Site-archief

Orpheus

Zsuzsa Beney

.

Terwijl ik wat aan het rondzoeken was op het wereldwijde internet kwam ik, zoals zo vaak terecht op de website dbnl.org. Wat een ongekende schat aan informatie en moois is hier toch te vinden. Dwalend door de vele pagina’s aan fraais kwam ik terecht op een pagina over De Tweede Ronde, tijdschrift voor Literatuur, jaargang 25 uit 2004. Het Hongarije nummer.

Nu zal de zorgvuldige lezer van dit blog wel weten dat ik eind jaren negentig en begin van deze eeuw regelmatig in de zusterstad van Maassluis, Hatvan, in Hongarije kwam. Ik ben hier vele malen geweest voor het land ten prooi viel aan de autocraat Orbán. Daarna eigenlijk nooit meer. Ik moest meteen denken aan een artikel in de Volkskrant van zaterdag over de megalomane manier waarop Orbán Hongarije verkwanseld en aan zelfverrijking doet.

Juist daarom wilde ik iets van de Hongaarse dichter Zsuzsa Beney (1930-2006) hier plaatsen. Allereerst om te laten zien dat er veel moois uit Hongarije kwam en komt ondanks de gure politieke wind die daar waait en omdat in het gedicht dat ik op dbnl.org las me deed denken aan Orbán. Als je voor de boom zijn naam leest weet je dat ook hij ooit verdwijnt en wordt vergeten en alles wat hij gedaan heeft verbrokkeld zal worden door de wind.

Het gedicht ‘De boom’ (‘A fa’) werd voor De Tweede Ronde vertaald door Anikó Daróczi en Ellen Hennink.

.

De boom

.

Elk jaar sterft hij en wordt hij geboren,
maar zijn bestaan sterft niet in de winter.
En toch is hij sterfelijk: zijn takkenkroon
zal ooit verbrokkeld worden door de wind
.
die nu nog nergens is. Zijn stam zal gekliefd worden
door een bliksem die nog slaapt in de tijd.
Zoals zijn vergaan in het bestaan,
zoals het pulseren van winter en lente
.
in hemzelf. Zoals het weten van zichzelf in de heelheid
van de stilte. Het is meer dan het suizen
van bladeren vallend door het net van de woorden.
Een schepsel, niet in de tijd geworteld.
.
.