ik neem een hond, drie poezen en een geit
die binnen mag, dat is gezellig,
de keutels kunnen mij niet schelen.
De poezen mogen in mijn bed
de hond gaat op het kleedje.

.
Ik neem ook hele leuke planten met veel bloemen
niet van die saaie sprieten en geen luis, of zoiets raars.
Ik neem een hele lieve man die tamelijk beroemd is
de hele dag en ook de hele nacht
blijven wij als maar bij elkaar.
.

Vrijhaven voor poëzie

Rotterdam

.

Dat Rotterdam door veel mensen gezien wordt als de hoofdstad van de poëzie van ons land begrijp ik wel. De stadsdichter is er een monument, veel dichters van naam kwamen en komen uit Rotterdam, de stad bied vele plaatsen waar de poëzie vloeit, of het nu de geschreven poëzie is, poetry slam, spoken word, bruggedichten of Poetry International, de stad ademt poëzie.

Het verbaasde mij dan ook niet, toen ik de bundel ‘Rotterdam Vrijhaven voor Poëzie’ in handen kreeg dat deze in opdracht van het gemeentebestuur van Rotterdam was uitgegeven in 2001. Een stad met een dichtende burgemeester Aboutaleb, die jarenlang onderdak bood aan de dichtende nachtburgemeester Jules Deelder, is bijna verplicht zich te laten kennen in dit opzicht. De bundel bevat gedichten van Rotterdamse, andere Nederlandse en internationale dichters. De gedichten werden door de leden van gemeenteraad vanaf 29 april 1999 voorgelezen bij het begin van raadsvergaderingen als opmaat voor Rotterdam 2001, culturele hoofdstad van Europa.

De bundel werd in een kleine oplage van 500 hors commerce uitgegeven en het is een prachtige bundel. Mooi vormgegeven, harde kaft, fraaie stofkaft, stevig papier en de gedichten zijn van grote kwaliteit. De grote Rotterdamse namen zijn vertegenwoordigd (Deelder, Waskowsky, Kneepkens, Vaandrager, Sleutelaar, Beranová) maar ook grote buitenlandse namen als Brodsky, Ginsberg, Shiraishi en Masalha. De gedichten zijn gekozen, samengesteld en en van dichterslexicon voorzien door Martin Mooij.

Ik koos voor een gedicht van Hans Wap (1943) dichter, decorontwerper en beeldend kunstenaar. Wap debuteerde in 1967 met de bundel ‘Schoten en filtersigaretten’. Wap tekent en schildert ook in zijn gedichten. Het gedicht van zijn hand is getiteld ‘havenstad’.

.

havenstad

.

waar aankomst en vertrek

tesamen vloeien

onzichtbare lijnen

lopen door de zee

.

het schuim

staat op de golven

en de glazen

orkanen blazen

.

in plastic boterhammen-

zakken

daar is geluk gezocht

en zwaar geleden

.

staan koffers met verleden

tijd

op overtreffende treden

en liggen paspoorten

.

vol littekens

te rotten in depots

naast een kompas vol richtingen

dat wacht

op het vertreksein

.

Ik had als kind

Willem Wilmink

.

Ik lees in de bundel ‘Ik had als kind een huis en haard’ uit 1996, een bloemlezing uit het werk van Willem Wilmink (1936-2003). Een mooi uitgegeven bundel in een harde kaft met linnen. De gedichten in deze bundel zijn gekozen en ingeleid door een andere grote dichter Jean Pierre Rawie.

In de bundel staan twee Rondelen en ze zijn dan ook getiteld ‘Rondeel’ wat ik dan weer grappig vind want feitelijk geef je een gedicht dan de naam van de versvorm die je gebruikt. Geen dichter zal een gedicht in vrije vorm ‘gedicht in vrije vorm’ of iets dergelijks noemen. En wat te doen als je een bundel met rondelen schrijft? Nummeren? Bij sonnetten heb ik dat wel gezien.

Maar goed, twee rondelen dus. Een van de twee trof me omdat het een rondeel is naar Charles d’Orléans (Le temps a laissé son manteau, of vrij vertaald ‘De tijd heeft zijn jas afgelegd’) een gedicht over de komst van de lente. Wilmink heeft er geen vertaling van gemaakt maar met het zelfde onderwerp in gedachte een eigen invulling aan gegeven.

Wil je meer over het rondeel lezen kijk dan op https://woutervanheiningen.wordpress.com/2020/02/13/kwatrijnen-en-rondeel/

.

Rondeel

.

              naar Charles d’Orléans

Le temps a laissé son manteau

.

Het jaar heeft zijn jas niet meer aan

van regen en vrieswind en kou,

en is in het luchtigste blauw

vanochtend naar buiten gegaan.

.

De vogeltjes fluiten en slaan,

ze hebben een boodschap voor jou:

het jaar heeft zijn jas niet meer aan!

.

En zeg eens, hoe vind je dat staan:

fonteinen met sluiers van dauw

en beekjes met zilveren mouw?

’t Heeft alles wat nieuws aangedaan:

het jaar heeft zijn jas niet meer aan.

.

Bar en Boos

De slechtste gedichten in de Nederlandse taal

.

Op Facebook heb je allerlei groepen waar mensen rond een thema berichten plaatsen. Op het gebied van poëzie zijn er verschillende maar er is er weer een bij gekomen: Het slechtste gedicht. Toen ik dat zag ben ik uiteraard meteen lid geworden van deze groep maar het deed me ook denken aan een bundel of een boek eigenlijk dat ik bezit getiteld ‘Bar en Boos’ De slechtste gedichten in de Nederlandse taal, gekozen en toegelicht door Wim Zaal. In dit boek uit 2001heeft Wim Zaal een collectie wartaal van eigen bodem bijeengebracht. Poëtische uitglijders, dubbelzinnigheden, platitudes, prullen en gestumper zoals op de achterflap staat te lezen.

Het boek heeft 10 hoofdstukken met titels als ‘Gewijde poëzie’, ‘Ikgericht’, ‘De kleine kosmos’ en ‘Huwelijk en huisgezin’. Zaal beschrijft gedichten uit alle eeuwen, dichters van naam en onbekendere dichters, iedereen komt aan bod. Een erg grappig en soms ook pijnlijk boek om te lezen. Elke dichter zal hierin wel iets herkennen.

In het hoofdstuk ‘Kunstenaars onder elkaar’ vooral gedichten bij beeldende kunst zoals het gedicht van K. Schippers ‘Zonder titel’ waarin Schippers volgens Zaal “niet de minste moeite doet om beeldende kunst – of poëzie – te benaderen, een grapje moest de kosten dekken.

.

Zonder titel

.

Als een kunstenaar

werk maakt met Engelse

maar soms ook Franse titels

hoe moet een schilderij,

een object of een etc.

dan in de catalogus

vermeld worden als

het geen naam heeft?

Untitled?

Sans titre?

.

Holland

E.J. Potgieter

.

Vakantie in eigen land is thuis blijven of naar een ander deel van het land reizen. Afhankelijk van waar je woont is Holland het een of het ander. Dichter Potgieter(1808 – 1878) schreef eeen gedicht over Holland. Ik nam het over uit de bundel ‘Geliefde gedichten die iedereen kent maar niet kan vinden’ gekozen en ingeleid door Wim Zaal uit 1972.

.

Holland

.

Graauw is uw hemel en stormig uw strand,
Naakt zijn uw duinen en effen uw velden,
U schiep natuur met een stiefmoeders hand, –
Toch heb ik innig u lief, o mijn Land!

.

Al wat gij zijt, is der Vaderen werk;
Uit een moeras wrocht de vlijt van die helden,
Beide de zee en den dwing’land te sterk
Vrijheid een’ tempel en Godsvrucht een kerk.

.

Blijf, wat gij waart, toen ge blonkt als een bloem:
Zorg, dat Europa den zetel der orde,
Dat de verdrukte zijn wijkplaats u noem’,
Land mijner Vad’ren, mijn lust en mijn roem!

.

En wat de donkere toekomst bewaart,
Wat uit haar zwangere wolken ook worde,
Lauw’ren behooren aan ’t vleklooze zwaard,
Land, eens het vrijst’ en gezegendst’ der aard’.

.

Johann Wolfgang von Goethe

Rusteloze liefde

.

In de bundel ‘A joy forever’ de mooiste liefdesgedichten uit de wereldlitaratuur, verzameld en ingeleid door Menno Wigman en Rob Schouten staat een schat aan de meest prachtige en bijzondere liefdesgedichten door de eeuwen heen. Zo ook van schrijver, dichter en all round genie Johann Wolfgang von Goethe (1749 – 1832). Het gedicht ‘Rusteloze liefde’ of Rastlose Liebe’ verscheen in vertaling van Geert van Istendael in ‘De mooiste van Goethe’ uit 1997.

.

Rusteloze liefde

.

Door sneeuw, door vlagen,

Door stormen jagen,

In mist van kloven,

In wolken boven,

Uur na uur! Uur na uur!

Zonder rust of duur!

.

Liever door lijden

Word ik verslagen

Dan zo’n groot verblijden

Van het leven te dragen.

Steeds weer de passie

Van hart tot hart,

Geen wonder dat ze

Ons slaat met smart!

.

Waarheen moet ik vluchten?

Vergeten gehuchten?

Altijd verdreven!

Kroon op het leven,

Geluk zonder rust,

Liefde, is uw lust.

 

.

Rastlose Liebe

.

Dem Schnee, dem Regen,
dem Wind entgegen,
im Dampf der Klüfte,
durch Nebeldüfte,
immer zu! Immer zu!
Ohne Rast und Ruh!

Lieber durch Leiden
möcht’ ich mich schlagen,
also so viel Freuden
des Lebens ertragen.

Alle das Neigen
von Herzen zu Herzen,
ach, wie so eigen
schaffet das Schmerzen!

Wie – soll ich fliehen?
Wälderwärts ziehen?
Alles vergebens!
Krone des Lebens,
Glück ohne Ruh,
Liebe, bist du!

.

                                                                                                                                                                                        Rastlose Liebe, door Ernst Barlach