Site-archief

Lamia Makaddam

Vrijetijdsgedichten

.

De in Tunesië geboren dichter, vertaler. journalist en tolk Lamia Makaddam (1971) ken ik sinds kort. In eerste instantie via Facebook, later via haar bijdrage aan ‘De eerste bloemlezing van de Nederlandse poëzie’ die werd samengesteld door Tsjead Bruinja en daarna persoonlijk toen ze kwam voordragen in onze gezamenlijke woonplaats bij Loft in het kader van de poëziemiddagen die de organisatie van Dichter bij de dood organiseert. Die laatste bijeenkomst was bijzonder omdat ze mij daar vroeg of ik haar gedichten in het Nederlands wilde voordragen nadat ze ze eerst zelf in het Arabisch voordroeg. Lamia studeerde Arabische taal en letterkunde. Ze publiceerde vijf dichtbundels in het Arabisch en won in 2000 de El Hizjra Literatuurprijs. Haar werk werd vertaald in het Frans, Koerdisch en Engels. In 2020 verscheen haar eerste bundel in Nederland, vertaald door Abdelkader Benali, getiteld ‘Je zult me vinden in elk woord dat ik schrijf’.

Alle reden dus om haar bundel ‘Vrijetijdsgedichten’ aan te schaffen die begin dit jaar werd gepubliceerd door uitgeverij Jurgen Maas en vertaald werd door Djûke Poppinga. De bundel is fraai vormgegeven met op het omslag een foto van de schrijvende hand van Lamia. En de titel van haar eerste Nederlandse dichtbundel is eigenlijk ook op deze tweede bundel van toepassing. Want dat is wat deze bundel doet, de dichter vinden in elk woord dat ze schrijft. Haar poëzie is heel persoonlijk en is geschreven vanuit haar verleden, haar heden en haar toekomst.

Opvallend aan de gedichten is dat je bij een eerste doorbladeren van de bundel niet meteen denkt aan een dichtbundel. De gedichten zijn zonder titel, ze beslaan soms twee pagina’s en zijn als tekstblokken opgeschreven (met uitzondering van een paar gedichten die qua vorm wel meer lijken op wat wij herkennen als gedicht). Nu weet ik dat steeds meer dichters de vorm loslaten en meer proza-achtige gedichten schrijven. Maar Lamia weet hier toch nog een extra dimensie aan te geven.

De gedichten zijn een mengeling van herinneringen, ervaringen, dromen, wensen en verwachtingen en spelen zich vrijwel allemaal af in de directe omgeving van de dichter, haar woning en haar gezin. Maar er zijn ook de herinneringen aan haar ouderlijk huis, haar vader en moeder, haar geliefde en haar land van herkomst. Lamia richt zich in haar gedichten steeds direct tot de lezer waardoor ze een zekere intimiteit weet te scheppen die je niet vaak vindt bij dichters.

Als er al een thema leidend is in deze bundel dan is het denk ik alles wat met kijken, zien, ogen (en hun tranen) en de zintuigelijke visuele waarneming te maken heeft. In vrijwel elk gedicht wordt er al dan niet subtiel naar verwezen, komt het zijdelings aan de orde of is het het onderwerp. Het kijken, het zien, het afnemen van het zicht (tot aan een glazen oog toe). het wordt allemaal beschreven. De poëzie van Lamia is sowieso heel zintuigelijk, ook het voelen, het proeven, ruiken en het luisteren komen terug in haar poëzie.

De poëzie van Lamia is een wonderbaarlijke mix van het bovengenoemde gecombineerd met bespiegelingen en gedachten over de persoon van de dichter, boeken en de liefde. In het gedicht op pagina 18 komt dit allemaal bijeen.

.

Ik was nog een klein meisje, toen een van hen mijn hand pakte en in

zijn broek stak.

Die hand is nooit meer teruggekomen.

Ik schreef poëzie, maar kreeg hem niet terug.

Ik plantte bomen, maar kreeg haar niet terug.

Ik heb haar zelfs niet gevonden toen ik mijn tranen droogde.

Maar vandaag heb ik haar terug gevonden.

Ik hief mijn hand op en zwaaide naar het kleine gezichtje dat tegen de

ruit van de schoolbus was gedrukt

die wegreed.

In de regen en de mist

zag ik mijn hand, levend, ademen,

klein, zoals ik haar had achtergelaten.

 

Ik heb deze bundel met heel veel plezier in één keer uitgelezen. De poëzie van Lamia pakt je vast en neemt je mee. Wat mij betreft een echte aanrader.

.

 

Bestaansbegeerte

Een recensie

.

Van uitgeverij De Arbeiderspers kreeg ik de nieuwste dichtbundel van dichter Marijke Hanegraaf (1946) toegestuurd. Een mooie, rustig ontworpen dichtbundel in stemmig grijs met blauw en groene opdruk. Op de achterkant van de bundel schrijft de uitgever: ‘Deze vijfde bundel is de eerste waarin Hanegraaf zich concentreert op één alomvattend thema: het raadsel van de identiteit. Nu heb ik altijd een lichte argwaan als het gaat om ronkende aanprijzingen achterop boeken en dichtbundels (ik weet hoe het werkt) maar mijn nieuwsgierigheid was toch gewekt. Vooral omdat deze zin wordt voorafgegaan door vele vragen die de dichter zich afvraagt en waar deze bundel een weerslag van is.

Achterin de bundel een verantwoording met daarin enige duiding bij verschillende gedichten en een dankwoord aan haar redacteur bij De Arbeiderspers Peter Nijssen en aan haar poëzie-bespreekgroep bestaande uit niet de minste namelijk Frouke Arns, Rinske Kegel en Vicky Francken.

Dan de gedichten in de bundel. De bundel is verdeeld in een aantal hoofdstukken, te weten; Iets dat ons kan zijn, De ruwe adem, Bestaansbegeerte, Tijdelijk verblijf en Ademrijk.

Het eerste hoofdstuk ‘Iets dat ons kan zijn’ heeft als ondertitel De Nieuw-Zeelandgedichten. Het betreft hier feitelijk een verslag van Marijke Hanegraaf over haar reis naar Nieuw-Zeeland waar haar dochter woont. De gedichten, vrijwel allemaal opgebouwd in steeds twee in elkaar overlopende zinnen (ze deden me erg aan de opbouw van de poëzie van Alja Spaan denken), zijn in feite een poëtisch verslag van haar reis. Haar poëzie is uitbundig, talig en rijk. Marijke Hanegraaf is geen dichter die de bijvoeglijke naamwoorden mijdt en in haar geval is dat een verrijking (dit kan namelijk ook heel anders uitpakken). In haar poëzie komen verschillende stijlvormen terug, zoals beeldtaal en alliteraties maar steeds op een subtiele nauwelijks herkenbare manier.

De gedichten in dit eerste hoofdstuk hebben allemaal als ondertitel de naam van de plek waar dit gedicht zich afspeelt. Voor kenners van Nieuw-Zeeland (of inwoners) ongetwijfeld een toevoeging maar het zal voor veel lezers hier in Nederland die nog nooit in Nieuw-Zeeland geweest zijn geen echte toevoeging zijn.  De gedichten beschrijven steeds een afgeronde tijdsperiode op die plek en geven een weerslag in poëtische taal, van hoe de dichter deze dag beleefd, met oog voor detail zowel naar het landschap en de wereld daar als naar haar eigen ervaringen. Er ius steeds sprake van een ik, een wij of ons in de gedichten waardoor je het gevoel krijgt te worden meegenomen aan de hand van de dichter op haar reis. In de gedichten komen hier en daar namen van plaatsen voor, van plaatselijke aanduidingen, tot zelfs in de laatste gedichten, Engelse woorden en zinnen, alsof de dichter wil aangeven dat wanneer je maar lang genoeg in een ander (Engels sprekend) land bent, je de taal vanzelf eigen maakt.

Het zijn mooie gedichten, rijk van taal en prettig te lezen maar of hierin het raadsel van de identiteit centraal staat vraag ik me af. Wat voor mij overigens geen enkel bezwaar is.

De gedichten in het hoofdstuk ‘De ruwe adem’ zijn anders van toon, met titels als ‘Evacuatie’, ‘Op drift’ en ‘De beweging bezweren’. Deze gedichten ademen gevaar en onheil, leegheid en spanning. De gedichten lijken te gaan over vlucht, onbekende bestemmingen, vluchtelingen en een onzekere toekomst. De eerder genoemde identiteit is hier veel zichtbaarder, invoelbaarder. Een zin als “Aankomen bij iets dat thuis heet. / Vind je het fijn om bij ons te zijn?” is wat dat betreft veelzeggend.

Het derde hoofdstuk ‘Bestaansbegeerte’ bestaat uit twee langere gedichten zonder titel en lijkt de spil van deze bundel te zijn. Niet voor niets is de titel van de bundel dezelfde als dit intermezzo. De twee gedichten in ‘Bestaansbegeerte’ zijn de meest ongrijpbare. De gedichten raken vele onderwerpen aan: oorsprong, bestaan, tijd, ruimte. Misschien verraad de laatste zin van het tweede gedicht wel iets: “Zie de bomen en de dieren, verbouwereerd alsof / zich voor het eerst een mens aandient.” Door de vele wegen die dit gedicht kiest is het moeilijk grip krijgen op thema en onderwerp. Typisch gedichten die je vaker moet lezen waardoor de betekenis steeds iets duidelijker wordt.

In het hoofdstuk ‘Tijdelijk verblijf’ is het thema duidelijker. Een ziekenhuis, een crematorium, bejaardencentrum of verzorgingstehuis, de spoedafdeling allemaal plaatsen waar er tijdelijk wordt verbleven. En dat verblijf is meestal niet zelfverkozen. Bevreemding, onthechting, het leidt tot gedichten die het thema van identiteit (hoe houdt je je staande, waar hoor je bij, hoe ziet een ander jou?) vorm en inhoud geven. Van de gedichten in deze bundel zijn dit mijn favorieten. Invoelend, observerend, helder en uitdagend taalgebruik, fraaie beeldtaal: “men schuifelt en verplaatst je, praat / tegen je verplankte lichaam, secuur / legt men je hoofd in zijn tijdelijk / verblijf en dekt je met een luchtig / hemelsblauw laken, blaast zuurstof / in je ademrijk”.

Het laatste hoofdstuk ‘Ademrijk’ is wat persoonlijker van aard. Een wij, een ik, een jij. Terugkijkend naar vroeger vanuit situaties in het nu. De gedichten ‘De gestapelde tijd [1] en [2]  illustreren dat heel mooi. Zo schrijft de dichter in deel [2]  “Ik had hier niet zullen zijn, ben er omdat ik verkeerd reed / wil nog zo graag door het teder glooiende land / mijn weg vervolgen, waarheen die ook gaat. / Een seconde lang kijken we naar elkaar / zoekend naar het verlorene of wat nooit aanwezig was.”

In dit hoofdstuk ook nog twee gedichten die er voor mijn gevoel niet zo bij horen, ‘Pulsjes van spanning’ en ‘Waar het zich nestelde’ zijn overduidelijk ‘Coronagedichten’. Al kun je met wat fantasie juist deze periode betitelen als een periode waarin identiteit van de mens onder druk stond.

Al met al heeft ‘Bestaandbegeerte’ een rijkdom aan gedichten te bieden. Marijke Hanegraaf onderzoekt haar dichterschap en laat in deze bundel blijken dat haar poëzie veelkleurig is en uitnodigt tot lezen. Uit de bundel koos ik het gedicht ‘Hoofd’ dat in het hoofdstuk ‘Ruwe adem’ staat.

.

Hoofd

.

Het ligt vanbinnen en vanbuiten op papier.

Precies zo lag het in de scanner. Zo’n hoofd op zich

met zijn kwabben en zijn lellen, de ogen dicht

kan ook van een dode zijn of een wassen pop.

.

Zo met die strakke lippen tekent het een gezicht

dat iets niet zeggen kon.

.

Hoe het daar ligt zit er verliefdheid in

even vanzelfsprekend als regen in wolken

en schept het boosheid zoals luchtdruk wind.

.

Dat zie je niet op het papier en evenmin

dat in de avond van het hoofd de hersenen

van moeheid wegzakken.

.

 

 

Verdraaid

Dichter bij Zuid-Holland

.

Naast de dichter des vaderlands, legio stads-, dorps- en regiodichters en een paar campusdichters, heb je in Nederland ook een provinciedichter. Voor zover ik weet is het er één, of had moet ik eigenlijk zeggen want Etwin Grootscholten was van 2016 t/m 2021 provinciedichter van de provincie Zuid-Holland.

Etwin is tevens beleidsambtenaar bij de provincie en eind 2021 verscheen een verzameling van de gedichten die hij schreef in zijn periode als provinciedichter in de bundel ‘Dichter bij Zuid-Holland’. De bevat een voorwoord van de commissaris van de Koning Jaap Smit, drie hoofdstukken met titels: Ceremonie, Buiten en Och, mensen en een nawoord van de dichter zelf. De bundel is niet in de handel verkrijgbaar maar wordt als relatiegeschenk ingezet door de provincie.

In het nawoord beschrijft Etwin een aantal gelegenheden waarbij hij als provinciedichter gevraagd en ongevraagd gedichten bij schreef. Officiële gelegenheden met de commissaris van de Koning, met Prinses Beatrix, nieuwjaarsrecepties, toespraken, maar ook bij gelegenheden zoals het Prinsjesfestival en de opening van het paviljoen van de provincie en de gemeente Rotterdam voor de Chongming World Flower Expo 2021.

Dan de gedichten in de bundel. De gedichten zijn heel wisselend, sommige verhalend, duidelijk geschreven voor een speciale gelegenheid, andere weer heel persoonlijk zoals in het gedicht ‘Herdenken’: Uit hun schoten / is mijn leven gevallen, of in het gedicht ‘Geen komen & gaan’: dat ik zie / dat ik niet voor alles en iedereen wegeb / dat ik er ben voor een ander / in een weidser leven.

Er staan ook een aantal gedichten in de bundel die zijn geschreven naar aanleiding van de Corona pandemie; over de Corona teams, zijn eigen ervaring met Corona en over hoe we als maatschappij met Corona omgaan. Wat mij opvalt is de veelzijdigheid in vorm en inhoud van de gedichten van Etrwin. Er staan kernachtig geformuleerde (extreem hermetisch vermeldt de achterflap, ik vind dat erg meevallen) tot prozaïsche gedichten zoals het gedicht ‘Helder’ en ‘De toekomst van Zuid-Holland II. Opvallend is ook, dat de gedichten die meer gelinkt zijn aan een ceremonie of een officiële gebeurtenis, langer zijn dan de meer persoonlijke vrije werken.

Al met al heb ik de bundel met veel plezier gelezen. Juist door de afwisseling in vorm en inhoud. Dat Etwin ook over een poëtische stem beschikt is duidelijk. Dat de bundel, juist doordat er een duidelijke opdrachtgever was, minder geschikt is voor de handel maar juist heel goed als relatiegeschenk, heeft me tijdens het lezen zeker niet in de weg gezeten. Waarmee ik maar wil zeggen dat (een groot deel van) deze poëzie een groter publiek verdient. Uit de bundel koos ik voor het gedicht ‘Verdraaid’.

.

Verdraaid

.

dijken van kinderen heb ik

ze roeien hun armen als wieken

malen meel en drogen polders

er wordt naar heb gekeken

zoals de wereld kijkt naar Kinderdijk

stiekem voor de pracht van het al

en later pas het weten

waar het in de wind allemaal om draait:

.

een hemel doorklieven

met een praktisch doel

.

Het poëtische genie

Jacques Hamelink

.

Afgelopen woensdag, 17 november overleed schrijver, dichter en literair criticus Jacques Hamelink (1939 – 2021). Hamelink die bekendheid verwierf met zijn verhalenbundels, koos ervoor eind jaren ’70, begin jaren ’80 zijn pessimistisch proza los te laten en meer te gaan voor het schrijven van poëzie vol historische en literaire referenties, hierbij de klankwaarde van zijn verzen niet verwaarlozend. Hamelinks poëzie werd meer en meer abstract, kaal van alle persoonlijke betrokkenheid, maar nog steeds met behoud van dezelfde thema’s. Zijn werk werd al snel hermetisch gebrandmerkt. Zijn werk werd ook steeds mystieker. Zijn groeiende geloof, geleend van dichters als Paul Celan en Hölderlin, was dat poëzie zou moeten proberen het onmogelijke te spreken, en dat het falen om dit te doen haar grootsheid vormt.

Sinds het verschijnen van de bundel ‘Sacrale komedie’ (1987) is zijn werk zeer zinspelend geworden. Persoonlijke en ‘algemene’ geschiedenis versmelten in steeds strakker opgebouwde gedichten. De taal van deze gedichten verhoogt hun moeilijkheidsgraad: de auteur graaft op bestaande woorden, creëert neologismen en introduceert tegelijkertijd archaïsche woorden. Toch had Hamelink de laatste jaren een vaste groep bewonderraars van zijn werk. In 2002 (‘Zilverzonnige en onneembare Maan’) en 2008 (‘De Dame van de Tapisserie’) werden bundels van Hamelink genomineerd voor de VSB poëzieprijs.

Hamelink werd tijdens zijn leven bekroond met de Constantijn Huygensprijs, de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs en de Herman Gorterprijs.

In 1986 verscheen de bundel ‘Eerste gedichten’ en uit deze bundel komt het gedicht ‘The poetical genius’. In het gedicht komt naar de gedachte naar voren dat ‘de dichter’ weinig erkenning krijgt.

.

The poetical genius

.

Waar is de tijd, vriend van Yeats,

dat dichterskrijgshaftige, Helmers, Tollens,

of godsdienstige, Beets, Ten Hate, buiksnorren

droegen en slechts als zeehond Holst

vermomd per trein reisden, alsmaar

met doffe gedichten dreigend.

.

Verlept zijn de titels der dames

die René Rilke per hutkoffer

met zich meesleepten in het zog

van hun onirische schommelstoel, de held

slablaadjes voerend evenals

zijn rivaal de schildpad.

.

Hedentendage zit de ene poëet in de lotus.

De andere leert, in een jute zak genaaid

of bekleed met een oude pokdalige ster,

zich een nieuw patiencespel: proeven,

bij kleine beetjes, van eigen mond.

.

Sijo

Koreaanse versvorm

.

Ik heb op dit blog al vaak over allerlei verschillende vormen van verzen geschreven. de een met nog exotischer klinkende naam dan de ander. Van de Katja en de Pantoem tot de Fatras, de Helix en het elftal. Heel veel van deze voorbeelden komen van de website https://sites.google.com/site/versvormen .

En ik heb nu ook een Engelstalige variant op deze pagina gevonden met maar liefst 168 vormen van verzen, je kunt ze vinden op https://www.writersdigest.com/write-better-poetry/list-of-50-poetic-forms-for-poets  . Het aardige van deze pagina vind ik de internationale insteek, niet alleen de westerse versvormen maar juist ook versvormen uit Maleisië, Japan, Bangladesh, Vietnam en Iran.

Een bijzondere vorm is de Koreaanse Sijo. Geen eenvoudige versvorm want er liggen nogal wat regels aan deze vorm ten grondslag:

 

Het vers is 3 regels lang, met gemiddeld 14-16 lettergrepen per regel (voor een gedicht in totaal 44-46 lettergrepen). Dat betekent per regel het volgende aantal lettergrepen:

  • Regel 1: 3-4-4-4
  • Regel 2: 3-4-4-4
  • Regel 3: 3-5-4-3

Daarnaast zijn de volgende regels van toepassing:

Regel 1 introduceert de situatie of het thema van het gedicht.

Regel 2 ontwikkelt het thema met meer detail of een “verandering” in argument.

Regel 3 presenteert een “twist” en conclusie.

Maar er zijn nog een paar regels die in acht moeten worden genomen:

Sijo zijn bedoeld als liedjes, dus deze vorm is meer lyrisch.

Gedichten kunnen diepgaand, humoristisch, metafysisch en persoonlijk zijn.

Elke regel moet ergens in het midden een pauze (of pauze) hebben.

De eerste helft van de laatste regel maakt gebruik van een “twist” van betekenis, geluid of een ander poëtisch middel.

De Koreanen maken het zich niet gemakkelijk.

Op de website wordt een voorbeeld, in het Engels gegeven dat aan alle regels voldoet.

.

Orbit

.

I tell her we’re always alone, but she says we’re together
the same as the moon spins with the earth around the sun.
If they weren’t together, she tells me, we would not be alive.

Robert Lee Brewer

.

I Will Write a Poem Too

.

Up above the shimmering sea, Two or three seagulls are hovering.
Rolling, wheeling, they write a poem.  I do not know the alphabet they use.
On the broad expanse of sky,  I will write a poem too.

Yi Unsang (1903 – 1982)

.

Tienkamp

Theo Danes

.

Een van de leuke en bijzondere kanten van het schrijven over poëzie is toch wel dat poëzie zo uiteenlopend, verschillend en gevarieerd is. Van geëngageerde gedichten over het wereldleed, naar heel persoonlijke, verinnerlijkte gedichten tot speelse verzen en rijmen. Ik mag dan ook graag tussen alle ‘serieuze’ poëzie door ook graag bundel met light verse lezen. Niet dat light verse niet serieus is, integendeel, het is een serieuze vorm van poëzie maar in haar vorm en inhoud toch vaak wal lichter en luchtiger van toon.

Een bundel die ik graag herlees is ‘Atletische verzen’ van Ivo de Wijs en Theo Danes. In deze bundel uit 2006 louter luchtige en grappige gedichten in light verse over atletiek. Zo ook het gedicht ‘Tienkamp’ van Theo Danes. Onwillekeurig moest ik bij het lezen van dit gedicht denken aan mijn oud bibliotheekcollega en Volkskrant columnist Ionica Smeets en haar columns met als titel ‘Ionica zag een getal’. Voor degene die deze column kennen zal dit niet als een verrassing komen.

.

Tienkamp

.

Ben je tienkamper, dan zoek je

Als een wiskundefanaat

In het meerkamppuntenboekje

Waar je met je punten staat:

.

‘Virtueel heb ik de beker

Ver ging beter dan gepland

Maar na Kogel zal ik zeker

Zakken in het klassement

.

Ha! De supertijd bij Horden

Bracht mij 80 punten meer

Polsstok moet 5 meter worden

Door het puntverlies bij Speer

.

46+ bij Discus

Was niet ingecalculeerd

Bij de Sprint liep ik wat mis, dus

Is dat flink gecompenseerd’

.

Tienkampers zijn nooit verwonderd

Als de uitslag wordt vermeld

Ze zijn na de 1500

Afgemat en uitgeteld

.

Judy Carati

Gedachtengedichten

.

Judy Carati ken ik al langer, ik zag en stond met haar op poëziepodia waar zij, zichzelf begeleidend op gitaar, liedjes zong en gedichten voordroeg. En dat is precies wat ze doet in de bundel/CD ‘Gedachtengedichten’.

De bundel is opgedragen aan Cecilia en wordt voorafgegaan door een tekst die de Russische dichter Boris Ryzji (1974-2001) schreef in 2000 aan de, door hem bewonderde dichter Aleksandr Koesjner dat verscheen als voorwoord in ‘Rotterdam Dagboek’ uit 2006. Dit stukje gaat over zijn bezoek aan onder andere Delft en ik denk dat Judy dit in haar bundel heeft opgenomen omdat een aantal van haar gedichten Delft als onderwerp hebben.

De bundel is in eigen beheer uitgegeven en ziet er heel fraai uit. Op mooi stevig papier zijn de gedichten afgedrukt. De omslag in rood en blauw met een kleine foto van Judy op de kaft en achterin de CD met haar liedjes. Hoewel er ongetwijfeld iets valt te zeggen over haar liedjes beperk ik me tot de gedichten omdat ik daar iets zinnigs over kan zeggen.

Maar voor ik daar iets over schrijf moet me iets van het hart. De bundel heeft een mooie opmaak met een rustige bladspiegel maar wordt, en dat vind ik echt jammer, vaak verstoord door allerlei ‘extra’ informatie over gedicht, onderwerp, verwijzingen naar een andere bundel of de CD of over het feit dat een gedicht voor een speciale gelegenheid is geschreven.
Had er iemand meegelezen of was er enige vorm van redactie geweest dan had dit ‘opgelost’ kunnen worden door deze informatie achterin de bundel apart per pagina weer te geven. Bij het gedicht ‘Stille schuilplaats’ is dit maar liefst een halve pagina in een klein( erg klein) lettertype. Ook achterop de bundel staat heel veel informatie. Het lijkt alsof Judy alles wat ze ook maar kwijt wilde een plekje heeft gegeven in deze bundel en dat doet, in mijn ogen, de bundel een beetje tekort.

 

Over de gedichten schrijft Judy: ze bevatten persoonlijke elementen, ze zijn hier echter niet altijd 1 op 1 terug te voeren. De teksten zijn veelal ontstaan vanuit observaties en gedachten ( wat de titel verklaart). Dat wat je in het dagelijks leven meemaakt.

Zoals bijvoorbeeld in het gedicht ‘Herinneringen’:

 

Nog volop in het heden

fiets ik van Delft naar Rotterdam

de lucht kleurt rood, ik volg het water

in de verte het kerkje

 

De gedichten zijn duidelijk, beschrijvend, zonder al teveel ingewikkelde poëtische diepgang. Ze schilderen een plaatje waarin je al lezend mee kan gaan. Aan de dingen die ze ziet en beschrijft wordt een emotie meegegeven (berusting, woede, verdriet, verwondering) met name in het hoofdstuk dat dezelfde titel draagt als de bundel.

in het hoofdstuk ‘Fietsend van Delft naar Rotterdam’ vooral gedichten over Delft en in het gedicht ‘Blikken scheidsmuur’ over de dichter Poot ook een verwijzing naar Schipluiden en Abtswoude.

In ‘Aankondiging van de herfst’ tenslotte een aantal gedichten van wat algemenere aard maar steeds met een duidelijke ik en verwijzingen naar ervaringen en herinneringen.

Mijn conclusie na lezing is dat deze bundel een soort van ego document is van Judy, dat er mooie zinnen in staan en teveel informatie. Desalniettemin voor liefhebbers van dit genre van poëzie, het meer persoonlijke en verinnerlijkte, zeker te genieten.

 

ik wil eindigen met het gedicht dat als ‘Nagedicht’ is opgenomen en daarom niet lijkt te passen bij een van de hoofdstukken getiteld ‘Ontwortelen’.

.

Ontwortelen

.

Bij het water zien de bomen zichzelf

rimpelend, vervormd

in stilte luidruchtig

.

ik wilde wortel schieten

bladeren krijgen en blijven staan

maar de wind waaide mij voorbij de hemel

.

zo verder reizen

ga weg, maar zet je voeten niet in de grond

ga weg, maar krijg geen vleugels in de lucht

.

probeer te drijven op het water

en zie: je komt weer terug

.

Onze Chinese buurman werd vroeger Ching-Kong-Presley genoemd

Daniël Dee

.

Op zondag 7 juli droeg hij gloedvol voor op het Zomerpdoium van Ongehoord! in de Jacobustuin,  uit zijn nieuwe bundel ‘Onze Chinese buurman werd vroeger Ching-Kong-Presley genoemd’ en vandaag wil ik hier een gedicht uit delen. De titel van deze bundel (het is een mondvol dat geef ik toe maar ja daar heb ik nu eenmaal voor gekozen) komt van zijn dochter. De dochter van Daniël is volop bezig met stickerboeken met teksten en daar is het idee uit geboren om een dichtbundel uit te geven zonder titel. Dat is te zeggen, je mag zelf de titel kiezen.

Ik had natuurlijk voor ‘Weekdier’ of ‘Zoveel te doen’ kunnen kiezen of voor een wat zakelijker titel als ‘Alinea uit de notulen van de dertiende bijeenkomst van het geheime genootschap van coïtofoben’ maar ik weet niet wat Coïtofoben zijn dus is het de Chinese buurman geworden. Interessant is natuurlijk te onderzoeken welke titels er zoal gekozen zijn, welke favoriet zijn en welke echt nooit gekozen worden. Misschien dat Daniël Dee daar eens een klein onderzoekje naar kan starten.

Hoe dan ook, de bundel bevat weer veel te genieten. De ‘stem’ van Daniël Dee klinkt niet alleen door in de titels van de gedichten maar zeer zeker ook in de inhoud en de vorm van de gedichten. Absurdistisch, humoristisch droog, persoonlijk, met zelfspot, direct, Rotterdams zou ik zeggen. Opnieuw een bundel van zijn hand die ik met veel plezier aan het lezen ben.

En de stickers voorin van de titels die ik niet gekozen heb? Misschien geef ik die aan iemand met een stickerboek, of plak ik ze op bundels waarvan ik de titel minder spannend vind. Nu hier het titelgedicht van (mijn) de bundel.

.

onze chinese buurman werd vroeger ching-kong-presley genoemd

omdat hij een vetkuif had en elvis adoreerde

.

nu zou dat niet meer kunnen

nu zou dat racisme heten

.

iedereen had een bijnaam bij ons in de buurt

.

onze buurman had een struise vrouw

ze was heel blond heel groot en heel dik

.

mijn vader noemde haar een aangespoelde potvis

.

het was een publiek geheim

dat hij van haar hield om de kinky seks

.

ik wist nog niet eens wat normale seks was

.

elke ochtend voor hij op zijn zündapp naar de fabriek croste

nam hij een neut en na zijn werk ging hij verder met drinken

.

kwade tongen beweren dat hij aan de lopende band dronk

.

op een dag was de struise buurvrouw ineens zwanger

niet veel later was ze vertrokken

.

daarna ging het niet meer met ching-kong-presley

zijn vetkuif dunde uit en soms hoorde ik hem schreeuwen in de nacht

.

en toen werden we europees kampioen

.

 

Stop je gedachten

Poëziebustoer 2019

.
De volgende dichter/performer die dit jaar meegaat met de Poëziebus is Naomi Veldwijk. Naomi is een persoonlijke, motiverende, soms shockerende, docerende en altijd eerlijke schrijvende performer. Ze praat graag over onderwerpen waar men niet graag over praat. Haar ongeremdheid heeft haar al op plekken gebracht als IFFR Black Rebels, 3FM, de Rotterdamse en Amsterdamse Schouwburg en ‘Mag het licht aan’ festival.

Naomi gaat ook graag de uitdaging aan door in opdracht te schrijven voor bijvoorbeeld FunX en Scotch&Soda live een evenement in spoken word samen te vatten zoals de LHBTQI+-talkshow FRESH of door een persoonlijke tekst te schrijven voor een jarige, zwangere of medewerker van het jaar. Haar teksten zetten aan tot nadenken en dialoog, want Naomi vindt “To heal the world, we first have to heal ourselves” (Michael Jackson).Naast zelf schrijven en optreden, geeft Naomi ook workshops creatief schrijven voor (voornamelijk) jongeren tussen 12 en 21 jaar. Ze vindt het belangrijk dat jongeren zich al vroeg leren uiten op een creatieve manier. Ze heeft gemerkt dat het de jongeren meer zelfvertrouwen geeft en het daardoor makkelijker wordt om over taboe onderwerpen te praten.

Hieronder een tekst van haar hand maar bekijk en beluister haar ook vooral op YouTube zoals hier: https://youtu.be/yOReXyz_cmc

.

Stop

Stop je gedachten

Je kunt niet van jezelf verwachten dat groeien gebeurt in een aantal nachten

Geef liefde aan jezelf

Geef liefde, mijn lief

Mijn liefde aan mijzelf

Mijn liefde, mijn lief

 

Ik was negen jaar en ik kreeg een moeilijke vraag

Een vraag die mijn hersens liet kraken

Eentje waardoor ik ’s nachts moeilijk kon slapen

Wat is 25 x 25 Omi?

25 x 25? Hoe moet ik dat weten? Ik ben nog maar negen

Hoor ik het antwoord op die vraag op mijn leeftijd al te weten?

Ik denk diep na en twijfel of ik die rekenles misschien wel ben vergeten

Mijn hoofd is als een zeef

Het is niet gek als ik dingen niet meer weet

Oh, als je hoofd niet vast zat

Mijn moeder, constant

Je bent een dombo, daarom weet je het niet

Je bent lelijk, niets waard en in je hoofd ben je ziek

Niemand die je ziet, je had hier niet moeten zijn

Maar nu je hier toch bent; jouw pijn is gein voor mij

Ik ken deze woorden als geen ander

Deze woorden hebben mij zodanig veranderd

Van vrolijk en klein en naar stil en gemaskerd blij

 

Stop

Stop je gedachten

Je kunt niet van jezelf verwachten dat groeien gebeurt binnen een aantal nachten

Geef liefde aan jezelf

Geef liefde, mijn lief

Mijn liefde aan mijzelf

Mijn liefde, mijn lief

 

Jaren heb ik naar haar gekeken

Hoe ze met steeds meer lichaamsdelen in haar bed bleef liggen

Tot ze er met haar hele lichaam in lag

Ze kon niet meer opstaan

Daar lag ze dan

Met haar handen gevouwen op haar navel

Ogen gericht op het plafond

Benen netjes gestrekt naast elkaar

Gevangen in kleding die haar niet lief was

Maar er was niets anders wat ze aan kon

Van niet meer op kunnen staan naar niet meer op willen staan

Ze wilde haar ogen sluiten

Een poging om haar ogen gesloten te houden

Maar ze kon het niet

Ze kon het niet, omdat ik nog stiekem in haar zat

Ze was allang gestopt met zoeken

Kon mij niet meer vinden

Uit het oog verloren, maar ik hield mij schuil in haar hart

Vastberaden om weer opnieuw te groeien

Om te herrijzen uit mijn as

Als een Feniks wilde ik weer tot leven komen

En daarvoor had ik het laatste beetje energie nodig wat er nog in zat

 

Stop

Stop je gedachten

Je kunt niet van jezelf verwachten dat groeien gebeurt binnen een aantal nachten

Geef liefde aan jezelf

Geef liefde, mijn lief

Mijn liefde aan mijzelf

Mijn liefde, mijn lief

 

Misschien net iets meer testosteron dan de meeste oestrogeen houders bezitten

Maar het maakt mij tot wie ik ben

En dat de aanmaak van dopamine voor mij niet vanzelfsprekend is ben ik nu ook al wel gewend

Endorfine komt niet genoeg vrij

Dus deal ik met stress en pijn

Maar kijk eens, kijk eens goed naar mij

Spelletjes worden gespeeld op level Serotonine

Het heeft Melatonine in de macht

Dat betekent dat ik soms mag rusten, maar al te vaak tijd heb om te schrijven in de nacht

Of om te piekeren, onrustig te draaien of om mij over teveel dingen zorgen te maken

Het gebeurd ook altijd in de nacht dat ik mezelf over de zin van het leven ga bevragen

Maar oxytocine, oxytocine wordt aangemaakt om mij te redden

Oxytocine komt heel vaak voorbij rennen

Oxy pakt mij bij mijn beide handen

Gooit mij dikwijls te midden van mensen die mij hard kunnen laten lachen

Oxy stopt mijn gedachten

Laat mij accepteren dat ik niet van mezelf kan verwachten dat groeien gebeurt binnen een aantal nachten

Geef liefde aan jezelf

Geef liefde, mijn lief

Mijn liefde aan mijzelf

Mijn liefde, mijn lief

.

 

Het geluid van denken

Een recensie

.

De dichters van uitgeverij De Knipscheer weten me inmiddels goed te vinden en dat waardeer ik zeer. Inmiddels liggen er een paar bundels klaar om te recenseren. Om dat op een serieuze manier te kunnen doen heb ik tijd nodig (om de bundels goed te lezen, aantekeningen te maken, een mening te vormen en deze dan ook nog gefundeerd op te schrijven) en daar ontbreekt het me soms aan. Ik ben steeds met een bundel bezig maar het kan soms even duren voor er een recensie verschijnt.

In het geval van ‘Het geluid van denken’ van Karel Wasch (1951) heeft dat lezen en mening vormen inmiddels geleid tot deze recensie. De bundel is, zoals eigenlijk alle bundels die ik onder krijg van deze uitgeverij, met zorg uitgegeven. Stevige omslag met informatie over de dichter en de uitgeverij, op de achterflap wat aanvullende informatie en mooi stevig papier.

Toen ik begon te lezen in de bundel was het eerste wat me opviel dat in het eerste korte hoofdstuk ‘De stad’ er kwistig met bijvoeglijke naamwoorden wordt gestrooid. In het eerste gedicht al 17. De eerste drie gedichten  in dit hoofdstuk zijn beschrijvend van aard maar eindigen met een persoonlijke noot van de dichter. De gedichten die ik daarna las zijn anders van aard en toon. Als Wasch een bijvoeglijk naamwoorddichter was geweest ( wat dus niet het geval is voor de duidelijkheid) dan was ik waarschijnlijk na een aantal gedichten afgehaakt. In dit geval is dit ‘trucje’ zoals ik het dan maar even noem, voorbehouden aan deze eerste drie gedichten. In de andere gedichten heb ik het niet meer geconstateerd.

Wasch gebruikt graag een vorm van beeldsymboliek en mag zo nu en dan ook nog wel een hyperbool gebruiken ( “een woud van leugens”) maar hij zet deze poëtische vormen in om zijn gedichten een eigen gezicht te geven.  Elk hoofdstukje in deze bundel, variërend van 1 tot 7 gedichten per hoofdstuk, vertellen een eigen verhaal, de verbindende factor is de talige zeggingskracht van de dichter. De gedichten per hoofdstuk zijn los van elkaar te lezen maar in verbinding met elkaar krijgt het verhaal dat Wasch schrijft vorm. In die zin kunnen we hier spreken van een vorm van narratieve poëzie zonder dat het er te dik bovenop ligt.

De dichter is in alle gedichten aanwezig, soms als de ‘ik’ en op andere momenten als de alwetende verteller. Zijn poëzie is ook persoonlijk; zijn jeugd, de liefde, de kerk, een vriend, twee dichters, zijn moeder. Op de flap aan het begin van de bundel staat te lezen: ‘Zijn poëzie leest als ben je toeschouwer van een surreële film. Een bundel voor de poëzieliefhebber, persoonlijk, gedurfd en buiten de gebaande paden van de mediawerkelijkheid’. Als poëzieliefhebber kan ik dit slechts beamen, persoonlijk zeker, gedurfd ook wel alleen het surreële aspect heb ik niet direct kunnen ontdekken.

In de hoofdstukken ‘Zwart verdriet’ en ‘Moederleed’ vind ik de poëzie van Wasch op zijn best. Met een bijna professionele distantie beschrijft hij de dood en zijn moeder maar op een dergelijk liefdevolle manier dat deze gedichten mij het meest raakte. Daarom heb ik uit deze hoofdstukken een keuze gemaakt. Ik heb gekozen voor het gedicht ‘Broer’ uit het hoofdstuk ‘Zwart verdriet’.

.

Broer

.

De boom waar niets onder

wilde groeien, was aangevallen,

door parasieten, minuscule kleine wezentjes,

die welig tierden aan de onderkant

van bladeren en geleidelijk

al het leven uit de boom zogen. Die bladeren

werden uiteindelijk grijs en hingen er

moedeloos bij. Toen vielen ze af.

.

Op zijn sterfbed kneep hij

in zijn laatste ogenblikken in mijn hand,

probeerde geruststellend te glimlachen

alsof niet hij, maar ik gelanceerd

werd naar niet in kaart gebrachte

uitgestrektheden zonder uitzicht

op terugkeer. Verdriet is net als pijn

alleen echt wanneer je het ondergaat.

.

Later scheen het ons toe dat er grenzen

waren aan het rouwen om een leven

dat niet echt geleefd was.

Dus treurden we om alles wat

er niet zou komen, nooit geweest was

alle tranen verzwolg die je wilde uitstorten.

.

 

%d bloggers liken dit: