Op het verkeerde been

Poëzie en humor

.

In de poëzie neemt humor geen grote plaats in. Natuurlijk er is light verse en soms bedienen dichters zich van humor als stijlmiddel maar over het algemeen is poëzie best serieus.

Een uitzondering hierop is dichter/tekstschrijver Hans Dorrestijn. Met zijn tragische droog komische liedjes weet hij, bij mij in ieder geval, vaak een lach om de mond te krijgen.

Een mooi voorbeeld waarin ook de poëzie op de hak wordt genomen is het gedicht In hoger sferen.

.

In hoger sferen

.

Als ik een vrouw ontmoet met een intelligent gezicht,

een edel gevoelig profiel en beschaafde manieren,

met poëziebundels van Rainer-Maria Rilke en Hölderlin

en een altviool onder de arm,

dan denk ik meteen aan neuken

.

Hans D.

Geplaatst op 24 maart 2013, in Favoriete dichters, Literaire kunst en getagd als , , , , , , , , , , , . Markeer de permalink als favoriet. 5 reacties.

  1. Helemaal Hans Dorrestijn. Maar de plot komt toch volkomen onverwacht.

  2. Humor in de poëzie geen grote plaats?? Denk het wel hoor Wouter, alleen willen de mensen het dan niet als poëzie benoemen. Dan heet het Plezierdicht. Heb een hele bundel met allerhande teksten. Die van Hans Dorrestijn zou daar uitstekend tussen passen!;-)

  3. Ik heb het idee dat de humor tegenwoordig meer in de poëzie voorkomt dan een halve eeuw geleden, maar misschien klopt dit niet. Want bij de dichter Campert viel toch ook wel veel te (glim)lachen. Bijv.

    NIET TE GELOVEN

    Niet te geloven
    dat ik knaap nog
    een vers schreef over de
    zilverwitheid van een berkenstam

    en om mij heen
    grootse dronkenschap
    van de bevrijding
    het water was whisky geworden

    Alles zoop en naaide
    heel Europa was één groot matras
    en de hemel het plafond
    van een derderangshotel.

    En ik bedeesde jongeling
    moest nodig
    de reine berk bezingen
    en zijn bescheiden bladerpracht.

    —————

    © Remco Campert
    uit: Dit gebeurde overal,
    De Bezige Bij Amsterdam 1962

    Hmmm, ik spraak mezelf al direct tegen. Toch heb ik het idee dat het nu geaccepteerder is dan 50 jaar geleden. Ingmar Heytze en Frank Koenegracht zijn, voor mij, goede voorbeelden – heerlijke dichters die humor gebruiken… en zij zijn gelukkig niet de enigen 😉

  4. Gelukkig zijn er genoeg ‘echte’ dichters die de humor ook gebruiken. bijvoorbeeld Remco Campert… en dit gedicht valt niet onder de categorie plezierdichten.

    NIET TE GELOVEN

    Niet te geloven
    dat ik knaap nog
    een vers schreef over de
    zilverwitheid van een berkenstam

    en om mij heen
    grootse dronkenschap
    van de bevrijding
    het water was whisky geworden

    Alles zoop en naaide
    heel Europa was één groot matras
    en de hemel het plafond
    van een derderangshotel.

    En ik bedeesde jongeling
    moest nodig
    de reine berk bezingen
    en zijn bescheiden bladerpracht.

    —————

    © Remco Campert
    uit: Dit gebeurde overal,
    De Bezige Bij Amsterdam 1962

    En ach, what’s in a name?, Nog twee fijne voorbeelden zijn Frank Koenegracht en Ingmar Heytze. Als je er even over nadenkt dan gebruiken vele dichters humor. Ik denk nu aan het gedicht:

    OLIFANT

    Hij is gemaakt van de grofste effecten,
    draagt zijn broek als clown August,
    de knieën slodderend, maakt danspasjes
    als tante Bertha die een tango de grond
    inheit, terwijl z’n kont doet denken
    aan een vals gebit

    dat net is uitgenomen. En dan zijn slurf
    en vlak daarnaast zijn ogen. Hoe zou jij kijken
    als ze je lul op je neus gezet hadden?

    —————

    © Herman de Coninck
    uit: Zolang er sneeuw ligt
    Orion Brugge, 1975

    En zo kunnen we nog wel uren doorgaan 🙂

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.