Site-archief
Vrijhaven voor poëzie
Rotterdam
.
Dat Rotterdam door veel mensen gezien wordt als de hoofdstad van de poëzie van ons land begrijp ik wel. De stadsdichter is er een monument, veel dichters van naam kwamen en komen uit Rotterdam, de stad bied vele plaatsen waar de poëzie vloeit, of het nu de geschreven poëzie is, poetry slam, spoken word, bruggedichten of Poetry International, de stad ademt poëzie.
Het verbaasde mij dan ook niet, toen ik de bundel ‘Rotterdam Vrijhaven voor Poëzie’ in handen kreeg dat deze in opdracht van het gemeentebestuur van Rotterdam was uitgegeven in 2001. Een stad met een dichtende burgemeester Aboutaleb, die jarenlang onderdak bood aan de dichtende nachtburgemeester Jules Deelder, is bijna verplicht zich te laten kennen in dit opzicht. De bundel bevat gedichten van Rotterdamse, andere Nederlandse en internationale dichters. De gedichten werden door de leden van gemeenteraad vanaf 29 april 1999 voorgelezen bij het begin van raadsvergaderingen als opmaat voor Rotterdam 2001, culturele hoofdstad van Europa.
De bundel werd in een kleine oplage van 500 hors commerce uitgegeven en het is een prachtige bundel. Mooi vormgegeven, harde kaft, fraaie stofkaft, stevig papier en de gedichten zijn van grote kwaliteit. De grote Rotterdamse namen zijn vertegenwoordigd (Deelder, Waskowsky, Kneepkens, Vaandrager, Sleutelaar, Beranová) maar ook grote buitenlandse namen als Brodsky, Ginsberg, Shiraishi en Masalha. De gedichten zijn gekozen, samengesteld en en van dichterslexicon voorzien door Martin Mooij.
Ik koos voor een gedicht van Hans Wap (1943) dichter, decorontwerper en beeldend kunstenaar. Wap debuteerde in 1967 met de bundel ‘Schoten en filtersigaretten’. Wap tekent en schildert ook in zijn gedichten. Het gedicht van zijn hand is getiteld ‘havenstad’.
.
havenstad
.
waar aankomst en vertrek
tesamen vloeien
onzichtbare lijnen
lopen door de zee
.
het schuim
staat op de golven
en de glazen
orkanen blazen
.
in plastic boterhammen-
zakken
daar is geluk gezocht
en zwaar geleden
.
staan koffers met verleden
tijd
op overtreffende treden
en liggen paspoorten
.
vol littekens
te rotten in depots
naast een kompas vol richtingen
dat wacht
op het vertreksein
.
Ik had als kind
Willem Wilmink
.
Ik lees in de bundel ‘Ik had als kind een huis en haard’ uit 1996, een bloemlezing uit het werk van Willem Wilmink (1936-2003). Een mooi uitgegeven bundel in een harde kaft met linnen. De gedichten in deze bundel zijn gekozen en ingeleid door een andere grote dichter Jean Pierre Rawie.
In de bundel staan twee Rondelen en ze zijn dan ook getiteld ‘Rondeel’ wat ik dan weer grappig vind want feitelijk geef je een gedicht dan de naam van de versvorm die je gebruikt. Geen dichter zal een gedicht in vrije vorm ‘gedicht in vrije vorm’ of iets dergelijks noemen. En wat te doen als je een bundel met rondelen schrijft? Nummeren? Bij sonnetten heb ik dat wel gezien.
Maar goed, twee rondelen dus. Een van de twee trof me omdat het een rondeel is naar Charles d’Orléans (Le temps a laissé son manteau, of vrij vertaald ‘De tijd heeft zijn jas afgelegd’) een gedicht over de komst van de lente. Wilmink heeft er geen vertaling van gemaakt maar met het zelfde onderwerp in gedachte een eigen invulling aan gegeven.
Wil je meer over het rondeel lezen kijk dan op https://woutervanheiningen.wordpress.com/2020/02/13/kwatrijnen-en-rondeel/
.
Rondeel
.
naar Charles d’Orléans
Le temps a laissé son manteau
.
Het jaar heeft zijn jas niet meer aan
van regen en vrieswind en kou,
en is in het luchtigste blauw
vanochtend naar buiten gegaan.
.
De vogeltjes fluiten en slaan,
ze hebben een boodschap voor jou:
het jaar heeft zijn jas niet meer aan!
.
En zeg eens, hoe vind je dat staan:
fonteinen met sluiers van dauw
en beekjes met zilveren mouw?
’t Heeft alles wat nieuws aangedaan:
het jaar heeft zijn jas niet meer aan.
.
Holland
E.J. Potgieter
.
Vakantie in eigen land is thuis blijven of naar een ander deel van het land reizen. Afhankelijk van waar je woont is Holland het een of het ander. Dichter Potgieter(1808 – 1878) schreef eeen gedicht over Holland. Ik nam het over uit de bundel ‘Geliefde gedichten die iedereen kent maar niet kan vinden’ gekozen en ingeleid door Wim Zaal uit 1972.
.
Holland
.
Graauw is uw hemel en stormig uw strand,
Naakt zijn uw duinen en effen uw velden,
U schiep natuur met een stiefmoeders hand, –
Toch heb ik innig u lief, o mijn Land!
.
Al wat gij zijt, is der Vaderen werk;
Uit een moeras wrocht de vlijt van die helden,
Beide de zee en den dwing’land te sterk
Vrijheid een’ tempel en Godsvrucht een kerk.
.
Blijf, wat gij waart, toen ge blonkt als een bloem:
Zorg, dat Europa den zetel der orde,
Dat de verdrukte zijn wijkplaats u noem’,
Land mijner Vad’ren, mijn lust en mijn roem!
.
En wat de donkere toekomst bewaart,
Wat uit haar zwangere wolken ook worde,
Lauw’ren behooren aan ’t vleklooze zwaard,
Land, eens het vrijst’ en gezegendst’ der aard’.
.
Johann Wolfgang von Goethe
Rusteloze liefde
.
In de bundel ‘A joy forever’ de mooiste liefdesgedichten uit de wereldlitaratuur, verzameld en ingeleid door Menno Wigman en Rob Schouten staat een schat aan de meest prachtige en bijzondere liefdesgedichten door de eeuwen heen. Zo ook van schrijver, dichter en all round genie Johann Wolfgang von Goethe (1749 – 1832). Het gedicht ‘Rusteloze liefde’ of Rastlose Liebe’ verscheen in vertaling van Geert van Istendael in ‘De mooiste van Goethe’ uit 1997.
.
Rusteloze liefde
.
Door sneeuw, door vlagen,
Door stormen jagen,
In mist van kloven,
In wolken boven,
Uur na uur! Uur na uur!
Zonder rust of duur!
.
Liever door lijden
Word ik verslagen
Dan zo’n groot verblijden
Van het leven te dragen.
Steeds weer de passie
Van hart tot hart,
Geen wonder dat ze
Ons slaat met smart!
.
Waarheen moet ik vluchten?
Vergeten gehuchten?
Altijd verdreven!
Kroon op het leven,
Geluk zonder rust,
Liefde, is uw lust.
.
Rastlose Liebe
.
Dem Schnee, dem Regen,
dem Wind entgegen,
im Dampf der Klüfte,
durch Nebeldüfte,
immer zu! Immer zu!
Ohne Rast und Ruh!
Lieber durch Leiden
möcht’ ich mich schlagen,
also so viel Freuden
des Lebens ertragen.
Alle das Neigen
von Herzen zu Herzen,
ach, wie so eigen
schaffet das Schmerzen!
Wie – soll ich fliehen?
Wälderwärts ziehen?
Alles vergebens!
Krone des Lebens,
Glück ohne Ruh,
Liebe, bist du!
.