Site-archief

Poollicht

Maarten Inghels

.

De Vlaamse dichter, schrijver en multidisciplinair kunstenaar Maarten Inghels (1988) maakt boeken, video’s, performances en installaties. Op zijn website zijn verschillende van zijn projecten te zien en te lezen. Van 2016 tot 2018 was Inghels stadsdichter van Antwerpen. Hij werd gekozen voor zijn engagement en zijn hedendaagse poëzie.

Inghels debuteerde in 2008 met ‘Tumult’, het zeventiende deel in de Sandwich-reeks van oud-Dichter des Vaderlands Gerrit Komrij. In 2011 verscheen ‘Waakzaam’ waarin zijn bibliofiel uitgegeven bundel ‘Het abattoir van het afscheid’ uit 2009 integraal werd opgenomen. Inghels is coördinator van de Eenzame uitvaart in Antwerpen. In 2013 verscheen ‘De eenzame uitvaart’ veertig verhalen en gedichten bij het vergeten leven.

In De Gids nummer 4 uit 2015 verschenen twee gedichten van Inghels. Het gedicht ‘Inktbloedingen’ wil ik hier graag delen. Bij de titel moest ik meteen denken aan de Mariabeeldjes die uit hun ogen bloeden (wat meestal door de warmte kwam waardoor was smolt) maar Inghels geeft er een heel andere invulling aan. In dit gedicht is het taalgevoel van Inghels heel duidelijk aanwezig in de samenvoegingen en zijn beeldtaal.

.

inktbloedingen

.

Doorgaans aard ook ik niet in gezelschappen dus liep ik
met een emmertje oogstend door imaginaire tuinen,
de inktbloedingen in het binnenland van mijn hoofd.

Ik fantaseerde over ontmoetingen met waterberen
en houtvissen. Verdwaalde als een voetnoot
onder aan een heuvel en leerde de bosbessentaal.

Ik schrok wakker in de lawaaimaag van een walvis
en luisterde naar zijn fluitende geheimen.
Spaarde olifantentranen als amuletten,

vlooien in mijn haar waren talismannen.
Mijn lichaam werd een opgesmukte serre.
Ik was een arrogante wonderdwaas die mythes spuwde.

Met een botervloot ging ik langs de scharnieren
opdat de knarsetandende aarde was ingevet.
Ik zat op de rug van een reuzenschildpad

en hobbelde rond de continenten
om overal mijn bloedneuzen te laten zien.
(Waar ik ook kwam kaderde men mijn zakdoeken in —

rorschachtesten van mijn grootheidswaanzin.)
Uiteindelijk ben ik blauw in de badkuip leeggelopen,
tegen de emaillen graftombe galmde mijn ego na.

.

Bestaansbegeerte

Een recensie

.

Van uitgeverij De Arbeiderspers kreeg ik de nieuwste dichtbundel van dichter Marijke Hanegraaf (1946) toegestuurd. Een mooie, rustig ontworpen dichtbundel in stemmig grijs met blauw en groene opdruk. Op de achterkant van de bundel schrijft de uitgever: ‘Deze vijfde bundel is de eerste waarin Hanegraaf zich concentreert op één alomvattend thema: het raadsel van de identiteit. Nu heb ik altijd een lichte argwaan als het gaat om ronkende aanprijzingen achterop boeken en dichtbundels (ik weet hoe het werkt) maar mijn nieuwsgierigheid was toch gewekt. Vooral omdat deze zin wordt voorafgegaan door vele vragen die de dichter zich afvraagt en waar deze bundel een weerslag van is.

Achterin de bundel een verantwoording met daarin enige duiding bij verschillende gedichten en een dankwoord aan haar redacteur bij De Arbeiderspers Peter Nijssen en aan haar poëzie-bespreekgroep bestaande uit niet de minste namelijk Frouke Arns, Rinske Kegel en Vicky Francken.

Dan de gedichten in de bundel. De bundel is verdeeld in een aantal hoofdstukken, te weten; Iets dat ons kan zijn, De ruwe adem, Bestaansbegeerte, Tijdelijk verblijf en Ademrijk.

Het eerste hoofdstuk ‘Iets dat ons kan zijn’ heeft als ondertitel De Nieuw-Zeelandgedichten. Het betreft hier feitelijk een verslag van Marijke Hanegraaf over haar reis naar Nieuw-Zeeland waar haar dochter woont. De gedichten, vrijwel allemaal opgebouwd in steeds twee in elkaar overlopende zinnen (ze deden me erg aan de opbouw van de poëzie van Alja Spaan denken), zijn in feite een poëtisch verslag van haar reis. Haar poëzie is uitbundig, talig en rijk. Marijke Hanegraaf is geen dichter die de bijvoeglijke naamwoorden mijdt en in haar geval is dat een verrijking (dit kan namelijk ook heel anders uitpakken). In haar poëzie komen verschillende stijlvormen terug, zoals beeldtaal en alliteraties maar steeds op een subtiele nauwelijks herkenbare manier.

De gedichten in dit eerste hoofdstuk hebben allemaal als ondertitel de naam van de plek waar dit gedicht zich afspeelt. Voor kenners van Nieuw-Zeeland (of inwoners) ongetwijfeld een toevoeging maar het zal voor veel lezers hier in Nederland die nog nooit in Nieuw-Zeeland geweest zijn geen echte toevoeging zijn.  De gedichten beschrijven steeds een afgeronde tijdsperiode op die plek en geven een weerslag in poëtische taal, van hoe de dichter deze dag beleefd, met oog voor detail zowel naar het landschap en de wereld daar als naar haar eigen ervaringen. Er ius steeds sprake van een ik, een wij of ons in de gedichten waardoor je het gevoel krijgt te worden meegenomen aan de hand van de dichter op haar reis. In de gedichten komen hier en daar namen van plaatsen voor, van plaatselijke aanduidingen, tot zelfs in de laatste gedichten, Engelse woorden en zinnen, alsof de dichter wil aangeven dat wanneer je maar lang genoeg in een ander (Engels sprekend) land bent, je de taal vanzelf eigen maakt.

Het zijn mooie gedichten, rijk van taal en prettig te lezen maar of hierin het raadsel van de identiteit centraal staat vraag ik me af. Wat voor mij overigens geen enkel bezwaar is.

De gedichten in het hoofdstuk ‘De ruwe adem’ zijn anders van toon, met titels als ‘Evacuatie’, ‘Op drift’ en ‘De beweging bezweren’. Deze gedichten ademen gevaar en onheil, leegheid en spanning. De gedichten lijken te gaan over vlucht, onbekende bestemmingen, vluchtelingen en een onzekere toekomst. De eerder genoemde identiteit is hier veel zichtbaarder, invoelbaarder. Een zin als “Aankomen bij iets dat thuis heet. / Vind je het fijn om bij ons te zijn?” is wat dat betreft veelzeggend.

Het derde hoofdstuk ‘Bestaansbegeerte’ bestaat uit twee langere gedichten zonder titel en lijkt de spil van deze bundel te zijn. Niet voor niets is de titel van de bundel dezelfde als dit intermezzo. De twee gedichten in ‘Bestaansbegeerte’ zijn de meest ongrijpbare. De gedichten raken vele onderwerpen aan: oorsprong, bestaan, tijd, ruimte. Misschien verraad de laatste zin van het tweede gedicht wel iets: “Zie de bomen en de dieren, verbouwereerd alsof / zich voor het eerst een mens aandient.” Door de vele wegen die dit gedicht kiest is het moeilijk grip krijgen op thema en onderwerp. Typisch gedichten die je vaker moet lezen waardoor de betekenis steeds iets duidelijker wordt.

In het hoofdstuk ‘Tijdelijk verblijf’ is het thema duidelijker. Een ziekenhuis, een crematorium, bejaardencentrum of verzorgingstehuis, de spoedafdeling allemaal plaatsen waar er tijdelijk wordt verbleven. En dat verblijf is meestal niet zelfverkozen. Bevreemding, onthechting, het leidt tot gedichten die het thema van identiteit (hoe houdt je je staande, waar hoor je bij, hoe ziet een ander jou?) vorm en inhoud geven. Van de gedichten in deze bundel zijn dit mijn favorieten. Invoelend, observerend, helder en uitdagend taalgebruik, fraaie beeldtaal: “men schuifelt en verplaatst je, praat / tegen je verplankte lichaam, secuur / legt men je hoofd in zijn tijdelijk / verblijf en dekt je met een luchtig / hemelsblauw laken, blaast zuurstof / in je ademrijk”.

Het laatste hoofdstuk ‘Ademrijk’ is wat persoonlijker van aard. Een wij, een ik, een jij. Terugkijkend naar vroeger vanuit situaties in het nu. De gedichten ‘De gestapelde tijd [1] en [2]  illustreren dat heel mooi. Zo schrijft de dichter in deel [2]  “Ik had hier niet zullen zijn, ben er omdat ik verkeerd reed / wil nog zo graag door het teder glooiende land / mijn weg vervolgen, waarheen die ook gaat. / Een seconde lang kijken we naar elkaar / zoekend naar het verlorene of wat nooit aanwezig was.”

In dit hoofdstuk ook nog twee gedichten die er voor mijn gevoel niet zo bij horen, ‘Pulsjes van spanning’ en ‘Waar het zich nestelde’ zijn overduidelijk ‘Coronagedichten’. Al kun je met wat fantasie juist deze periode betitelen als een periode waarin identiteit van de mens onder druk stond.

Al met al heeft ‘Bestaandbegeerte’ een rijkdom aan gedichten te bieden. Marijke Hanegraaf onderzoekt haar dichterschap en laat in deze bundel blijken dat haar poëzie veelkleurig is en uitnodigt tot lezen. Uit de bundel koos ik het gedicht ‘Hoofd’ dat in het hoofdstuk ‘Ruwe adem’ staat.

.

Hoofd

.

Het ligt vanbinnen en vanbuiten op papier.

Precies zo lag het in de scanner. Zo’n hoofd op zich

met zijn kwabben en zijn lellen, de ogen dicht

kan ook van een dode zijn of een wassen pop.

.

Zo met die strakke lippen tekent het een gezicht

dat iets niet zeggen kon.

.

Hoe het daar ligt zit er verliefdheid in

even vanzelfsprekend als regen in wolken

en schept het boosheid zoals luchtdruk wind.

.

Dat zie je niet op het papier en evenmin

dat in de avond van het hoofd de hersenen

van moeheid wegzakken.

.

 

 

6 tips

Voor een goed gedicht

 

Op de de website letmus lees ik over 6 tips voor een goed gedicht. En meteen moet ik denken aan de inmiddels langlopende rubriek van Meander waarin medewerkers van Meander gevraagd wordt wat een gedicht goed maakt. Het is ook niet voor de eerste keer dat ik schrijf over wat nou een (goed) gedicht maakt. In 2015 schreef ik al over wat Tom Lanoye over deze vraag schreef en ook in 2015 schreef ik over 10 tips van Dennis G. Jerz van de website Setonhill voor het maken van een goed gedicht.

Maar nu dus 6 tips van letmus. Wat zijn deze tips?

  1. Kies een thema waarover je wil dichten.
  2. Schrijf allerlei woorden op die bij je opkomen als je aan dit thema denkt, associeer er flink op los en noteer.
  3. Schrap alle bedachte poëtische woorden. Een gedicht moet zoveel mogelijk je gevoel en waarnemingen weergeven, wees bescheiden.
  4. Gebruik metaforen, denk ik beeldtaal en vermijd containerbegrippen.
  5. Maak korte zinnen, vermijd bijvoeglijke naamwoorden. Probeer elke zin iets inhoudelijks mee te geven.
  6. Ga niet (geforceerd) rijmen, rijmen mag maar alleen als dat vanuit je gevoel is ontstaan
  7. (heel bijzonder als je een artikel schrijft over 6 tips voor het schrijven van een goed gedicht om dan met 7! tips te komen) Maak een omkeerpunt, schrijf halverwege iets onverwachts zodat je de aandacht vasthoudt.

Als je deze tips, die op zichzelf best een waarde hebben, naast de tips van Jerz en Lonaye legt en daar uit put dan is de kans dat je een gedicht schrijft dat de middelmaat ontstijgt groter dan wanneer je dit niet doet. Bij sommige punten heb ik mijn bedenkingen overigens. Zeker in het licht van de hedendaagse poëzie. Neem punt 5. Als je dat ter harte neemt dan onderscheidt je je in ieder geval van een groot deel van de hedendaagse dichters voor wie lange zinnen, en proza-achtige gedichten tegenwoordig de norm lijken te zijn.

Maar zoals Goethe als schreef in zijn gedicht ‘Natur und Kunst’: In de beperking pas toont zich de meester.

.

Hester van Beers

Fata morgana

.

In 2017 verscheen van de jonge dichter Hester van Beers de dichtbundel ‘Het einde van de roltrap’ bij uitgeverij Lipari. Hester van Beers (1995) publiceerde hiervoor al poëzie in Meander Magazine, Tijdschrift Ei en Extaze. In het jaar van publicatie van haar bundel won ze met een achttal gedichten de voorronde van Write Now! in Venlo.

De gedichten van van Beers bevatten veel emotie en melancholie. Toch is haar poëzie zeker niet zoetsappig of vol clichés. De beeldtaal die van Beers gebruikt is krachtig en heel erg van nu.

Van haar hand, het gedicht ‘fata morgana’.

.

fata morgana

.

ik sloot mijn ogen en verdronk
in het woestijnzand. nu slaap ik
met een reddingsvest aan en het gaat beter.

.

ik zou lopen als ik wist
waar de weg lag, ik zou rennen
als ik wist waar je was.

.

geen vuurzuil of wolkkolom,
niets moois om na te jagen.
ik volg de bevende luchtbellen
in de verte.

.

Genade

Anna Enquist

.

Begin van de jaren negentig van de vorige eeuw maakte Anna Enquist (1945) een stormachtige entree in de literatuur met haar dichtbundel ‘Soldatenliederen’. Ze ontving voor deze bundel meteen een prijs, de C. Buddingh’prijs. Ook haar tweede bundel ‘Jachtscènes’ uit 1993 wordt bekroond met de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs. Met haar krachtige gedichten weet ze een grote groep mensen te bereiken. Woorden die je tegen komt als je over haar poëzie leest zijn werkelijkheidslievend, anekdotisch, eigen idioom en beeldtaal. In 2000 verscheen een overzichtsbundel getiteld ‘De gedichten 1991 – 2000’ met daarin poëzie uit de 4 dichtbundels die ze vanaf 1991, haar debuut schreef. Uit deze bundel het gedicht ‘Genade’ dat eerder verscheen in de bundel Klaarlichte dag’ in het laatste hoofdstuk getiteld ‘Het reisverslag’.

.

Genade

.

Met de mensen in de supermarkt

op vrijdag geen mededogen, geen

genade voor de producten, de lamme

karren, geen pardon voor de kassa.

.

De winkel moet in de hoek

van reddelozen, bij de honden,

het ziekenhuis en de radio.

.

Ik kruip bij de lafaards. Een dag

respijt krijgen wij van de dageraad

iedere morgen, om op te kauwen

tot het donker is. Aalscholvers,

.

Belgische voetpaden, bibliotheken,

en ik.

.

Bananenverdriet

Arjan Witte

.

Arjan Witte (1961)  is dichter, schrijver en muzikant. Hij publiceerde naast meerdere romans een biografie van Oswald Spengler (Aspekt, 2008). Hij was met Ezra de Haan en Tommy Wieringa  oprichter van het tijdschrift ‘Vrijstaat Austerlitz’ (1997-1999). Met Wieringa en een aantal muzikanten vormde hij het poëzie- en muziekgezelschap ‘Het Donskoj Ensemble’. Daarnaast was hij toetsenist bij Spinvis. (bron http://www.nederlandsepoezie.org)

Bundels van Arjan Witte zijn ‘Kikkerbloed’ uit 1998 en ‘Amfibieën’ uit 2013. Deze laatste bundel is gratis te downloaden via: http://www.nederlandsepoezie.org/jl/2013/witte_amfibieen.pdf

In zijn poëzie is er veel te genieten; binnenrijm, alliteraties, eindrijm, beginrijm, associaties en een rijke beeldtaal.

Uit de bundel ‘Kikkerbloed’ het gedicht ‘Bananenverdriet’.

.

Bananenverdriet

.

De taal onderschept

een woord vol gevoel –

je zal je moeder bedoelen.

.

Delf, delf, de taal onderschept zichzelf vanzelf

.

Spreken, schrijven, dichten, zuchten

in een hoog, bont, hol gewelf

purperen pracht, bevrozen luchten

in diepe schachten schicht de elf.

.

Delf brutaal, de taal onderschept zichzelf.

.

De taal, litaan, banale banaan

kaal handvat met een schil eraan

alsmaar groeiend bij elke hap.

.

Delf, delf, de taal onderschept

de spatel, behept met zelf,

helften van woorden

bekoort mijn oren niet

verstoort mijn orde niet.

.

arjan

kikkerbloed

 

 

Instituut voor Beeldtaal

Stift poëzie

.

Dit is niet voor het eerst dat ik over stiftpoëzie schrijf. Toch doe ik het nu opnieuw omdat ik de liefhebbers van stiftgedichten en stiftpoëzie wil wijzen op het Instituut voor Beeldtaal. Op de website van het Instituut voor Beeldtaal staat hun doelstelling als volgt omschreven:

Het Instituut voor Beeldtaal wil de mogelijkheden en de betekenis van beeldtaal samen met het publiek onderzoeken en ontdekken. Dit doen we door het thema beeldtaal vanuit vele verschillende invalshoeken te benaderen. Thematische bijeenkomsten met een kader waarbinnen de deelnemers de richting mede-bepalen. Dat zal gebeuren door discussie, in woorden maar ook met beelden.

Op de pagina http://www.instituutvoorbeeldtaal.nl/artikelen/over-het-instituut-voor-beeldtaal/ verwoorden de makers op een duidelijke manier wat ze beogen en hoe ze dit willen doen.

Ik kwam op de website van het Instituut voor Beeldtaal via een stiftgedicht. Op http://www.instituutvoorbeeldtaal.nl/beeldtaal/stift-poezie/ staan vele prachtige voorbeelden van stiftgedichten. Wie dacht dat elk stiftgedicht er hetzelfde uitziet moet hier maar eens een kijkje nemen. Of gewoon ter inspiratie. Hieronder twee voorbeelden.

.

stift-poezie10

stift-poezie1

instituut