Site-archief
Tussen eb en eb
Sonja Prins
.
In de categorie dichters over dichters vandaag een gedicht van dichter Sonja Prins (1912-2009) voor collega dichter Jan Elburg (1919-1992). Het gedicht staat in de bundel ‘Nieuwe proeve in strategie’ uit 1957. In 1933 debuteerde Prins onder het pseudoniem Wanda Koopman met de bundel ‘Proeve in strategie’. Deze bundel was het vijfde deel dat werd uitgegeven als Literaire Pocket van uitgeverij De Bezige Bij.
.
Tussen eb en eb
Voor Jan Elburg
.
overal ontwerp ik de bijenslag
tintelend in de golven alleen
hij is er niet bij
en de hoofden dicht bij de grond
.
ik doe het ook zilveren bogen
spuitend uit een grijze druipende slang
.
zo vinden wij onze eigen regen
op nek en schouders
onze eigen spetterdieren heenlopend
glad en gewiekst
.
je komt hokken tegen
goedig van ammoniak en mest
ik ben er een
.
en plotseling in de spiegeling van water
de gebroken andere deur
met alle verwijdering
.
weet je wat we moeten doen
een lange wedstrijd zo niet zelfstandig
tussen eb en eb
langzaam voedsel vergaren
Het vak van de naaister
Sonja Prins
.
Op zoek naar voorbeelden van sociaal geëngageerde poëzie kwam ik terecht bij Sonja Prins (1912 – 2009). Sonja Prins was de dochter van de linkse non-conformist, schrijver en vertaler Apie Prins en van de vrouwenactiviste en onderwijsvernieuwster Ina Elisa Willekes Macdonald. Nog maar achttien jaar oud richtte Sonja Prins het internationale tijdschrift voor avant-gardeliteratuur Front op. Er verschenen vier nummers (1930-1931), bij de Haagse uitgeverij Servire. Prins publiceerde in 1933 haar eerste dichtbundel Proeve in strategie onder de schuilnaam Wanda Koopman. Deze modernistische bundel met sociaal geëngageerde poëzie werd lovend besproken door onder meer Hendrik Marsman en Victor van Vriesland.
.
In 1930 werd ze lid van de communistische partij en in de tweede wereldoorlog maakte ze de illegale krant Vonk. Ze werd opgepakt en naar concentratiekamp Ravensbrück gedeporteerd. Na de oorlog schreef ze in de dichtbundel Brood en rozen over haar ervaringen in het kamp. In de jaren vijftig schreef ze poëzie die verwantschap toonde met die van de vijftigers en in 1956 trad ze uit de CPN, ontgoocheld door de inval van de Sovjet Unie in Hongarije.
In de jaren 70 trok ze zich terug in de bossen bij Baarle-Nassau als kluizenaar om daar in alle rust te kunnen werken.
Uit ‘Het geschonden aangezicht'(1955) het volgende gedicht:
.
Het vak van de naaister
.
ja ik geef het afgeronde beeld
met al zijn hoeken en plooien
van deze wereld
.
ik hang haar op de stellage
en drapeer de stoffen
met de hand van een naaister
.
en terwijl ik zo bezig ben
klinkt uit de buste
een stem die mij waarschuwt
.
luister je kan nu wel plooien
maar ik was er eerder
de aarde de melkweg
.
als je mij wilt vergooien
blijft er niets over
en niets te draperen
.
met mijn oor op de buste
schrijf ik haastig
naaister van woorden
.
De kluizenaarswoning van Sonja Prins is te bezichtigen: http://www.papierentijger.org/index.php?page_id=31&style_id=0
Bron: Wikipedia en Gedichten.nl