Site-archief
De muze viert feest
Paul Rodenko
.
Afgelopen Oud en Nieuw verbleef ik in Drenthe en vandaar uit bracht ik een bezoek aan twee kringloopwinkels in Groningen. Bij kringloopwinkels is het altijd maar afwachten of: Ze veel boeken hebben, de kans dan groot is of ze ook veel poëziebundels hebben en of ze de boeken een beetje gerangschikt hebben. Ik kom toch regelmatig in kringloopwinkels waar alle boeken maar een beetje door elkaar staan of waar de poëzie tussen de (vele) romans staan. In de eerste winkel die ik bezocht stonden de poëziebundels wel apart maar niet aangegeven. Daar kocht ik voor nog geen tientje maar liefst tien bundels.
In de tweede kringloopwinkel alweer geen aanduiding van poëzie maar toch gevonden. Daar kocht ik voor nog een drie keer niks drie bundels. Dat Groningen een literair klimaat had wist ik en ik weet ook dat er aan poëzie ‘gedaan’ wordt. Dat de opbrengst zo groot zou zijn was echter een verrassing. En er zaten een paar fraaie exemplaren bij. Zoals de bundel ‘De muze viert feest’.
Deze bundel uit 1960 (het Boekenweekgeschenk dat jaar) is een uitgave van de Vereniging ter bevordering van de belangen des boekhandels voor de jeugd! Het bevat een ‘Bonte verzameling feestgedichten bijeengebracht door Gerriot Borgers” met tekeningen en een typografie van J.H. Kuiper. Achterin de bundel waarin vrijwel alle belangrijke dichters uit die tijd zijn vertegenwoordigd een index op eerste regel, op naam van de dichter en een korte beschrijving van de dichters uit de bundel.
Ik heb dit keer gekozen voor een gedicht van Paul Rodenko waarvan achterin de bundel staat: Geboren 26 XI 1920 in Den Haag. Studeerde Slavische talen en psychologie te Leiden en Parijs. Redacteur van ‘Columbus’, ‘Podium’ en thans vast medewerker van ‘Maatstaf’. Woont te Warnsveld. Het gedicht dat van Rodenko staat is heel toepasselijk in deze maand getiteld ‘Januari’.
.
Januari
.
Groene stemmen en gele stemmen en de lente
Van een jonge sneeuw
Het raadsel van de trams ontraadseld
De lucht vol ochtendgymnastiek
.
Wij rinkelen onze lach wij drinken
De koppige vorst als een kroningsgedicht
Wij dragen ons blinkende tweelinggezicht
Wij horen bijeen als een stel akrobaten
En onder de kapspiegel van onze ogen
Onder het kraaien geduld van de bomen
Onder de sneeuwhazerij van woorden
Vinden wij in het contact onzer handen
Bloedwarme zonnen en kolibri’s uit
.




