Site-archief
Reactie op gedicht
Naar aanleiding van mijn gedicht ‘Open brief aan professor Rümke’
Op 15 oktober schreef ik op dit blog over de reactie van de kleinzoon van professor Rümke op mijn gedicht ‘Open brief aan professor Rümke’.
Zijn kleinzoonHans heeft me nu een gedicht van hem toegestuurd uit de bundel (onder het pseudoniem H. Cornelius) De afgelegde weg uit 1934.
Ik wilde jullie dit gedicht niet onthouden. Rijmend in vorm maar thematisch nog altijd aktueel.
DE STAD
1.
Uit donkre gang van het station
uit dompe menschenmassa kwam ik in het licht;
daar sloeg de felle zon in mijn gezicht
ik stond er stil en knipte met de oogen…
Daar was het plein, de breede straat met hooge
gebouwen, daar was beweging:
fel doorelkander was het woelen
trams en auto’s in koele
schuiving glijden aan
tusschen de menschen, die, zich reppend, gaan.
Het was de vreugde om den sterken dag
die ik over de stad en de menschen zag
De blijdschap lag over allen: zij wisten het niet.
De blijdschap was in mij….kend’ ik het verdriet
van de velen die daar gingen?
Zij gingen in het licht; ik zag hen gaan;
dat was genoeg….In blijdschap bleef ik staan.
2.
De stad verdwaast in ’t violette licht,
gemsten uit de hooggehangen bollen
is vol tumult van claxons, trams en hollen
van menschen naar ’t trottoir, schrik op ’t gezicht
voor schreeuw van auto, die op hen gericht,
heeft scherp haar oogen… Zie hoe vreemd gezwollen
In het ontsteld gelaat der stad.., In dolle
driftkamp van leven werd het Zijn ontwricht
Krankzinnig is de stad, toch grootsch en prachtig,
het zwaar bewegen in de volle straten,
waar menschen gaan van duister’ angsten drachtig.
Zij voelen om zich wringen, wreed, oerkrachtig,
het onmeedogend leven, dat verwaten,
en donker dreigend, stuwt hen oppermachtig.



