Site-archief

Grotesk en sinister

Gabriele d’Annunzio

.

In de loop der tijd zijn er vele dichters geweest die niet helemaal geestelijk gezond, maniakaal of gewoon gek waren. Een belangrijke dichter in deze dubieuze groep was Gabriele d’Annunzio  (1863 – 1938), een Italiaans schrijver, dichter en politicus. Zijn literaire stijl ontwikkelde zich en veranderde geregeld, centraal blijft min of meer de ontwikkeling tot een soort hedonisme zoals dat begin 20e eeuw opleefde. Zijn vroegere werk is lyrisch, ietwat ontremd over het uiten van emoties, waarin naturalisme te herkennen is. Zoals vaker in hedonistische poëzie, komt in zijn latere werk, onder invloed van Friedrich Nietzsche, Arthur Schopenhauer en Richard Wagner, het übermensch-motief centraal te staan. Desalniettemin werd hij als schrijver en dichter bewonderd door Proust en Joyce.  Zijn uit 48 stuks tellende werk verkent het sensuele, brutale, erotische en het bizarre. Onnodig te zeggen dat zijn werken door het Vaticaan werden verboden.

Hoewel hij vernoemd was naar een engel beweerde hij bijvoorbeeld dat hij het vlees van kinderen had gegeten. Hoewel hij slim was (op zijn zestiende kon hij in 6 talen schrijven en spreken) ontwikkelde hij een minachtend oog voor de mensheid. Onder invloed van Nietzsche zag hij zichzelf als een superman ( übermensch) boven de gewone kudde. D’Annunzio ging in 1897 de politiek in, vluchtte in 1910 naar Frankrijk omdat hij grote schulden had en werd tijdens de Eerste Wereldoorlog jachtpiloot. In deze periode ontwikkelde hij zijn nationalistische en proto-fascistische opvattingen. Hij geloofde dat het noodzakelijk was voor Italië om internationaal respect te winnen door de levens jongeren in de strijd op te offeren. Zijn overdreven retoriek, raciale opvattingen en het in zetten van zwarthemden om tegenstanders aan te vallen, waren van grote invloed op Mussolini, die hem later cadeaus, waaronder een vliegtuig en onderdeel van een slagschip, stuurde voor zijn tuin.

Zijn gekste onderneming kwam in 1919, toen hij en zijn aanhangers hun eigen stadstaat op Fiume of Rijeka  (een stad in Kroatië) vestigden nadat de vredesconferentie van Parijs het aan Kroatië had gegeven. D’Annunzio leidde de stad met een bizarre mengeling van fascisme en estheticisme. Hij zette raciaal exclusief beleid en een leiderschapscultus in, terwijl tegelijkertijd muziek werd opgenomen als een fundamenteel onderdeel van de grondwet en de bloemen om zijn bed dagelijks driemaal ververst moesten worden. Hij verwachtte drie keer per dag seks met zijn huishoudster. Er gingen geruchten dat hij ribben had laten verwijderen, zodat hij zichzelf oraal kon bevredigen. Zijn laatste minnaar bleek een Nazi-agent te zijn, die hem mogelijk met gif vermoordde.

Ondanks al deze bizarre ontwikkelingen en uitspraken als: “elke kogel uit onze geweren moet een Sloveen of een Kroaat doden” (1919) nam hij eind 1920 D’Annunzio bezit van een in beslag genomen villa aan het Gardameer, waar hij leefde tot aan zijn dood in 1938. In 1921 werd hij lid van de Académie royale de langue et de littérature françaises de Belgique. In 1924 werd hij geadeld en verkreeg de titel Prins van Montenevoso.

Ondanks al de bizarre wendingen en uitlatingen in zijn leven was D’Annunzio dus ook dichter. Hier een voorbeeld (vertaling Frans van Dooren).

.

(In het maanlicht)

.

O mes van de slinkende maan

dat schittert op ’t eenzame water

o zilveren sikkel, welk oogstveld van dromen

staat wuivend onder jouw tedere licht!

Kortstondige vleugjes van blaren

en zuchtjes van bloemen vervloeien

van ’t bos naar de zee: geen zangen, geen kreten

geen klanken verstoren de oneindige rust.

Bevangen door liefde en behagen

valt ieder die ademt in slaap …

O slinkende sikkel, welke oogstveld van dromen

staat wuivend onder jouw tedere licht!

.

(O falce di luna calante)

.

O falce di luna calante

Che ballisu l’acque deserte.

o falce d’argente, qual messe di sogni

ondeggia al tuo mite chiarore qua giu!

Ancha brevi di foglie

e ospiti di fiori dal bosco

esalano al mare: non canto, non grido

non suono pe ‘l vasto silenzio va

Apresso d’amor, di piacere

i popolde’vivi s’addorme …

O falce calante, qual messe di sogni

endeggia al tuo mite chiarore qua giu!

.