Site-archief

Het groot karkas is lek

De muze op reis

.

De CPNB (Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek) heeft een lange traditie van het uitgeven van boeken en bundels naar aanleiding van campagnes rondom dat zelfde Nederlandse boek. Denk aan de Boekenweek, Nederland Leest! en de Poëzieweek). In de jaren Tussen 1949 en 1964 verschenen ter gelegenheid van de Boekenweek uit de schoot van de commissie voor de propaganda van het Nederlandse boek (dat was de naam van de CPNB destijds) en uitgegeven door de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, de serie ‘De muze’.

Ik heb een groot deel van deze serie en mijn laatste aanwinst is het tweede deel uit 1950 ‘De muze op reis’ zijnde een bloemlezing van verzen handelend over de reislust, de reisangst, de uitreis, de thuisreis en de reiziger zelf. Bijeengebracht en ingeleid door Han G. Hoekstra en Victor E. van Vriesland. Toegevoegd op de titelpagina is nog de zin ‘Boekenweek-uitgave voor jonge mensen’ wat ik dan wel weer aandoenlijk vind.

Een van de gedichten in deze bundel is geschreven door Jan van Nijlen (1884-1965). Volgens het bijschrift bij zijn naam was hij in 1950 de grootste levende Vlaamse dichter. Jan van Nijlen debuteerde in 1906 met de bundel ‘Verzen’. Hij ontving een drietal Staatsprijzen in België voor zijn werk en in 1963 ontving hij de Constantijn Huygensprijs. In 1914, na de val van Antwerpen, kwam hij in Den Haag wonen en was er bevriend met Van Eyck, Bloem, Greshoff en Buning. In 1918 keerde hij terug naar België en werd daar benoemd tot directeur van het Ministerie van Justitie.

Het gedicht dat is opgenomen in de bundel ‘Bericht aan den reiziger’ is aangebracht in het Centraal Station van Antwerpen. Lees daarvoor mijn bericht van 18 augustus 2013 https://woutervanheiningen.wordpress.com/2013/08/18/bericht-aan-de-reizigers/ . Om niet in herhaling te vallen heb ik hier voor een ander gedicht gekozen van Jan van Nijlen met de titel ‘Het oude zeilschip’ om toch in de reissfeer te blijven.

.

Het oude zeilschip

.

Het oude schip, met *opgegeide zeilen,
ligt in het dok: het groot karkas is lek.
Blank tegen hemels grauwe en lage *wijle,
vliegen de meeuwen om ’t verlaten dek.

.

Eens luidde blij ’t signaal van zijn vertrek,
en ’t heeft gedanst, de duizend, duizend mijlen,
op de oceaan een kleine, witte vlek.
Thans is het oud: verroest zijn ankers, bijlen…

.

Graniet en marmer heeft het meegebracht,
*steevnend door ’t woeste, noordelijk kanaal,
of gleed droomstil door eevnaars lichten nacht,

.

*belaân met vruchten, specerij en kruiden.
Nu ligt het stil, onzegbaar droef en kaal,
maar nog met kleur en geuren van het zuiden.

.

Het vak van de naaister

Sonja Prins

.

Op zoek naar voorbeelden van sociaal geëngageerde poëzie kwam ik terecht bij Sonja Prins (1912 – 2009).  Sonja Prins was de dochter van de linkse non-conformist, schrijver en vertaler Apie Prins en van de vrouwenactiviste en onderwijsvernieuwster Ina Elisa Willekes Macdonald. Nog maar achttien jaar oud richtte Sonja Prins het internationale tijdschrift voor avant-gardeliteratuur Front op. Er verschenen vier nummers (1930-1931), bij de Haagse uitgeverij Servire. Prins publiceerde in 1933 haar eerste dichtbundel Proeve in strategie onder de schuilnaam Wanda Koopman. Deze modernistische bundel met sociaal geëngageerde poëzie werd lovend besproken door onder meer Hendrik Marsman en Victor van Vriesland.

.

In 1930 werd ze lid van de communistische partij en in de tweede wereldoorlog maakte ze de illegale krant Vonk. Ze werd opgepakt en naar concentratiekamp Ravensbrück gedeporteerd. Na de oorlog schreef ze in de dichtbundel Brood en rozen over haar ervaringen in het kamp. In de jaren vijftig schreef ze poëzie die verwantschap toonde met die van de vijftigers en in 1956 trad ze uit de CPN, ontgoocheld door de inval van de Sovjet Unie in Hongarije.

In de jaren 70 trok ze zich terug in de bossen bij Baarle-Nassau als kluizenaar om daar in alle rust te kunnen werken.

Uit ‘Het geschonden aangezicht'(1955) het volgende gedicht:

.

Het vak van de naaister

.

ja ik geef het afgeronde beeld

met al zijn hoeken en plooien

van deze wereld

.
ik hang haar op de stellage

en drapeer de stoffen

met de hand van een naaister

.
en terwijl ik zo bezig ben

klinkt uit de buste

een stem die mij waarschuwt

.
luister je kan nu wel plooien

maar ik was er eerder

de aarde de melkweg

.
als je mij wilt vergooien

blijft er niets over

en niets te draperen

.
met mijn oor op de buste

schrijf ik haastig

naaister van woorden

.

De kluizenaarswoning van Sonja Prins is te bezichtigen: http://www.papierentijger.org/index.php?page_id=31&style_id=0

Bron: Wikipedia en Gedichten.nl