Site-archief

Lamia Makaddam

Vrijetijdsgedichten

.

De in Tunesië geboren dichter, vertaler. journalist en tolk Lamia Makaddam (1971) ken ik sinds kort. In eerste instantie via Facebook, later via haar bijdrage aan ‘De eerste bloemlezing van de Nederlandse poëzie’ die werd samengesteld door Tsjead Bruinja en daarna persoonlijk toen ze kwam voordragen in onze gezamenlijke woonplaats bij Loft in het kader van de poëziemiddagen die de organisatie van Dichter bij de dood organiseert. Die laatste bijeenkomst was bijzonder omdat ze mij daar vroeg of ik haar gedichten in het Nederlands wilde voordragen nadat ze ze eerst zelf in het Arabisch voordroeg. Lamia studeerde Arabische taal en letterkunde. Ze publiceerde vijf dichtbundels in het Arabisch en won in 2000 de El Hizjra Literatuurprijs. Haar werk werd vertaald in het Frans, Koerdisch en Engels. In 2020 verscheen haar eerste bundel in Nederland, vertaald door Abdelkader Benali, getiteld ‘Je zult me vinden in elk woord dat ik schrijf’.

Alle reden dus om haar bundel ‘Vrijetijdsgedichten’ aan te schaffen die begin dit jaar werd gepubliceerd door uitgeverij Jurgen Maas en vertaald werd door Djûke Poppinga. De bundel is fraai vormgegeven met op het omslag een foto van de schrijvende hand van Lamia. En de titel van haar eerste Nederlandse dichtbundel is eigenlijk ook op deze tweede bundel van toepassing. Want dat is wat deze bundel doet, de dichter vinden in elk woord dat ze schrijft. Haar poëzie is heel persoonlijk en is geschreven vanuit haar verleden, haar heden en haar toekomst.

Opvallend aan de gedichten is dat je bij een eerste doorbladeren van de bundel niet meteen denkt aan een dichtbundel. De gedichten zijn zonder titel, ze beslaan soms twee pagina’s en zijn als tekstblokken opgeschreven (met uitzondering van een paar gedichten die qua vorm wel meer lijken op wat wij herkennen als gedicht). Nu weet ik dat steeds meer dichters de vorm loslaten en meer proza-achtige gedichten schrijven. Maar Lamia weet hier toch nog een extra dimensie aan te geven.

De gedichten zijn een mengeling van herinneringen, ervaringen, dromen, wensen en verwachtingen en spelen zich vrijwel allemaal af in de directe omgeving van de dichter, haar woning en haar gezin. Maar er zijn ook de herinneringen aan haar ouderlijk huis, haar vader en moeder, haar geliefde en haar land van herkomst. Lamia richt zich in haar gedichten steeds direct tot de lezer waardoor ze een zekere intimiteit weet te scheppen die je niet vaak vindt bij dichters.

Als er al een thema leidend is in deze bundel dan is het denk ik alles wat met kijken, zien, ogen (en hun tranen) en de zintuigelijke visuele waarneming te maken heeft. In vrijwel elk gedicht wordt er al dan niet subtiel naar verwezen, komt het zijdelings aan de orde of is het het onderwerp. Het kijken, het zien, het afnemen van het zicht (tot aan een glazen oog toe). het wordt allemaal beschreven. De poëzie van Lamia is sowieso heel zintuigelijk, ook het voelen, het proeven, ruiken en het luisteren komen terug in haar poëzie.

De poëzie van Lamia is een wonderbaarlijke mix van het bovengenoemde gecombineerd met bespiegelingen en gedachten over de persoon van de dichter, boeken en de liefde. In het gedicht op pagina 18 komt dit allemaal bijeen.

.

Ik was nog een klein meisje, toen een van hen mijn hand pakte en in

zijn broek stak.

Die hand is nooit meer teruggekomen.

Ik schreef poëzie, maar kreeg hem niet terug.

Ik plantte bomen, maar kreeg haar niet terug.

Ik heb haar zelfs niet gevonden toen ik mijn tranen droogde.

Maar vandaag heb ik haar terug gevonden.

Ik hief mijn hand op en zwaaide naar het kleine gezichtje dat tegen de

ruit van de schoolbus was gedrukt

die wegreed.

In de regen en de mist

zag ik mijn hand, levend, ademen,

klein, zoals ik haar had achtergelaten.

 

Ik heb deze bundel met heel veel plezier in één keer uitgelezen. De poëzie van Lamia pakt je vast en neemt je mee. Wat mij betreft een echte aanrader.

.

 

Daar begint de poëzie

Charlotte Van den Broeck

.

Pas geleden kocht ik in een tweedehandsboekenwinkel een drietal bundels uitgegeven naar aanleiding van de Turing gedichtenwedstrijd. Het betreft hier de edities 2013, 2014 en 2016. In deze bundels zijn de beste 100 gedichten opgenomen van elke editie. In 2013 deden er meer dan drieduizend dichters mee met in totaal bijna tienduizend gedichten. Wanneer je dan tot de beste 100 gedichten geraakt, dan kun je ervan uitgaan dat er kwaliteit wordt geleverd.

En dat klopt. Lezend in de 2013 bundel viel me op dat er dichters meededen die jaren later bekende, gepubliceerde en ‘gearriveerde’ dichters zijn. Een kleine greep uit de deelnemers uit 2013 leverde de volgende namen op: Wout Waanders, Lize Spit, Ingmar Heytze, Luuk Gruwez en Charlotte Van den Broeck. Voorwaar niet de eerste de beste. Ook in de andere edities staan zeer bekende namen maar daar zal ik later aandacht aan besteden.

In 2013 deed zoals geschreven Charlotte Van den Broeck (1991) mee. Van den Broeck  behaalde een Master Engelse en Duitse Letterkunde aan de Universiteit Gent en een Master Drama (Woordkunst) aan het Koninklijk Conservatorium, Antwerpen voor ze in 2015 debuteerde met de dichtbundel ‘Kameleon’ (dus twee jaar nadat ze meedeed aan de Turing gedichtenwedstrijd). Deze bundel werd bekroond met de Herman De Coninck Debuutprijs. In 2017 verscheen ‘Nachtroer’, waarvoor ze de driejaarlijkse Paul Snoekprijs voor de beste Nederlandstalige bundel kreeg. Haar poëzie werd vertaald naar het Duits, Frans, Engels, Spaans, Afrikaans en Servisch.

In 2020 schrijft ze het Poëzieweek essay ‘Cosmos, Texaco’ en in 2021 komt haar derde dichtbundel uit getiteld ‘Aarduitwrijvingen’. In ‘Daar begint de poëzie’ de 100 beste gedichten uit de Turing Gedichtenwedstrijd is haar gedicht ‘Jubileum’ opgenomen.

.

Jubileum

.

Wij twee herhalen niet meer,

Ik geloof niet in een convergerend heelal.

Kilometers onder de korst wist men het allang:

er bestaat een punt waarop de aarde roodverbrand zijn rondheid bewijst.

Zo zullen ook wij op een dag samenvallen op eenzelfde as:

amper man, bijna vrouw met een uniseks regenjas.

.

Wij twee kennen geen evenbeeld

uit aarde en klei zouden ze jou niet zijn.

Geen jaren in geen baard, niet het grijs op je boterhammen.

Die foto op de koelkast met je blik

die mijn rok aan mijn enkels denkt.

Ik heb een huid die enkel nog jouw vingers kent.

.

Die keer toen we de haas aanreden, in zijn ingewanden

de oorzaak van verdriet probeerden lezen.

We vreesden dat het nooit zou drogen.

Als je iets niet uitspreekt, is het niet noodzakelijk gebeurd.

‘Ons’ is een bezittelijk voornaamwoord, dat we evengoed kunnen zwijgen.

Een huis gebouwd uit taal met oneindig veel andere namen.

Het is moeilijk wonen in drie letters.

Er is zo weinig plaats.

.

foto: Kioni Papadopoulos

 

In de beperking toont zich de meester

Johann Wolfgang von Goethe

.

De waarde van lezen ligt voor mij vooral in het ontdekken van nieuwe werelden, inzichten en verhalen. En natuurlijk geldt dit ook voor het lezen van poëzie. De uitspraak ‘In de beperking toont zich de meester’ kende ik, maar dat deze uitspraak van de Duitse wetenschapper, toneelschrijver, romanschrijver, filosoof, dichter, natuuronderzoeker en staatsman Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832) was wist ik dan weer niet.

Dat ik nu weet dat Goethe deze uitspraak deed komt door het gedicht ‘Natuur en Kunst’ of ‘Natur und Kunst’ in het Duits, dat ik las in de bloemlezing ‘Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren’ De Westeuropese poëzie in honderd gedichten uit 1996. Hierin zijn 100 bekende en/of beroemde gedichten opgenomen die gerekend kunnen worden tot de beste uit vijf West-Europese taalgebieden; het Duits, Engels, Frans, Italiaans en Spaans. Samensteller Peter Verstegen sloeg geen enkele beroemde dichter over in dit ruim 400 pagina’s tellende overzicht.

Dichters als Dante, Petrarca, Shakespeare, Keats, Baudelaire, Rimbaud, Goethe en Rilke, ze zijn allemaal vertegenwoordigd. De gedichten zijn opgenomen in de oorspronkelijke taal en in een vertaling en voorzien van commentaar door Peter Verstegen. Voor de volledigheid deel ik hier het gedicht ‘Natuur en Kunst’ in de vertaling en in het Duits.

.

Natur und Kunst

.

Natur und Kunst, sie scheinen sich zu fliehen,
Und haben sich, eh’ man es denkt, gefunden;
Der Widerwille ist auch mir verschwunden,
Und beide scheinen gleich mich anzuziehen.

.

Es gilt wohl nur ein redliches Bemühen!
Und wenn wir erst in abgemeßnen Stunden
Mit Geist und Fleiß uns an die Kunst gebunden,
Mag frei Natur im Herzen wieder glühen.

.

So ist’s mit aller Bildung auch beschaffen:
Vergebens werden ungebundne Geister
Nach der Vollendung reiner Höhe streben.

.

Wer Großes will, muß sich zusammen raffen;
In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister,
Und das Gesetz nur kann uns Freiheit geben.

.

Natuur en Kunst

.

Natuur en kunst lijken elkaar te mijden,

Maar eer je ’t weet komen zij tot elkaar;

Ook mijn afkerigheid is niet meer waar,

Ze lijken mij gelijkelijk te verleiden.

.

Slechts de intentie telt! Zolang wij maar

Eerst aan de kunst een aantal uren wijden

Met geest en ijver, is het geen bezwaar

Als de natuur het hart weer komt bevrijden.

.

Zo is het met cultuur van elke rang:

Vergeefs zullen door niets gebonden geesten

Naar vervolmaking van het hoogste streven.

.

Naar grootheid streven vergt veel zelfbedwang;

In de beperking pas toont zich de meester,

En wetten slechts kunnen ons vrijheid geven.

.

Andy Warhol

Tot ook ik verwaai

Peter Swanborn

.

Peter Swanborn (1963) ken ik al een aantal jaar, in 2016 was hij jurylid van de Ongehoord! Poëzieprijs en in 2017 was hij te gast als dichter bij het Zomerpodium van Ongehoord! in de Jacobustuin. Swanborn is via de geologie en de fotografie in de literatuur terechtgekomen. Sinds 1997 is hij als literair medewerker verbonden aan de Volkskrant. Zijn gedichten en artikelen verschenen o.a. in De Gids, Poëziekrant, De Zingende Zaag, Passionate en Tortuca.
In 2007 verscheen Peter Swanborns poëziedebuut, ‘Bij het zien van zijn lichaam’, in de Contrabas-reeks. Deze bundel werd genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs voor het beste poëziedebuut van 2007. Zijn poëzie is vertaald in het Engels, Duits, Frans, Spaans, Sloveens, Perzisch, Indonesisch en Japans.

In de bundel ‘Tot ook ik verwaai’ uit 2009 geeft hij een indringend beeld van wat dementie (van zijn moeder in dit geval) met een mens en zijn omgeving doet.
In heldere, eenvoudige bewoordingen beschrijft hij hoe het is om te beseffen dat je hersenen niet meer werken, om te weten dat je niets meer weet. De nachtmerrie van het dwalen door een vreemd huis waarvan iedereen zegt dat jij er woont. de schrik van het niet meer herkennen van mensen die zeggen dat ze je kinderen zijn.

De bundel is opgedeeld in drie delen. In het eerste deel wordt de beginnende dementie van de moeder beschreven. Ze is op dat moment nog in haar eigen woning.
In het tweede deel is de dementie gevorderd; de moeder is opgenomen in een verpleegtehuis.  In het derde deel wordt er door de familie naar de dood van de moeder toegeleefd.

De thematiek van de bundel, de beschrijving van de voortschrijdende ziekteverschijnselen van dementie en de ontzetting over de aftakeling van de moeder, waren heel herkenbaar voor mij al is elke situatie uniek. Peter beschrijft het proces met veel empathie en mededogen zoals in het gedicht ‘Badkamer’.

.

Badkamer

.

Bibberend, smekend, doe ik het goed zo?

Zij, naakt na tachtig jaar, in een warme wolk

water. Ik, vol ongemak, zoekend naar een

antwoord, een houding, een handdoek.

.

Doe ik het goed zo? Hou je maar vast

aan die beugels. Die hebben we niet voor niets.

Hier heb je zeep. Nee, dat mag je zelf doen.

Kan je best of wil je dat een zuster?

.

En ik denk aan de keren dat zij, vroeger,

mij moest wassen, de badzaal. de zinken

bak, de ruwe doek langs mijn natte benen.

.

En de schrik bij eerste schaamharen,

nu moet je maar zelf. De ongrijpbare afstand

eindelijk verdwenen. Doe ik het goed zo?

.

Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren

Umberto Saba

.

Wanneer het bijna Poëzieweek is en ik voor mijn boekenkast sta en daar de bundel ‘Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren’ zie staan word ik vanzelf nieuwsgierig. Tenslotte is de natuur het thema van deze Poëzieweek. In 1990 verscheen bij uitgeverij Bert Bakker de dikke bundel met die titel, met als ondertitel ‘De Westeuropese poëzie in honderd gedichten’. Niks natuur dus.

In de bundel gedichten van honderd vertaalde gedichten van West Europese dichters door de eeuwen heen bijeengebracht door Peter Verstegen. In zijn voorwoord schrijft Peter dat het hier toch vooral poëzie betreft primair uit het Duits, Engels, Frans, Italiaans en Spaans. De andere taalgebieden zijn naar zijn mening steeds te klein om vertaald te worden. Nu is daar best iets tegen in te brengen maar in grove lijnen heeft hij wel een punt, zeker als het om bekende en beroemde dichters en gedichten gaat.

Daarom dus ook veel bekende namen als Goethe, Heine, Rilke, Rimbaud, Verlaine, Yeats, Auden, Keats en Shakespeare. Maar ook wat minder bekende namen als bijvoorbeeld de Italiaanse dichter Umberto Saba (1883 – 1957). De gedichten van Saba kenmerken zich door soms banale, soms uiterst verfijnde beeldentaal. Vaak vormen zijn dochter Lina of andere familieleden het onderwerp, maar hoogtepunten in zijn werk zijn de gedichten waarin hij zijn gevoelens ten aanzien van mannen uit.

In de bundel staat het gedicht ‘La Capra’ of ‘De geit’ en in het kader van het thema van de Poëzieweek koos ik voor dit gedicht, al heeft het gedicht een veel diepere lading. De half Joodse Saba leidt tijdens zijn leven aan vele psychische problemen.

.

De geit

.

Ik heb met een geit staan praten.

Alleen in de wei, van het grazen zat,

en van de regen druipend nat,

stond zij aan een lijn en blaatte.

.

Dat gelijkblijvend blaten was aan mijn

verdriet verwant. Ik antwoordde, eerst voor

de grap, toen omdat pijn er steeds zal zijn

en maar één stem heeft, zonder onderscheid.

Die stem klonk door

in de klacht van een eenzame geit.

.

Uit een geit die joodse trekken heeft

klonk het klagen van alle andere pijn,

al het andere dat leeft.

.

 

Voornemens

Guillaume van der Graft

.

In de jaren ’40 werden tijdschriften heel anders uitgegeven dan nu. Waar een tijdschrift tegenwoordig niet meer iets is wat bewaard wordt (behalve dan door sommige echte verzamelaars) daar werd in de jaren ’40 anders over gedacht. In de Helikon reeks, tijdschrift voor poëzie, werden kleine boekjes uitgegeven met een harde kaft, zorgvuldig vorm gegeven, met aandacht voor vorm en inhoud.

De Helikonreeks was een reeks dichtbundels die tussen 1941 en 1947 en in 1955 verscheen en uitgegeven werd door A.A.M. Stols (1900-1973). Stols was een Nederlandse uitgever en typograaf. Hij wordt gezien als een van de belangrijkste Nederlandse boekverzorgers uit het interbellum en gaf vooral dichtkunst uit in het Nederlands en Frans

In mijn boekenkast staat bijvoorbeeld No. 22 uit deze reeks uit 1946 getiteld ‘In Exilio’ van dichter Guillaume van der Graft. De dichter die achter dit pseudoniem schuilgaat is Willem Barnard (1920 – 2010) theoloog, schrijver en (vooral) dichter.

.

Voornemens

.

Het park met potlood en penseel beschrijven,

levensgroot naast een rijpe avond staan,

de beuken bij de boekerij inlijven,

munt uit de laagste zonnestralen slaan,

.

de meisjes die een vraag van mij bemant’len

verdiept het hof maken met pen en inkt

tot in de vijver waarvoor ze wand’len

de lichte aandacht van haar oogen zinkt,

.

haar hunkeringen languit laten drijven,

op de piano vlagvertoon aanslaan,

het witte tuinhuis in zijn onschuld stijven,

in het journaal dagteekenen: Voldaan.

.

Poesie 1

Thom Gunn

.

In de Morvan (Frankrijk) kocht ik in een kringloopwinkel een deel van de in serie uitgegeven pocketbundels ‘Poesie’, in dit geval Nummer 69-70 uit 1979 met de titel ‘La nouvelle Poesie Anglaise’. Het feit dat in dit deel Engelse dichters met Engelse gedichten staan heeft me doen besluiten het bundeltje te kopen. Helaas is mijn Frans dermate slecht dat ik Franse poëzie niet kan lezen, maar Engelse wel. In dit bundeltje gedichten van Seamus Heaney, Adrian Henri, Ted Huges, Philip Larkin, Sylvia Plath en Thom Gunn.

De laatste dichter kende ik wel van naam maar niet van werk en omdat de gedichten (ook) in het Engels zijn opgenomen kocht ik dit bundeltje en ik werd niet teleurgesteld. Het gedicht ‘Courage, a tale’ dat oorspronkelijk verscheen in ‘Jack Straw’s Castle’ uit 1976, bracht meteen een glimlach op mijn gezicht. Reden genoeg dit gedicht hier met jullie te delen.

Thom Gunn (1929 – 2004) was een Engelse dichter die werd geprezen om zijn vroege verzen in Engeland, waar hij werd geassocieerd met The Movement (waartoe ook Philip Larkin behoorde), en zijn latere poëzie in Amerika, zelfs nadat hij naar een lossere, vrij-vers stijl overstapte. Nadat hij van Engeland naar San Francisco was verhuisd, schreef Gunn over homogerelateerde onderwerpen, met name in zijn beroemdste werk, ‘The Man With Night Sweats’ uit 1992, evenals over drugsgebruik, seks en zijn bohemien levensstijl. Hij won grote literaire prijzen; zijn beste gedichten zouden een compacte filosofische elegantie hebben. Of dat ook opgaat voor ‘Courage, a tale’ laat ik aan de lezer over.

.

Courage, a tale

.

There was a Child

who heard from another Child

that if you masturbate 100 times it kills you.

.

This gave him pause;

he certainly slowed down quite a bit

and also kept count.

.

But, till number 80,

was relatively loose about it.

There did seem plenty of time left.

.

The next 18

were reserved for celebrations,

like the banquet room in a hotel.

.

The 99th time

was simply unavoidable.

.

Weeks passsed.

.

And then he thought

Fuck it

it’s worth dying for,

.

and half an hour later

the score rose from 99 to 105.

.

.

In de nieuwe MUGzine

Maarten Buser

.

Half februari (deze week!) verschijnt MUGzine #6 met daarin poëzie van Merlijn Huntjens, Michaël Van Remoortere, Marleen De Crée en Maarten Buser. Het artwork is dit keer van internationaal opererend kunstenaar Jordy van den Nieuwendijk. Natuurlijk is er een nieuwe Luule en als je MUGzine op papier automatisch wil ontvangen word dan donateur (kijk hiervoor op http://mugzines.nl/ ).

Zoals geschreven is Maarten Buser een van de dichters is #6. Maarten Buser (1991) is dichter en neerlandicus. Hij studeerde Nederlands en letterkunde aan de Radbouduniversiteit in Nijmegen, volgde daar onder meer ook colleges kunstgeschiedenis en internationale literatuurgeschiedenis, en studeerde af op de poëzie van Mustafa Stitou. Zijn gedichten en essays verschenen in onder meer De Revisor, Het Liegend Konijn en Liter. Daarnaast schrijft hij over beeldende kunst en poëzie (en soms ook popmuziek) voor verschillende media, waaronder de lage landen, Metropolis M, Gonzo (circus), Awater en de site van Athenaeum Boekhandel. Ook vertaalde hij poëzie van Jana Prikryl, Robert Polito, Ian McLachlan en Vincent Katz. Werk van hem werd vertaald in het Engels en het Frans. In Revisor 8 verschenen een aantal van zijn ‘Kleine versjes in proza’. Een van die kleine poëtische prozagedichtjes wil ik hier graag met je delen.

.

Hoe ik het Sublieme leerde begrijpen

Ik heb me nooit bezwaard gevoeld om bij een meisje achterop de fiets te zitten. Deze keer waren we allebei aangeschoten. Ze had recent bier leren drinken en fietste me naar het station. Het was overigens een belachelijk korte afstand, had ik dat al gezegd? Ik heb constant gedacht dat we om zouden donderen. Daarom heb ik mijn hoofd tegen haar rug gelegd en geglimlacht.

.

Het gedicht ‘Onderzoeker’ verscheen op https://www.deoptimist.net/

.

Onderzoeker

.

Hij houdt van de bedden waarin
hij zich omdraait, vreemd

.

en alleen. In de zomer
is hij schoonmaker op kantoor

.

Hij acht zichzelf glad als een vis,
maar is de graat in onze kelen

.

Op de bureaus staan familiefoto’s;
hij bedenkt de namen van skioorden

.

en gezinsleden, of waarom
het jongste kind zijn lachen

.

niet in kon houden. Hij heeft graag
dat de feiten meebuigen

.

met hoe hij spartelt
Hij loopt naar believen huizen binnen

.

En dus binnenkort meer poëzie van Maarten in de nieuwe MUGzine, het leukste en kleinste poëziemagazine van Nederland en Vlaanderen.

.

Stof stof stof

Pieter Boskma

.

Teruglezend op mijn blog kwam ik tot de ontdekking dat ik in al die jaren dat ik dit blog al schrijf nog geen aandacht had besteed aan dichter Pieter Boskma (1956). Pieter Boskma studeerde tussen 1977 en 1984 onder andere Nederlands, Engels, Indonesisch, Kunstgeschiedenis van Oost-Azië en antropologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij debuteerde in 1984 met de dichtbundel ‘Virus Virus’, uitgegeven in eigen beheer in samenwerking met Paul van der Steen. In hetzelfde jaar richtten Van der Steen en hij het tijdschrift ‘Virus’ op. Eind jaren tachtig was hij betrokken bij de poëziebeweging de Maximalen.

Vanaf 1990 werkte hij een aantal jaren als poëziedocent aan de Schrijversvakschool ’t Colofon. Hij publiceerde niet alleen in alle literaire bladen en de meeste landelijke kranten en opiniemagazines, maar ook in bladen als Playboy en Avenue, en in meer dan honderd bloemlezingen. Daarnaast werkte hij voor de VPRO- en NPS-radio.

Boskma’s werk werd vertaald in onder meer het Engels, Duits, Fries, Frans, Chinees en Italiaans. Pieter Boskma was geruime tijd redacteur van het poëzietijdschrift ‘Awater’. In 2003 had hij zitting in de jury van de P.C. Hooft-prijs. Voor zijn werk ontving hij onder meer de Ida Gerhardt-Poëzieprijs, de Rabobank Cultuurprijs Letteren voor zijn hele oeuvre en hij werd genomineerd voor de VSB Poëzieprijs 2016.

Het gedicht dat ik koos van Boskma komt uit zijn bundel ‘De messiaanse kust’ uit 1989 en is getiteld ‘Stof stof stof’.

.

Stof stof stof

.

wat maakt het ons uit of ook het stof tot stof vergaat?
wij zijn de douche-generatie, ordelijke gel-gebruikers,
wij laten niets
aan het toeval over.
.
wij shockeren de pillenslikkers van de bestbeprijsde kwis.
wij houden van de doofpot der sterren en kometen.
wij zijn allergies voor knarsende sloten
want wij roesten niet.
.
wij spreken graag voor duistere halflege zalen.
wij dragen fier de ons geschonken bokalen van afgunst.
wij spiegelen ons niet aan elkaar.
wij zijn eenzaam.
.
wij ontvangen ons fortuin van de streamlined stropdas.
wij halen een mes langs de hals die daarin zit.
wij zijn en blijven tegendraads.
ons universum rafelt.
.
en na de feestjes, als wij dertig zijn
en dronken van twee biertjes
in de beha-loze zomer
schrijden wij in onze eigenaardigheid naar huis:
.
hermetische cellen in het harnas van de angst
dat ook het stof tot stof vergaat
en ons als een watertaxi
op de Tafelberg
slechts met ademnood omgordt.

.

Oude handen

Edward van de Vendel

.

Afgelopen zaterdag was er bij de Taalstaat op radio 1 bij Frits Spits een Vlaamse psychiater Jan Raes (gelijk de oud wielrenner) in het programma. Hij was daar om te praten over een Vlaams initiatief ‘Het lezerscollectief’ https://lezerscollectief.be/ . In het kort is het lezerscollectief: samen verhalen en gedichten lezen, daarmee mensen verbinden en hen sterker en weerbaarder maken. Dat is de filosofie van Het Lezerscollectief, een netwerk van leesbegeleiders in Vlaanderen, dat leesbijeenkomsten organiseert voor mensen die moeilijk toegang hebben tot literatuur, onder meer gevangenen, mensen met psychische problemen en mensen in armoede.

Psychiater Jan Raes was in de Taalstaat om hierover te praten en als voorbeeld van een gelaagd stuk tekst (want dat leest men, gelaagde teksten zodat elke deelnemer er persoonlijke problemen of trauma’s aan kan verbinden) las Raes het gedicht ‘Oude handen’ van Edward van de Vendel voor. Nu zei zijn naam me niet meteen iets dus ik ben eens gaan zoeken en wat blijkt? Edward van de Vendel (1964) is een zeer gevierd schrijver en vertaler van kinder- en jeugdboeken. Hij ontving voor zijn werk talloze prijzen en onderscheidingen en zijn werk is vertaald in het Duits, Spaans, Frans, Italiaans, Noors, Deens, Chinees, Portugees en Georgisch. Maar hij schrijft ook poëzie voor volwassenen.

Het gedicht dat in de radiouitzending werd voorgelezen komt uit de bundel ‘Aanhalingstekens’ uit 2000. Het gedicht ‘Oude handen’ gaat over gestorven ouders die alleen in de herinnering aanwezig zijn.

.

Oude handen

.

Als ik oud ben wil ik oude handen

die, als op de reliëfkaart

van een basisschool

hun gebergte, hun rivieren tonen. – Verre landen

waar ik in kan wonen.

Ervaren aderen,

vingers met verhalen.

Handen

die ergens waren;

op schouders, om een hart,

in andere handen.

Aan relings, zwaaiend,

aaiend langs de wanden

van een huis ver van hun huis.

Handen wil ik

vol geschiedenis

en aardrijkskunde:

Reizigers, na vele avonturen

veilig thuis.

.

%d bloggers liken dit: