Site-archief

Zomergedichten

Dubbel-gedicht

.

Nu de zon weer schijnt in deze rare en ingewikkelde tijden vond ik het tijd om ook in mijn berichten wat vaker de zon te laten schijnen. Als hart onder de riem of gewoon als voorbode van betere tijden. Daarom vandaag een Dubbel-gedicht over de zon.

Het eerste gedicht ‘Zomer’ is van de dichter Jos De Haes (1920 – 1974) en komt uit de bundel ‘Verzamelde gedichten’ uit 1986. De Haes was een Vlaams dichter, essayist en radiomaker. Hij debuteerde in de collectieve bundel ‘Aanhef’ in 1941 met ‘De diepe wortel’, publiceerde gedichten in ‘Podium (1943 – 1944) waar hij hoofdredacteur van was, in de ‘Poëziespiegel’ en in ‘Dietsche Warande & Belfort’ waarvoor hij in 1950 recensent werd en in 1960 redactielid. Na zijn dood verscheen zijn verzameld werk in 3 delen in 1974, 1986 en 2004.

Het tweede gedicht ‘Zonlicht’ is van dichter Rogi Wieg (1962 – 2015) en komt uit de bloemlezing ‘Even zuiver als de ongeschreven brief’ uit 2015. Rogi Wieg was schrijver, dichter, beeldend kunstenaar en muzikant. Hij debuteerde in 1981 met de bundel ‘Cis-trans’. Hij was redacteur van de literaire bladen ‘Tirade’ en ‘Maatstaf’ en hij was tussen 1986 en 1999 als poëziecriticus verbonden aan ‘Het Parool’. Wieg kreeg onder andere het Charlotte Köhler Stipendium voor ‘De zee heeft geen manieren’ en de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs voor ‘Toverdraad van dagverblijf’. stipendium voor ‘De zee heeft geen manieren’ en de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs voor ‘Toverdraad van dagverdrijf’. 

.

Zomer

.

Stond op de plek een wagen

scheef in de grond ter ziele.

De zon stond hout te zagen.

Ik sliep tussen de wielen.

Ik sloeg de liefde gade

van kevers en van maden.

Tedere bakelieten

plezierden en verdrietten

elkaar met dunne vijlen,

met haken en met bijlen,

met tatertjes en sprieten

alaam van sodomieten.

.

Ik lag in hoge klaver,

de rode toppen blekten.

Ik lag in hoge klaver

met wijfjes van insecten.

.

Zonlicht

.

Veel grote mannen hadden wel

een gezin, een warm bord op

tafel, een balkon boven de zee.

Ben ik een groot man, sla dan

.

tenminste een spijker in mijn

werk die niet krom en roestig

verleden of toekomst uitbeeldt,

maar als spijker het oog

juist op de hoogte houdt

.

van wat het moet zien:

ik mis je zo, eeuwigheid,

dat ik haastig naar huis ga

uit het zonlicht om nog

.

tijd te hebben thuis te komen

uit het zonlicht.

Grootheid is het meervoud omarmen

van grammaticaal zeer ongelijke tijden.

.

 

Bezwering

Kira Wuck

.

De poëziebundel ‘De zee heeft honger’ is de derde uitgave en tweede gedichtenbundel van Kira Wuck. Haar debuut ‘Finse meisjes’ uit 2012 werd zeer goed ontvangen. In dat jaar werd ze Nederlands kampioenschap poetryslam, en in 2013 kreeg ze de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs en werd ze genomineerd voor de C. Buddingh’prijs. In de bundel ‘ De zee heeft honger’ uit 2017 komt de melancholische en verwonderde kijk op de wereld van Wuck terug. Dit in combinatie met de soms absurde situaties maken de bundel bijzonder.

In de gedichten is het alsof je in een situatie binnenvalt, je krijgt een stuk informatie en daar moet je het mee doen. Er worden weinig of geen emoties beschreven waardoor de bundel wat afstandelijk aandoet. Hoewel dit een objectieve kijk op de dingen kan suggereren is het tegendeel waar, door de keuze van de informatie die in een gedicht wordt meegegeven ontkom je er niet aan om in de denkwijze van de dichter mee te gaan en die is vaak negatief of heeft een heel veroordelende strekking. Toch blijven de gedichten van Wuck aantrekkelijk, misschien juist wel door deze aanpak. Zoals bijvoorbeeld in het gedicht ‘Bezwering’.

.

Bezwering

.

Als de stewardess zegt dat we eerst onszelf
voordat we anderen
lacht een man, zijn ruwe huid barst open
in een oogwenk trekt hij een mes uit zijn laars
drukt het tegen de wang van zijn buurman
in zijn koffer:
ongelezen brieven, een pil tegen eenzaamheid
en een gebed tegen angst
het gaat zelden mis, zegt de stewardess
dus vergeet wat ik net gezegd heb.
voedende moeders dragen geen bomgordel
de bomen zwaaien van welke kant je ook komt

.

Adieu

J.W. Schulte Nordholt

.

Jan Willem Schulte Nordholt (1920 – 1995) was een Nederlandse dichter, historicus en hoogleraar in de geschiedenis en cultuur van Noord-Amerika. Hij is vooral bekend om zijn publicaties over de Verenigde Staten. In 1942 werd hij gearresteerd, waarna hij zowel in Nederland als in Duitsland gevangen zat. In 1943 verscheen clandestien zijn eerste dichtbundel onder het pseudoniem W.S. Noordhout. In 1950 werd zijn eerste dichtbundel ‘Levend landschap’ onder eigen naam uitgegeven. Voor deze bundel ontving hij in 1952 de Lucy B. en C. W. van der Hoogtprijs. In 1961 ontving hij voor zijn bundel ‘Een lichaam van aarde en licht’ de ‘Poeziëprijs van de gemeente Amsterdam. Zijn werk werd ook in veel bloemlezingen opgenomen. Tegenwoordig raakt zijn naam in de vergetelheid en daarom in het kader van de (bijna) vergeten dichters hier het gedicht  ‘Adieu’ uit ‘Verzamelde gedichten’ uit 1989.

.

Adieu

.

In de kamer zit ik aan de tafel,

luister naar het suizen in mijn oren.

Vogels houden eindelijk hun snavel,

het wordt stil, ik kan de sterren horen,

en wat in de aarde wordt geboren.

.

Nu vannacht, het hele huis ligt open,

ik zit in de blote eeuwigheid,

en ik laat mij door de regen dopen

voor een zachte dood, ik ben bereid.

.

Regen regent en de bomen lopen

bij mij binnen, op mijn hand die schrijft

groeit het gras. Adieu. Mijn hart verstijft.

.

Rogi Wieg

  1. Liefdesgedicht

.

Zondag dus een gedicht van de dichter van de maand augustus Rogi Wieg.

Robert Gabor Charles Wieg, een kind van Hongaarse immigranten, debuteerde in 1981 met de bundel Cis-trans. In 1987 kreeg hij de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs voor ‘Toverdraad van dagverdrijf’. Zijn afscheidsgedichten verschenen in het literaire tijdschrift ‘Extaze’.  Uit deze bundel  uit 1986 heb ik vandaag gekozen voor het gedicht ‘Liefdesgedicht’.

.

Liefdesgedicht

.

Dit is een jaar van ongemakken, lange

maanden waarin vreemde wendingen. Men

ziet het niet dat ik van heel dichtbij wat bange

uitdrukkingen heb. Het is ook dat ik niets verken,

.

niets werkelijk, geen stadsgedeelten voor een woord

dat teder is. Alsof mijn moedertaal

zich afsluit voor mijn dagverdrijf. De soort

van lichtval deze kleine dag bepaal

.

ik niet. Maar verder is er brood

zoals altijd en woordenboeken,

alfabet van wonderen. Of van een groot

.

verbruik van lettertekens, ik schrijf

toch dat ik van je houd,

al is het dat ik met mijn taal je hand verdrijf.

.

Wieg-Toverdraad

Wieg

Behalve de haan

Benno Barnard

.

De dichter, essayist, toneelschrijver, reisschrijver en vertaler Benno Barnard (1954) werd geboren in Amsterdam maar woonde van 1976 tot 2015 in België en verhuisde daarna naar East Sussex.

In 1981 debuteerde hij met ‘Een engel van Rossetti’, een bundel met romantische cerebrale poëzie. In zijn latere bundels werd hij vooral beïnvloed door de Engelse Interbellum dichters. Hij vertaalde poëzie uit verschillende talen naar het Nederlands en werd verschillende keren onderscheiden voor zijn werk. Zo ontving hij in 1985 de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs, in 1987 de Geertjan Lubberhuizenprijs, in 1994 de Busken Huetprijs en in 1996 de Frans Kellendonk-prijs.

Barnard schuwt het publieke debat niet. Heeft duidelijke meningen en beland regelmatig in verhitte discussies met tegenstanders in de media.

Uit zijn debuutbundel ‘Een engel van Rossetti’ het gedicht ‘Behalve de haan (omne animal).

.

Behalve de haan (omne animal)

.

Een droevig dier, maar een volleerde leugenaar:

de haan, markies, het hoerenjong op stand.

Een pront getande kam, de sporen op terreur.

De roedel kippen, hoerig blond van angst:

plebejisch vee, van Kopf bis Fuss excuus.

.

haan-Medium

benno-barnard-henry-purcell

Foto: Renata Barnard

 

Vreemden

Ester Naomi Perquin

.

In 2007 debuteerde Ester Naomi Perquin bij Uitgeverij van Oorschot met de dichtbundel ‘Servetten halfstok’. In 2009 volgde ‘Namens de ander’ en begin 2012 verscheen haar laatste bundel ‘Celinspecties’. Deze bundel werd bekroond met de VSB Poëzieprijs 2013. Voor haar werk ontving ze verder de Liegend Konijn Debuutprijs, de Anna Blamanprijs, de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs en de J.C. Bloemprijs.

Om haar studie aan de Schrijversvakschool te kunnen financieren is ze enige tijd cipier geweest. In ‘Celinspecties’ geeft Perquin een stem aan gevangenen, aan misdadigers – maar ook aan slachtoffers, getuigen en rechters.

Van 2007 tot 2009 was ze de 3e stadsdichter van Rotterdam, ze volgde hiermee Jana Beranová op. Uit de bundel ‘Namens de ander’ het gedicht ‘Vreemden’.

.

Vreemden

.

Zoals je jezelf op een foto waarop je ruggelings staat afgebeeld

herkent maar omdat het onnatuurlijk blijft

liever niet meer bent – zo is de ander

.

precies zoals je zelf al denkt: het is niet goed teveel te weten,

geheimen tekenen verstand, geven iets om handen

.

leg tussen jezelf / de ander een diepe zee en verf je haren,

hou je onhoorbaar voor elke poging tot elkaar, verzet je

tegen nadering met rotsvast uitgesproken namen.

.

geef volle ruchtbaarheid en ga een oorlog aan, wees

te allen tijde onveranderbaar. Val met niemand samen.

.

ester

Namens-de-ander_180

Ondertussen

Lieke Marsman

.

Lieke Marsman (1990) becommentarieerde en vertaalde middels een blog het werk van generatiegenoten op Tirade.nu. In 2010 verscheen haar debuut ‘Wat ik mezelf graag voorhoud’ dat een jaar later  de Liegend Konijn Debuutprijs, de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs en de C. Buddingh’ prijs won. Van het boek werden dan ook meer dan 3.000 exemplaren verkocht. Vanaf januari 2013 maakt Marsman deel uit van de redactie van het literaire tijdschrift Tirade. Haar tweede bundel ‘De eerste letter’ verscheen in januari 2014 en gaat vooral over alle mogelijke angsten die de mens kunnen bedreigen. In een gevecht tussen besluiteloosheid en karaktervastheid schrijft ze over liefde, verlies, bang zijn, en vooral over verder willen.

Lieke Marsman heeft een eigen website http://www.liekemarsman.nl/ waar vooral de pagina met door haar vertaalde gedichten zeer de moeite waard is. Uit haar debuutbundel uit 2010 het gedicht ‘Ondertussen’.

.

Ondertussen

.

Ik ga zitten bij een groot raam, ik ga kijken

hoe de rode straatstenen donker worden. eerst

door regen en nog eerder door de wolk

die daaraan vooraf over kwam drijven.

.

Dan zit ik er al een tijdje. Dan

begin ik de muren te ruiken. Aan de uiteindes

van mijn hoofd staat een hotel: mensen lopen in

en uit. Met hun voeten bewegen ze de haren

van het tapijt de donkere kant op, daar

durf ik niet goed iets van te zeggen.

.

Maar iedere dag was ik voor hen mijn beddengoed.

.

En ik kan kijken naar de lucht

alsof iemand erboven met een lepeltje

zijn ei kapot staat te tikken. In wit licht

struift de regen naar beneden. Hier

is het voor altijd droog.

.

Dan kan ik denken:

er komen nog zoveel dagen waarop we

warme broodjes kunnen maken, vandaag

ga ik in de barstjes van het raam groot

en donker als straten worden.

.

Lieke.Marsman

 

Wat_ik_mijzelf_g_4c3ae802eb78b

Toeristiese aangelegenheid

Gust Gils

.

De Vlaamse dichter Gust Gils (1924 – 2002) uit Antwerpen was een van de oprichters van het bekende avant-gardistische tijdschrift ‘Gard Sivik’. Ook was hij redacteur van het Nederlands literaire tijdschrift ‘Podium’ dat heeft bestaan van 1944 tot 1969.

Het poëtisch oeuvre van Gils wordt gekenmerkt door een sterke muzikale invloed (zie de titels van enkele dichtbundels die het woord “partituur” bevatten). De dichter beweerde zelf dat zijn poëzie een “auditief” karakter had. Gils hoorde zijn gedichten en vond dat die ook vooral hardop gelezen moeten worden. Belangrijk daarbij is niet zozeer de welluidendheid van het vers, als wel het ritme. Later zou Gils de schemerzone tussen poëzie en muziek verder verkennen in zogenaamde “verbosonische” experimenten.

Gust Gils kreeg voor zijn werk onder andere de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs en de Oeuvreprijs van de Vlaamse Gemeenschap.

Van zijn hand een mooi licht absurdistisch gedicht.

.

 

.

Toeristiese aangelegenheid

onmogelijke belichting.
kriskras.

vierkante middeleeuwse overblijfsels
(volgens beschrijving) van een stad,

onder de voet. dalen. meters diep in keihard
verdikt verleden.

achttien zijn wij
– het lampje meegeteld nabij het hangmat

waarlangs de gids met sleutels en ketens
als laatste nu naar beneden klautert.

Uit: ‘Een plaats onder de maan’ uit 1965.

.

gust gils

 

Met dank aan Wikipedia en gedichten.nl

Altijd

Bert Voeten

.

Van de dichter Bert Voeten (1918 – 1992) het gedicht ‘Altijd’ uit de bundel ‘Gedichten 1938 – 1992 uitgegeven door de Bezige Bij. Bert Voeten was dichter en vertaler en was getrouwd met Marga Minco. Voeten werkte ook onder de pseudoniemen B. van Beenen, Hans van den Bosch en Leo H. van der Mark. Hij publiceerde zijn poëzie vooral tussen 1944 en 1966. Daarna werd het stil tot in 1988 de bundel ‘Het een wel, het ander niet’ verscheen. Daarna duurde het tot 2001 tot een overzicht van zijn werk verscheen bij de Bezige Bij. Hij ontvang voor zijn werk de Lucy B. en C. W. van der Hoogtprijs,  de Jan Campertprijs en de Martinus Nijhoffprijs.

.

Altijd

.

Soms kan men wakker worden

en zeggen: zie, we zijn warm

en onbekleed, onze handen

zijn huisdieren, zij wandelen

over een schouder, een borst,

zij schuilen in okselnesten,

in tedere huidplooien, zij

stenograferen liefde en spreken bijna.

.

Soms zijn de mensen een handbreed

van het geluk af, dromend

in een junivertrek. De zon laat

goudkevers over hun handen

lopen; de middag legt zijn

oor aan hun borst en luistert

naar het gepraat van hun hart, naar

de muziekdoos van hun gedachten.

.

En altijd komt de nacht met

handenvol donker. Slaaploos

keert men terug naar wat men

even vergat, terug naar

wat men altijd verwacht: een

hand die vuist wordt, een vuist

die neer kan komen, eensklaps

midden in ons bestaan.

.

Voeten

%d bloggers liken dit: