Site-archief

Immervoort en nimmerpoos

Marten Toonder

.

Soms weet ik even niet waar ik over zal schrijven. Zoals nu. Wat ik dan doe is in mijn foto’s kijken of en waar ik mogelijk aanknopingspunten kan vinden voor een nieuw bericht. Dat heb ik gedaan en ik vond een aanleiding in een foto van een vrolijk gezicht. Dit gezicht is ooit door mijn oudste dochter met een lippenstift op de muur van haar kamer getekend. Omdat het zo’n vrolijkmakende tekening is en omdat je zoiets gewoon wil bewaren hebben we de tekening altijd laten zitten.

Dat is stap 1, een foto waar je dan een gedicht bij zoekt. Toen ik het gedicht ‘Immervoort en nimmerpoos’ van Marten Toonder (1912-2005) tegenkwam wist ik het; dit was het gedicht. Dit gedicht is zo heerlijk mal en vrolijk, ik had bij het lezen van dit gedicht een zelfde ervaring als ik had bij het voor het eerst zxien van deze tekening. Uit de bundel ‘Aan het werk’ uit 1981 het gedicht ‘Immervoort en nimmerpoos’.

.

Immervoort en nimmerpoos

.

Opgetoerd en stripbeloerd

fieber ik een inktselploert,

en brouw het fabelsoort

waaraan geen einder gloort,

want toefselwalm geeft luierroos.

Immervoort en nimmerpoos.

.

De fantadoos, die trillers boort,

Smiespert grollig maar gesmoord.

En ik fieber dan een lang morso

van doening en van vermiso,

Maar prusel pal, want toef is voos.

Immervoort en nimmerpoos.

.

Marten Toonder

De verzamelde poëmen

.

Marten Toonder (1912 – 2005) ken ik van de geniale reeks stripverhalen van Olivier B. Bommel en Tom Poes. Dat hij behalve schrijver en tekenaar ook dichter was wist ik niet. Ik ben hier pas afgelopen week achter gekomen toen ik ergens een gedicht las dat werd gedeeld van zijn hand uit de bundel ‘De verzamelde poëmen’ van Querulijn Xaverius Markies de Canteclaer van Barneveldt.

Hij publiceerde als de Markies de bundels ‘Hanezang’ in 1987 en ‘Vleugeljaren’ (1989) en tot slot in 1997 dus ‘De verzamelde poëmen’. Los hiervan publiceerde Toonder nog gedichten in diverse tijdschriften en bundels. Toonder debuteerde in 1947-1951 met een aantal nonsensgedichten in ‘De Groene Amsterdammer onder de naam Marten.

Dick de Boer en Klaas Driebergen (de auteur van Bommel en Bijbel) brachten voor ‘De verzamelde poëmen’ voor het eerst al het dichtwerk van Marten Toonder bij elkaar, waaronder onvoltooid gebleven poëziefragmenten van de markies en andere verzen uit de Bommelreeks. De bundel werd voorzien van toelichtingen en achtergrondinformatie.

Uit deze bundel komt het onderstaande gedicht.

.

Hoe jong was ik, hoe groen,

toen ik vroeger, na de noen,

mijn Lapsang-thee genoot

in ’t rozenpaviljoen

waar een merel zoete zangen floot.

.

Ach, hoe vredig was het toen,

hoe verre scheen mij daar de dood.

.

De avond is sindsdien gekomen.

Al wat jool was is vergaan.

De vreugd der jeugd is mij ontnomen;

met ’t fêteren is ’t gedaan.

.

En als ik mijmer voor het vuur

met een Châteauneuf du Pape

over lang vergleden avontuur,

dan komt, hélas! de slaap.

.

Hoe pril was eens de morgenstond,

hoe grijs is ’t thans om negen uur.

.