Site-archief

Sonnet

Michel van der Plas

.

Dichter, schrijver, journalist, vertaler, tekstschrijver en samensteller van bloemlezingen Michel van der Plas (1927-2013) debuteerde in 1947 met de verzenbundel ‘Dance for you’, in 1948 gevolgd door de bundel ‘I hear America singing’ een bundel vertalingen van Engelstalige poëzie van Walt Whitman, W.H. Auden, E.E. Cummings en T.S. Eliot. Hierna zouden nog heel veel bundels en boeken van zijn hand verschijnen. Voor zijn werk ontving hij onder andere de Jan Campert-prijs, de Tollensprijs, een eredoctoraat aan de universiteit van Nijmegen en werd hij benoemd tot Ridder in de orde van Oranje Nassau en Officier in de Leopoldsorde (België).

Michel van der Plas had een voorkeur voor sonnetten en sloot daarbij aan bij een eerdere dichtkunst, die in de jaren 1950 werd overvleugeld door de vrije regelval van de ‘Vijftigers’. Toch heeft hij deze dichtvorm nooit vaarwel gezegd. Een voorbeeld daarvan komt uit de bundel ‘Edelman-Bedelman’ gedichten 1945-1955, uitgegeven in 1960 bij De Blauwe Distel.

.

Sonnet

.

Trouwer dan de wijn is mij haar mond;

trouwer dan de sterren zijn haar ogen;

en elk najaar heeft het groen bedrogen,

maar haar haren blijven zomerblond.

.

Trouwer dan de vogels zijn haar handen,

en die reppen zich welhaast devoot;

trouwer dan de vuurgloed is haar schoot,

en zij roept mijn naam wanneer wij branden.

.

Ach, bij haar wordt alle vrezen wanen

en haar zucht ontwapent iedere klacht:

zij maakt alles nieuw: de dag, de nacht,

en haar lieve lachen en mijn tranen, –

tranen als zij slaapt en mij verwart,

want haar hart is trouwer dan mijn hart.

.

Heks heks

Jan Elburg

.

Liefdesgedichten kom je in vele vormen tegen. Er zijn de hoofse, romantische liefdesgedichten, de meer expliciete, de rauwe liefdesverklaringen, fysieke liefdesgedichten maar ook de liefdesgedichten die gaan over voorbije liefdes, pijnlijke liefdes en de melancholische liefdes. Liefde is net het leven zelf.

Jan Elburg (1919-1992) ook bekend als Jan G. Elburg was een dichter en beeldend kunstenaar, die tot de Vijftigers wordt gerekend. Als beeldend kunstenaar was hij actief als graficus, schilder, tekenaar, beeldhouwer en collagist, en was jaren docent aan de Rietveld Academie. Hij debuteerde in 1943 met de bundel ‘Serenade voor Lena’ waarna nog vele bundels zouden volgen. Zoals de bundel ‘De vlag van de werkelijkheid’ uit 1956. In deze bundel is het ietwat vreemde maar bijzondere liefdesgedicht ‘Heks heks’ opgenomen.

.

Heks heks

.

Tover jij?

je leeft zo eenvoudig

als duizenden anderen

binnen een tent van frans katoen

met je borsten in twee kleine voorkamers

binnen een huisje van dunne kleren

zo klein zo klein

dat je benen de straat op moeten

.

je droomt zo bescheiden in je ogen

je werkt zo eenvoudig met je schouders

als duizend en een vrouwen

waarom moet mijn stem dan buigen

of een prinses voorbijkomt?

.

ik geef mij over

er komt een onmetelijke

vredige vluchtvloot over

.

bekèn het maar je

(heks heks)

doet het, nietwaar,

toveren.

.

Schaamteloos!

Han G. Hoekstra

.

In tijden van oorlog en ellende is er altijd de liefde. Soms schaamteloos ervaren en bezongen door dichter Han. G. Hoekstra (1906-1988). Hoekstra was dichter, journalist en redacteur die ook veel gedichten voor kinderen schreef. Kort na de oorlog was hij een van de vernieuwers van de Nederlandse jeugdliteratuur. Vele wat oudere lezers zullen de naam Hoekstra wel kennen. Hij was samen met Annie M.G. Schmidt de vernieuwer van jeugdpoëzie na de tweede wereldoorlog. Hij is wat minder bekend geworden dan Annie M.G. Schmidt en ook als dichter voor volwassenen werd hij ingehaald door de Vijftigers in vernieuwing.

Toch was zijn werk van grote kwaliteit. Hij ontving niet voor niets in 1972 de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre. Ik wil hier graag een liefdesgedicht van zijn hand delen dat verscheen in ‘Verzamelde gedichten’ in 1972 getiteld ‘Schaamteloos’. Dat ik dit gedicht koos heeft meerdere redenen. Allereerst omdat het zo heerlijk herkenbaar is, maar ook om haar muzikale en poëtische kwaliteit en als laatste om de laatste strofe waarin Hoekstra woorden geeft aan een dilemma dat veel mensen zullen herkennen.

.

Schaamteloos

.

Ik kan mij maar niet schamen,

omdat ik bij haar lig:

bij haar, mijn lief met name,

dat kreunt en koestert zich.

.

Ik kan alleen beamen,

dat ik niets wil of wens

dan samen zijn, en samen

binnen haar kamergrens.

.

De wereld vecht en vecht,

en raast buiten de ramen.

Ik lig hier naakt en slecht

en kan mij maar niet schamen.

.

 

Simon Vinkenoog

Over Hans Lodeizen

.

In de categorie Dichters over dichters, vandaag een gedicht dat schrijver, dichter en voordrachtskunstenaar Simon Vinkenoog (1928-2009) schreef over een andere dichter namelijk Hans Lodeizen (1924-1950).

Simon Vinkenoog schreef in zijn eenmanstijdschrift ‘Blurb (1950-1951) in de zesde aflevering uit 1951: “Voor vele jongeren, Mijne Heren, en luistert goed, want dit kan u wellicht een critische dienst bewijzen, is Lodeizen – die kort na het verschijnen van zijn bundel overleed. Niet aan het verschijnen echter – de voorlichter (of hoe gij dat noemt) van deze generatie: als wij tien uwer moesten slachten, ophangen of wurgen om hém terug te krijgen: geloof niet dat wij een ogenblik zouden aarzelen.” Een nogal pittige uitspraak aan de geadresseerden en dat waren in dit geval een aantal gevestigde ‘heren’ in het toenmalige Nederlandse literaire leven dat zich, naar de mening van Vinkenoog, in een enquête van Elseviers Weekblad (25 november 1950) met volkomen onbegrip had uitgelaten over (het ontbreken van) vernieuwingstendenties in de Nederlandse poëzie van dat moment.

Één van de aangesproken kandidaten om geslacht, gehangen dan wel gewurgd te worden (de uitgever A.A.M. Stols) belde Vinkenoog direct en gretig voor een afspraak wat nog dat jaar resulteerde  in de door Stols uitgegeven bloemlezing ‘Atonaal’, waarin Vinkenoog in zoverre Lodeizen ‘terug kreeg’ dat deze te midden van andere ‘jongeren’ met vijf pagina’s nagelaten poëzie mocht bijdragen aan deze eerste manifestatie in bloemlezing – vorm van de beweging der Vijfigers.

Het gedicht ‘Hans Lodeizen’ werd gepubliceerd in 1957 bij diezelfde uitgeverij A.A. Schols, in de bundel ‘Onder (eigen) dak’ van Vinkenoog. Later werd dit gedicht ook nog opgenomen in de bloemlezing ‘Ja’!’ die een jaar na de dood van Simon Vinkenoog verscheen waaronder ook 19 nog ongepubliceerde gedichten.

.

Hans Lodeizen

.

Ze hebben je nu in de schouders gebeten

en een dichter van je gemakt

Je eigennaam staat in hun boeken

naast de hunnen en de onzen.

.

Je bent ontweken en vergeten,

niet meer varend in het schip

der liefde, met de vrienden

van vlees en tanden in het bloed.

.

Je naam staat in hun boeken en kranten,

je bent geen minnaar meer

en waar je woont is het alle dagen zondag:

niet de Zondag van stervelingen

als jij en ik en niet die van kerkgangers,

leven, liefde, pijnloze dagen.

.

In het graf waar je ligt met de open wonde,

in het vlees dat rot met een glimlach

vieren de letters het feest van de aarde

en bovengronds je naam in hun boeken

en je fotoos lachen in hun kranten

met de onze vaders en de weest gegroeten.

.

Een tijdperk

Armando

.

In 2013 kwam de dichtbundel ‘Stemmen’ uit van dichter, kunstschilder, beeldhouwer, schrijver, violist, acteur, journalist, film-, televisie- en theatermaker Armando (1929-2018). afgemeten aan de vele prijzen en onderscheidingen die hij tijdens zijn leven kreeg kunnen we Armando een waarlijk groot kunstenaar noemen. In 1964 debuteerde hij met de bundel ‘Verzamelde gedichten’. Een wat merkwaardige titel om mee te debuteren maar in deze bundel stonden de gedichten die hij publiceerde tussen 1954 en 1963. De poëzie in deze bundel lijkt op die van de Vijftigers, zijn sierlijke stijl aan die van Lucebert, de koelere blik aan die van Gerrit Kouwenaar.

De gedichten in de bundel ‘Stemmen’ zijn echte Armando gedichten, enerzijds gekenmerkt door kernachtigheid, kracht en indringendheid, anderzijds door raadselachtigheid en vervreemding. Maar ook de vleugen van absurdisme die we zo goed kennen uit zijn tijd met Herenleed (met Cherry Duyns en Johnny van Doorn) komen we tegen in de bundel. Meteen in het eerste gedicht van deze bundel komen de ‘stemmen’ naar voren. Het gedicht vol alliteraties en assonanties laat zich lezen als een echt Armando gedicht, raadselachtig en toch vol openingen tot begrip.

.

Een tijdperk

.

Strenge stemmen verlaten de aarde,
bezingen de razernij der dingen
en het geween van bloeiende bloemen:
de oogst van een roekeloos tijdperk.

.

Was het een offer op verlaten altaren?
Het bleek een halsstarrig ademen.

.

Zadkine

Lucebert

.
Uit mijn boekenkast nam ik vandaag de bundel ‘de amsterdamse school’ uit 1952 van dichter Lucebert (1924-1994). Het gedicht dat ik koos is getiteld ‘Ossip Zadkine’. Lucebert was één van de voormannen van de beweging van de Vijftigers, een groep schrijvers en dichters die vanaf einde jaren ’40 van zich lieten horen.
De Vijftigers verzetten zich tegen de kunstopvattingen van hun voorgangers. ‘Er is een lyriek die wij afschaffen’, zoals ze dat stelden. In deze bundel van Lucebert veel van de kenmerken van de Vijftigers: Ze benaderden ritme en rijm op een eigen manier, braken met klassieke versvormen en lieten zich intuïtief leiden bij het opeenstapelen van reeksen klanken. De Vijftigers traden ook op de meest willekeurige plekken op, wat lang niet altijd gewaardeerd werd door de toevallig aanwezigen, iets wat tegenwoordig als heel normaal wordt ervaren.
Wat ik bijzonder vind is het gegeven dat een gedicht getiteld ‘Ossip Zadkine’ dat overduidelijk gaat over het beeld ‘De verwoeste stad’ dat hij maakte tussen 1951 en 1953, voorstellende een man zonder hart, een gedenkteken voor de verwoesting van het centrum van Rotterdam in 1940 door de nazi-Duitse Luftwaffe, in een bundel is opgenomen met als titel ‘de amsterdamse school’. Desalniettemin een indrukwekkende gedicht.
.
ossip zadkine
.
brandende straten zijn de stenen
door de poriën van de stenen zwemmen de vlammen
zij bidden en roepen
springen uit de ontstoken stenen huizen
springen uit de ontploffende wolken
gekletter gekletter gekletter
een regen van kikkers
een hagel van hagedissen
de stenen zijn een regen van bloedende schouders
zijn een stroom van blaffende handen
een stapel van schichtige spieren
zij bidden en roepen
hoor onze ruimte
hoor de drie verschrikte rinkelende triangels van onze vluchtende
           ruggen
zaad spartelt op onze stijgende paden
klimmende klimmende
klimmende zijn de geschrokken zingende stenen:
.
zwevende zwepen zijn de stenen
fluwelen snaren zijn de stenen
niet tegenstrijdig zijn de stenen
niet tegenstaande de tweedracht
de stenen bloeden en genieten
een steekvlam is hun schaduw
hologig is hun welvaart
op violen spelend zwarte explosies
in peau-de-pêche holen vechtend
vechtend met blauwe vleugels
de stenen vallen en vallen
vliegen vliegen vliegen
hier is muziek
en daar is met donkere knokels kloppen
hier is rust en liefde
ginds van distels drift en pijn is
gebouwd de minzieke ruimte
.
biddende spieren spinnewielen gewonde winden
brandende steden zijn de stenen
.
.

Stemmen van Schrijvers

Dichters en muziek

.

Aan het eind van jaren vijftig begon het – toen nog – Letterkundig Museum samen met uitgeverij Querido aan de productie van een reeks grammofoonplaten met als titel ‘Stemmen van Schrijvers’. Het museum bestond toen nog niet zo lang, en was bezig om te onderzoeken waaruit precies de verantwoordelijkheid bestond. Er werd geïnventariseerd, verzameld, schrijvers werden uitgenodigd hun handschrift in te sturen – en er werd vastgelegd hoe schrijvers klonken. Het initiatief hiertoe kwam vanuit Querido. Het zijn keurige voordrachten, van een kleine veertig schrijvers en dichters, van Leo Vroman tot Sybren Polet, Gerrit Kouwenaar tot Hans Andreus en Anna Blaman tot Cees Nooteboom. Er was één uitgeverij die het idee overnam: De Bezige Bij, in samenwerking met Philips.

Het werd geen lange reeks want maar vier platen maakten Philips en De Bezige Bij, terwijl Querido en het Letterkundig Museum er twintig produceerden. Philips maakte nog wel wat singletjes met voorlezende dichters. Literaire werk aanvullen met muziek was echter bewerkelijk, en het zou in de jaren daarna ook niet zo veel meer gebeuren. De redenen daarvoor zijn eenvoudig, zo zijn de productiekosten voor een goede opname hoog, en er viel met de verkoop van voorlezende dichters onvoldoende te verdienen om de investering terug te verdienen. Bovendien bleek radio een geschikter medium voor de schrijver dan de grammofoonplaat.

Toch waren deze platen wel de voorlopers van de performances van dichters na hen. Zo werd Bert Schierbeek op zijn EP begeleid door Hans van Zutphen achter de piano en Ferdi Posthuma de Boer op drums. Hugo Claus werd zelfs ondersteund door het Trio Pim Jacobs. Ook bij hen werkte dat uitstekend, jazz past goed bij het werk van de experimentele dichters. Er was bij vlagen daadwerkelijk sprake van samenspel of een

Veel bekende dichters dus die meededen. Ik heb gekozen voor Hugo Claus (1929-2008) want de ongepolijste Hugo Claus en de gladde Pim Jacobs, ik zie het helemaal voor me. Het gedicht ‘ Visio tondalis’  werd door Hugo Claus en Erik Voermans op muziek gezet en hier kun je het gedicht lezen. Het gedicht verscheen in de bundel ‘ De geverfde ruiter’  uit 1961.

.

Visio tondalis

.

Uit het valeland naar de borstelige lucht duwt een engel
De verraste ziel bij de billen
In een ei van licht.

.

Een gehelmde zot met een slak op zijn kop
Schiet wortels in de modder.

.

Niet in de spiegel met de slang kijkt het wijf
Maar naar de krijger in zijn kot.

.

Kat en varken roosteren een oor,
Torens branden, hoor het krijsend koor!

.

Lust, een monnik met een pin in zijn pij van spijt,
Wordt in de takken vermaledijd.

.

Met vlerken van korenaren zoekt de vlinderrat
Naar aas en het aars van een duif.

.

Oker is de aarde en doorkrabd met sporen en hoornen.

.

Daar klimt in een geldbeugel een klerk
Met spaarzame knieën. Zweepdieren besmetten de kerk.

.

Gulzig eten wij hagedissen, padden eten aan ons,
De zonde is een donkere zon.
(Ik zoog haar binnen met de melk voor het gebed;
Verdrogend bij de enkels
Naderden buidelwijven mijn jankend bed.)

.

Een kleurloos gewoeker bijt aan het gebouw der rede,
Kennis roert en wroet aan het gebeente.

,

Halsstarrig blijven de torens en de kooien branden
In vlammen en vlooien.

.

Geen boot in het suizende water.

.

Opgeblazen door kerkmuis en uil
Zit een ketter gesperd op een mes
En schuift het klokhuis van zijn buik
Over het ongenadig lemmer, het kruis.

.

Eieren breken, keien krijgen een muil in het kruid.
Een kakkerlak graaft in een kist,
Een kater likt aan de galg, een kalf verdrinkt in het lis.

.

Iedereen in zee, niemand aan de kant,
Dit is mijn moederland.
Adem wordt wind, kwijl wordt slijk
En naar mijn voeten toe groei ik
Ritselend in ijzer en ijs.

.

 

Poëzie en Jazz

Wout Waanders

.

Al zolang ik van poëzie weet, is de combinatie van poëzie en jazz bekend bij me. Remco Campert, de Vijftigers en vele dichters na hen schreven over jazz of volgens de principes van de jazzmuziek. Zo ook Wout Waanders (1989) heb ik ontdekt. Wout Waanders was al eerder onderwerp van een bericht op dit blog. Nu dus omdat hij het intrigerende gedicht ‘Ma speelt jas’ schreef bij het nummer ‘Salty peanuts’ van Dizzy Gillespy, de Amerikaanse jazz-trompetist, bandleider, componist en zanger.

.

Ma speelt jas

,

Thuis na een lange dag van school
Ma vertellen hoe saai het was
Maar luisteren ho-ho maar

Ma speelt jas en danst heel raar
Ze roept kleine woorden
Als woei en haai en kri

Ze lacht heel hard
Alsof er iemand een grapje heeft gemaakt
Maar alles wat ik hoor is een trommel en trompet
Veel te snel om te verstaan

Ma speelt jas en danst heel raar
Soms klopt ze met haar handen op de grond
Zou daaronder iemand wonen
Klop klop-klop

Zou die Jas heten
En het leuk vinden als we
Zo nu en dan op zijn plafondje kloppen
Ja Jas is overal zegt Ma

Overal maar niet bij mij op school
Ik heb daar vaak genoeg geklopt

.

Lucebert

Liefde

.

Ik wilde vandaag gewoon een keer een liefdesgedicht plaatsen. Dat werd na enig zoeken het gedicht ‘Liefde’ van Lucebert (1924 – 1994). Lucebert, het pseudoniem van Lubertus Jacobus Swaanswijk, was de voorman van de experimentele dichtersgroep de Vijftigers. Ik nam het gedicht ‘Liefde’ uit de bundel ‘Verzamelde gedichten’ uit 1974. .

.

Liefde

. ..

ik droom dus ben ik niet .

.

ik droom dat iemand de deur intrapt

niet voor de grap maar voor een politieke moord .

.

ik droom dat ik niet ben .

.

ik droom dat ik dood ga

niet voor de grap maar voor niets .

.

ik droom dat er een ik is .

.

ik droom dat ik eet en drink

voor de grap maar ook voor jou .

.

Vinkenoog

Zonneklaar

.

Schrijver, dichter en voordrachtskunstenaar Sim on Vinkenoog (1928-2009) was één van de dichters van de beweging van de Vijftigers, een groep dichters die zich vanaf eind jaren ’40 afzetten tegen de kunstopvattingen van hun voorgangers van de poésie parlante of parlando poëzie uit de jaren ’30. Simon Vinkenoog ontwikkelde zich echter ook als rock & roll dichter en performer. Zijn voordrachten zijn legendarisch net als zijn openlijke drugsgebruik.

Vinkenoog debuteerde in 1950 met de bundel ‘Wondkoorts’ en één van de laatste bundels van zijn hand is de bundel ‘Zonneklaar’ gedichten in het nieuwe millenium, samengesteld en uitgeluid door Coen de Jonge uit 2006, zestig jaar nadat hij voor het eerst een gedicht naar een uitgever stuurde.

Uit deze bundel koos ik het gedicht ‘Dingtaal’ dat Vinkenoog schreef als plaatsvervangend dichter des Vaderlands. In 2004 bleek dat Gerrit Komrij het laatste jaar van zijn termijn als Dichter des Vaderlands niet vol zou maken. Na een onofficiële verkiezing op de poëziewebsite www.epibreren.com werd Vinkenoog verkozen tot plaatsvervangend Dichter des Vaderlands.

.

Dingtaal

.

Noem de dingen bij hun naam
of geef ze andere namen.
Ja kunnen zeggen tegen alles wat je ziet,
ook al doet het je pijn en verdriet.
De wereld wil bedrogen worden,
dus leggen wij de wortels bloot.
.
Al wat rijmt of ongerijmd is
– met het oog op ieders dood –
leidt tot een leven scherp op de snede,
naar een weten dat altijd
onverrichter zake blijkt:
.
Het woord dat van iedereen is,
hel of hemel, verrukking of verdoemenis,
desalniettemin en onvermijdelijk.
.
In de taaltuin groeien geleende woorden
en hardhandig taalgebruik,
wanklank in de klinkers
en medeklinkers zonder mededogen.
.
Het goede voorbeeld geven:
articuleren, psalmodiëren, rapsodiëren
De stem is een muziekinstrument
op taal en betekenis afgestemd,
op het onhoorbaar ongeziene
immer deinende wegebbende
einde, verder strekkend
dan verder weg –
.
op de weg die een taal gaat door de eeuwen
als beschavingen verstenen
onder zand verdwenen
of in het moeras van de vergetelheid
.
De dichter heeft zich schrap gezet
Tussen vecht- en vlucht-reflex;
Hij dient zijn tijd. Zon schijnt.
Taal blijft.

.

%d bloggers liken dit: