Site-archief
Remco Campert
Het raadsel
.
In een Awater van vorig jaar (de speciale editie rond de poëzieweek uitgegeven samen met de Poëziekrant) las ik een uitgebreid verslag of analyse van het gedicht ‘Het raadsel van de Overtoom’ van de pas geleden overleden dichter Remco Campert door dichter Rob Schouten (1954). Het gedicht komt uit de bundel ‘Straatfotografie’ uit 1994.
Omdat het zo’n eenvoudig gedicht lijkt maar juist wanneer je het leest en herleest complexer is dan het lijkt. En omdat er een tijd was dat ik daar bijna dagelijks kwam. Had ik dit gedicht toen gekend, dan had ik vast en zeker met andere ogen naar de Overtoom gekeken.
.
Het raadsel van de Overtoom
.
Een meisje van twaalf vraagt of ik weet
waar op de Overtoom de muziekschool is
ik weet het niet heb je het nummer niet
de Overtoom is zo lang maar verderop
dat rode gebouw zie je wel is een school
misschien is het daar maar daar is het niet
blijkt als ze me achterna komt gelopen
daar is het niet zegt ze ik ga maar terug
naar mijn moeder en vraag haar het nummer
zegt ze en aarzelt (haar mond) en blijft staan
alsof het om iets anders gaat en kijkt me aan
(haar ogen) of ik de oplossing weet
maar ik ben al op weg naar iets anders
dat ik ook niet oplossen kan
.
terwijl zij natuurlijk de oplossing was
.
Experimentele poëzie
Rozalie Hirs
.
Op het gebied van experimentele poëzie ken ik een aantal bijzondere vormen. Zo is er de visuele en klankpoëzie van Paul van Ostaijen, de klankpoëzie van ACG Vianen, de poëzie van F. van Dixhoorn (‘Verre uittrap’ een hele bundel met welgeteld 93 woorden) en de soms omgrijpbare maar o zo prachtige poëzie van E.E. Cummings met zijn complexe en bijzondere interpunctie. Dit zijn maar een paar voorbeelden, er zijn er uiteraard veel meer (denk aan de Dada dichters).
Een naam die ik zo aan dit rijtje kan toevoegen is die van de Nederlandse componist en dichter Rozalie Hirs (1965). Iedere nieuwe bundel van haar kenmerkt zich door de keuze van een nieuwe benadering van taal, perspectief, narratief. Haar stijl is beeldrijk, associatief, en is zowel klank- als betekenisgericht te noemen.
Dat geldt ook zeker voor de bundel ‘verdere bijzonderheden’ uit 2017. Lezend in deze bundel moet ik steeds aan de poëzie van Cummings denken (wat als een compliment kan worden opgevat). Het volledig loslaten van alle regels omtrent taal, interpunctie, lopende zinnen of de regelmaat van geschreven teksten is hier verheven tot een experimentele vorm van poëzie.
Oordeel zelf, het gedicht zonder titel met alleen de aanhef [6] komt uit het hoofdstuk ‘bewegingslijnen’.
.
[6]
.
sporen van liefde. in de wasbak je zeep, scheerschuim. in de lade je
sokken.
op de vloer de vieze. schrijven ‘jij’ in de kamer. niet echt jij <hier>. hij
evenmin.
buiten zichzelf. ben jij. schim van beweging. alweer. rilt. een buitenissig
rillen
.
voorbij de tijd. toont een jonge kelner zijn sixpack aan meisjes –
zonovergoten
god die almachtige golven berijdt. hoog, heel high. giechelen meisjes dan
tilt
een denkbeeldige surf ze op, allemaal tegelijk. tolt licht rond, in het rond.
.
Ik proef iets wat bedorven is
Hekeldichten
.
Bij uitgeverij Passage worden mooie en interessante dichtbundels uitgegeven. In 2016 werd bijvoorbeeld, als onderdeel van De doos van Passage, de bundel ‘Ik proef iets wat bedorven is’ gepubliceerd. In deze fijne bundel nemen Daniël Dee, Alexis de Roode en Benne van der Velde ons mee in de wereld die Hekelgedichten heet. In de inleiding wordt door de heren meteen al korte metten gemaakt met de gedachte dat hekeldichten om te lachen zijn, of dat ze in de categorie Light verse zouden vallen. In de inleiding wordt uiteengezet dat hekeldichten (ook) groot, ernstig en complex kunnen zijn. De namen van de hekeldichters doen ook al zoiets vermoeden; Gerrit Achterberg, P.A. de Génestet, Jan Hanlo, Ilja leonard Pfeijffer maar ook Driek van Wissen, Hans van Willigenburg en Delphine Lecompte.
De inleiders besluiten de inleiding met de zinnen: “Geen gevaarlijker stroming in de poëzie dan het hekeldicht. Met name voor de dichter wel te verstaan. Talloos zijn de dichters die omwille van een hekeldicht in de gevangenis of of het concentratiekamp kwamen. Tegenwoordig is die kans in Nederland niet zo groot. Maar wie een hekeldicht schrijft, zeker wanneer de inzet serieus is, geeft zich werkelijk bloot.” En zo is het maar net.
De bundel is in een aantal hoofdstukken opgedeeld met titels die beginnen met ‘Tegen’ gevolgd door landen, klein leed, de liefde, een bepaald slag mensen, de wetenschap, de poëzie, God, etc etc. Voor wie in een recalcitrante bui is of gewoon even tegen iets in het bijzonder of het leven in het algemeen is dit een heerlijke bundel om te lezen. Uit het hoofdstuk ‘Tegen de poëzie en de literaire wereld’ het gedicht ‘Hard werken’ van Joost Reichenbach
.
Hard werken
.
“dichten is hard werken”
.
zei de dichter tot zijn vrouw
“wacht dus maar niet
op mij vannacht”
.
en besteeg de trap
met een fles wijn
op weg naar de zolder
alwaar hij na drie lange teugen
deze regels optikte
zich daarna urenlang
heeft afgerukt bij
pornoplaatsjes van het internet.
.
“’t is weer mislukt”,
zei hij ’s ochtends,
.
“vanavond verder ploeteren.”
.
Prijs der Nederlandse Letteren
Judith Herzberg
.
Afgelopen donderdag heeft de koning op het paleis op de Dam in Amsterdam de Prijs der Nederlandse Letteren uitgereikt aan de dichter Judith Herzberg (1934). In het rapport dat de jury heeft opgesteld staat onder andere te lezen:
‘De poëzie van Herzberg is hartverscheurend eenvoudig en juist daardoor complex. Haar precieze observaties uit het dagelijks leven leggen iets essentieels van het menselijk verkeer bloot. Haar toon is altijd natuurlijk, zo natuurlijk dat die alleen maar het gevolg kan zijn van een enorme beheersing van taal en vorm, van techniek.’ en ook: ‘Haar taal nadert de muziek.’
Ze krijgt de prijs niet alleen voor haar poëzie maar ook voor haar toneelstukken en proza. De Prijs der Nederlandse Letteren is de laatste prijs in een lange rij van prijzen die Herzberg al voor haar poëzie mocht ontvangen zoals de Jan Campert-prijs (voor Botshol uit 1980), de Constantijn Huygens-prijs (oeuvre prijs) en de P.C. Hooft-prijs (oeuvre prijs).
Nu dus deze prestigieuze prijs met een prijzengeld van maar liefst € 40.000,- en de bijbehorende eeuwige roem, maar die had ze natuurlijk al verdiend met haar prachtige poëzie.
Uit de prijswinnende bundel ‘Botshol’ uit 1980 het titelgedicht. Botshol is een plassen- en moerasgebied in de provincie Utrecht.
.
Botshol
.
Altijd bang in nachtdiep water
dat is bang aan land.
,
Dit is geen hol, eerder een leegte
geen stootrand voor begrip, begeerte,
.
noch een grot met ruwe wanden
waarin op de tast.
.
Zonder randen ligt het zonder
berm, horizon, houvast.
.
Geen bodem waarop schaduw meevaart.
Helder het zwartst.
.
Onttrekt zich in verte aan verte
onttrekt zich in vlakte.
.
Water onder water
luistert niet. Likt niets los.
.
Bestemming onbekend
Sabine Kars
.
Met enige regelmaat bezoek ik de website van dichter Sabine Kars. Sabine schrijft poëzie die betoverend en tegelijkertijd complex en verwarrend kan zijn. Ik betrap mezelf erop dat ik haar gedichten nooit eenmaal lees maar meestal wel drie of vier keer. Zo ook het gedicht ‘Bestemming onbekend’. Lees veel meer van haar poëzie op http://sabinekars.nl/
.
bestemming onbekend
.
dit is voor
het vallen uit het zicht
in een kapotgeschoten lied
de vertraging van het licht er is
geen wachtlijst voor nauwe woorden
.
wie de ogen sluit
voelt de kans
om te verdwijnen
.
en vragen tot aan de lippen
worden in zeeën weer thuisgebracht
.
losgeraakt mens
waarheen te gaan
karavaan van zoeklichten
.
genummerd en rusteloos
veroordeelden in de kerende wind
.