Site-archief
De kreeft op de telefoon
With a Poet’s Eye
.
De gemiddelde tijd die een bezoeker aan een kunstgallery besteed aan het kijken naar een kunstwerk is gemiddeld minder dan een minuut. In 1985 wilde de Tate Gallery in Londen daar iets aan doen. Het idee was om een aantal activiteiten en events te organiseren waarbij poëzie aan kunstwerken (van de Tate Gallery) werden gelinkt.
Zo organiseerde men een nationale poëziecompetitie voor kinderen en volwassenen, een serie lunchvoordrachten door dichters en poëzieworkshops voor kinderen en volwassenen. Daarnaast vroeg men een aantal gerenommeerde Engelse dichters gedichten te schrijven bij kunst uit de Tate Gallery.
Dit resulteerde in 1986 tot de publicatie van de prachtige bundel ‘With a Poet’s Eye’ A Tate Gallery Anthology. De gedichten die in opdracht waren gemaakt werden samen met de beste gedichten uit de poëziewedstrijd voor kinderen en volwassenen gebundeld en in de bundel samengebracht met afbeeldingen van de kunstwerken waarbij ze gemaakt waren.
Deze bundel is dus om meerdere redenen een pareltje. Uit de bundel koos ik voor het gedicht van Eleanor Snow bij het kunstwerk ‘Lobster Telephone’ van Salvador Dali (1904-1989) uit 1938. Eleanor Snow (1979) was 6 jaar oud toen ze het gedicht ‘The Lobster on the Telephone’ schreef. Haar gedicht kan zich in absurditeit meten met het kunstwerk van Dali.
.
The Lobster on the Telephone
.
I saw a lobster
Yellowish and orangish
Sitting on a telephone.
And I said
‘Does your mummy know you are here
You naughty lobster?
Did she say yes?
The lobster curled his legs
Tiredly and crossly.
.
Even lekker bomen
K. Schippers
.
In het kader van de vrolijke vrijdag (okay een dag te laat maar beter een dag te laat dan geen vrolijke vrijdag toch?), een lichtpuntje in deze grijze tijden, vandaag een gedicht van K. Schippers (1936-2021) pseudoniem van Gerard Stigter. In zijn bundel ‘Een leeuwerik boven een weiland’ uit 1996 staat het ietwat absurde maar daardoor niet minder grappige gedicht ‘Bomen’.
.
Bomen
.
boom
boom
boom
boom
boom
boom
boom
boom
.
Hoorn, maart ’66
.
boom
boom
boom
boom
boom
boom
boom
boom
.
Edam, mei ’66
.
Man vloekend tegen de zee
Miroslav Holub
.
Toen ik voor mijn boekenkast stond zag ik de bundel ‘De geboorte van Sisyphus’ van Miroslav Holub staan. Deze bundel is samengesteld, vertaald en voorzien van een nawoord door Jana Beranová (ik kreeg hem destijds van haar) en werd uitgegeven door de Bezige Bij in 2008. Holub werd door dichter Ted Hughes omschreven als één van de vijf of zes belangrijkste dichters ter wereld (of hij zichzelf ook tot deze kleine groep rekende is niet bekend) en Seamus Heaney noemde de poëzie van Holub te medelevend om wraakzuchtig te zijn, en te sceptisch om erdoor te worden overweldigd.
De Tsjechische dichter Miroslav Holub (1923-1998) behoort in ieder geval tot de grote dichters uit Oost en Midden-Europa van de tweede helft van de 20ste eeuw. Hij werd veelvuldig uitgenodigd voor festivals in Rotterdam, Londen en elders maar hij kon, vanwege het communistische regime, slechts een enkele keer onder valse voorwendselen het land uit. Samen met Milan Kundera en anderen stichtte hij het poëzieschrift ‘Kveten’ (Mei). Door zijn actieve deelname aan de Praagse lente werd hij na de inval door het Russische leger ontslagen aan het onderzoeksinstituut en verdwenen zijn boeken uit de rekken van bibliotheken en winkels. Pas na de publieke schuldbekentenis kreeg hij een nieuwe functie, maar zijn poëzie bleef verbannen tot 1982.
Eerder beschreef ik de poëzie van Holub als absurdistisch en meeslepend lyrisch en daar sta ik nog steeds achter. Ook in het gedicht ‘Man vloekend tegen de zee’ uit deze bundel komt dat weer goed naar voren.
.
Man vloekend tegen de zee
.
Iemand
klom zomaar op de rots
en vloekte tegen de zee.
.
Stom water, stom bezwangerd water,
slijmerige afdruk van de hemel,
fladderende draaikont tussen zon en maan,
pietluttige schelpenteller,
vloeiende brullende stier
de rotsen bevruchtend met zijn bloed,
zelfmoordend zwaard
versplinterd op iedere kaap,
hydra die de nacht afslacht,
zoutnevels van stilte briesend,
vergeefs en vergeefs
de trillende vleugels spreidend,
Gorgo die haar eigen lijf opvreet,
.
water, absurd platte schedel van water-
.
Zo vloekte hij een poos tegen de zee
die zijn sporen in het zand likte
als een geslagen hond.
.
Daarna klom hij omlaag
en streelde
de kleine immense onstuimige spiegelende zee.
Ziezo, braaf water, zei hij –
en ging zijns weegs.
.
Je hebt brood en brood
Dubbelgedicht
.
Vandaag een dubbelgedicht over zoiets basaals als brood. Wat voor mij maar weer eens bewijst dat een dichter over alles een gedicht kan maken. Twee gedichten dus over brood. Het eerste gedicht is van de Antwerpse dichter Gust Gils (1924 – 2004) en komt uit zijn bundel ‘Een handvol ingewanden’ uit 1977.
Het tweede gedicht is van de Maastrichtse dichter Pierre Kemp (1886-1967) en komt uit de bundel ‘Verzameld werk’ uit 1976. Beide gedichten hebben dezelfde titel en zijn toch zo verschillend, het een absurdistisch, het tweede beschrijvend en uitnodigend.
.
Brood
.
ik stapte binnen bij de bakker
ik wilde brood
de man zei onbewogen: nooit
van gehoord.
.
aangezien je een bakker
op dit punt moeilijk
verdenken kunt, is mij veel
duidelijk geworden sindsdien.
.
Brood
.
Ik zie het brood en lach maar stil
en snuif héél langzaam aan de goede geur.
Ik ruik het hart en de gebakken schil
ieder voor zich en in zijn eigen kleur.
Ik keer het om en voel naar zijn gewicht
en tast ’t relief af met een tere hand.
Heeft ieder brood niet een eigen gezicht,
als kwamen geen twee broden van één land?
.
Onze Chinese buurman werd vroeger Ching-Kong-Presley genoemd
Daniël Dee
.
Op zondag 7 juli droeg hij gloedvol voor op het Zomerpdoium van Ongehoord! in de Jacobustuin, uit zijn nieuwe bundel ‘Onze Chinese buurman werd vroeger Ching-Kong-Presley genoemd’ en vandaag wil ik hier een gedicht uit delen. De titel van deze bundel (het is een mondvol dat geef ik toe maar ja daar heb ik nu eenmaal voor gekozen) komt van zijn dochter. De dochter van Daniël is volop bezig met stickerboeken met teksten en daar is het idee uit geboren om een dichtbundel uit te geven zonder titel. Dat is te zeggen, je mag zelf de titel kiezen.
Ik had natuurlijk voor ‘Weekdier’ of ‘Zoveel te doen’ kunnen kiezen of voor een wat zakelijker titel als ‘Alinea uit de notulen van de dertiende bijeenkomst van het geheime genootschap van coïtofoben’ maar ik weet niet wat Coïtofoben zijn dus is het de Chinese buurman geworden. Interessant is natuurlijk te onderzoeken welke titels er zoal gekozen zijn, welke favoriet zijn en welke echt nooit gekozen worden. Misschien dat Daniël Dee daar eens een klein onderzoekje naar kan starten.
Hoe dan ook, de bundel bevat weer veel te genieten. De ‘stem’ van Daniël Dee klinkt niet alleen door in de titels van de gedichten maar zeer zeker ook in de inhoud en de vorm van de gedichten. Absurdistisch, humoristisch droog, persoonlijk, met zelfspot, direct, Rotterdams zou ik zeggen. Opnieuw een bundel van zijn hand die ik met veel plezier aan het lezen ben.
En de stickers voorin van de titels die ik niet gekozen heb? Misschien geef ik die aan iemand met een stickerboek, of plak ik ze op bundels waarvan ik de titel minder spannend vind. Nu hier het titelgedicht van (mijn) de bundel.
.
onze chinese buurman werd vroeger ching-kong-presley genoemd
omdat hij een vetkuif had en elvis adoreerde
.
nu zou dat niet meer kunnen
nu zou dat racisme heten
.
iedereen had een bijnaam bij ons in de buurt
.
onze buurman had een struise vrouw
ze was heel blond heel groot en heel dik
.
mijn vader noemde haar een aangespoelde potvis
.
het was een publiek geheim
dat hij van haar hield om de kinky seks
.
ik wist nog niet eens wat normale seks was
.
elke ochtend voor hij op zijn zündapp naar de fabriek croste
nam hij een neut en na zijn werk ging hij verder met drinken
.
kwade tongen beweren dat hij aan de lopende band dronk
.
op een dag was de struise buurvrouw ineens zwanger
niet veel later was ze vertrokken
.
daarna ging het niet meer met ching-kong-presley
zijn vetkuif dunde uit en soms hoorde ik hem schreeuwen in de nacht
.
en toen werden we europees kampioen
.
Helaas dood
Janine van Elzakker
.
Wilhelmina Kuttje (met twee T) is afgelopen maandag 11 maart overleden op 73 jarige leeftijd. Dat las ik in de overlijdensadvertenties in de Volkskrant van zaterdag. Boven officiële overlijdensadvertentie stond ‘Helaas dood’ zoals je van haar radiopersonage zou verwachten. Wilhelmina Kuttje was een personage in het radioprogramma van Wim T. schippers ‘Ronflonflon avec Jacques Plafond’ dat werd uitgezonden in de jaren tachtig op radio 3 elke woensdagmiddag van 5 tot 6 uur. Ik luisterde altijd naar dit programma dat tekstueel volledig werd geschreven door Wim T. Schippers. Wilhelmina Kuttje was de vaste huisdichter van het programma en wanneer zij werd aangekondigd door Jacques plafond (Wilhelmina Kuttje met twee T) dan reageerde Jan Vos (een ander personage) steevast met: wie had er twee thee besteld?
Janine van Elzakker die de rol van Wilhelmina Kuttje speelde is dus overleden. In 1989 verschenen in de Ronflonflonreeks 4 delen (boekjes) waarvan Kuttje compleet (deel 3) er een van was. In dit bundeltje staan de gedichten van Wilhelmina genoteerd met teksten die in het radioprogramma werden uitgesproken wanneer het item aan de beurt was.
In nagedachtenis aan Janine van Elzakker, aan wie ik dus mooie herinneringen heb, hier een gedicht uit deze bundel getiteld ‘Snijbonen’ (uit haar dadaïstische verzen). In 2014 plaatste ik al eerder drie gedichten uit deze bundel zoals https://woutervanheiningen.wordpress.com/2014/07/20/kuttje-compleet/
.
Snijbonen*
(een zomervers uit de bundel Conserven)
.
Boontje, loontje, o, gewoontje dacht je
maar niet heus
Hebben wij niet winterkeus?
.
‘k Lach om de seizoenen
gewapend met een blikopening
Roetsj! Plens plens!
Mens… Even opwarmen en
verorberen maar!
Zie daar!
.
Damasten tafelkleden kliedervol
Liederlijk, fijn gesneden
Maat houden, lieveling
Begrijpt gij er iets van?
Nee, dit niet!
.
En sluit ik af dit vers
met vers gesoldeerde deksel
op vertind stalen koker
Kom maar op! Tandenstoker!
.
* Het gedicht ‘Snijbonen’ uit de bundel Conserven is een licht dadaïstisch vers, want daar wist grootmoe ook wel raad mee. Uit 1934. de ondertitel luidt: Een zomervers, en hoe wij dat nu precies moeten duiden, dat blijkt in de loop van het vers, want op het eerste gezicht zal men zeggen: Hoe nu? snijbonen uit blik? – want daar komt het tenslotte op neer- ‘is dat nu wel zo zomers? Is de zomer nu juist niet de tijd van volop verse groenten? Nu moet men niet vergeten dat juist in die tegendraadsheid in het onderhavige vers – ik heb het nog steeds over: ‘Snijbonen”- een zomervers- uit de bundel Conserven, de grote kracht, poëtische zeggingskracht, zeg maar, dat eigenlijk het totale oeuvre van mijn grootmoeder zo kenmerkend eh… kenmerkt. met andere woorden: Juist die ongerijmdheid, om het in poëtische termen te zeggen, zorgt voor de overdracht van een zeker gevoel van onbestemdheid, waar mijn grootmoeder zo in uitblonk, maar evenzeer onder gebukt ging.
.
.
Nette vent
Zoon van alle moeders
.
Gisteravond kwam ik de bundel ‘Zoon van alle moeders’ uit 1988, tegen in mijn boekenkast van Herman Brood (1946-2001). Toen ik er in bladerde kwam ik het gedicht zonder titel (geen van de gedichten heeft een titel) tegen die begint met de regel ‘Nette vent’. In dit gedicht ook de regel waar de bundel zijn titel aan ontleent. Brood blijft in zijn poëzie zoals ik hem mij herinner, geestig, sprankelend en licht absurdistisch. Ook in dit gedicht. Daarom hier het gedicht zonder titel uit deze gekke maar heerlijke bundel.
.
Nette vent
ook as atleet
jammer van die t’rugspeelballe
mistieke vergissing?
Gebroke gebede
daar komt bij:
zo’n bal maakt driftig
mot geen ruzie make
tut tut
t’is de zoon van
alle moeders!
Haat & nijd zeker…
.
Zombie vampirella Robot koeien
Dichter van de maand
.
Na als eerste een serieus gedicht van Derrel Niemeijer als dichter van de maand november te hebben geplaatst, en daarna een wat curieuzer gedicht vorige week, deze week een gedicht van Derrel zoals we hem ook kennen; Licht hysterisch, grappig maar vooral nogal absurdistisch. Persoonlijk vind ik dit soort gedichten van Derrel altijd erg leuk om te lezen, vandaar mijn keuze voor ‘ZombieVampirellaRobotkoeien’ dat hij schreef op 3 mei van dit jaar.
.
“ZombieVampirellaRobotkoeien van
de planeet Karnemelkweg
spuiten halfvolle melk
uit de uiers
Zondag live
Jet Crielaard
.
Aanstaande zondag organiseert Ongehoord! in de bibliotheek een poëziepodium waar onder andere Jet Crielaard zal voordragen. Jet Crielaard (1975) is een kunstenaar in beeld en woord. Tot 2010 trad ze veel op bij poetryslams en op literaire podia en in 2009 debuteerde ze met de gedichtenbundel ‘Vogelvluchtsprookjes’ in de ‘Haags fris’ reeks. Haar werk werd opgenomen in verzamelbundels en verscheen in tijdschriften zoals ‘De Revisor’. Haar poëzie is te kenmerken als talig, absurdistisch en concreet, en refereert vaak aan de kindertijd.
Naast haar poëzie maakt Jet vooral schilderijen, sculpturen, illustraties, en verhalen voor volwassenen en kinderen. Daarnaast werkt ze ook als docente.Van haar hand het gedicht ‘Condenstrek’
.
Condenstrek
aan je hoofd een
hele serie treinen die
je nog dient te nemen
met ambities in ze die op ramen
verticale plattegronden maken
routes stippelen naar later
tot condens wegtrekt
zoals kruimels opgegeten
worden door vogels
die als enigen vet op de plaats
van bestemming aankomen
‘t is achteraf door droog glas pas helemaal zichtbaar
dat de wereld een vogelvluchtsprookje was wat al
plannend met mijlen tegelijk aan je is voorbijgegaan
je neemt je voor
in je volgende leven
speel je ook doodgewoon
een vogeltje lik
je desnoods met een
niets ontziende rotgang
alle ramen tot en met die
van de locomotief schoon
.
In de Tweede binnenhaven van Scheveningen, bij mij bijna om de hoek, is in het kader van de Haagse Poëzieroute, een poëzietegel van een van haar gedichten geplaatst.
.