Site-archief
Poëtisch reisjournaal
Willem Brandt
.
Willem Simon Brand Klooster (1905-1981), was een Nederlandse dichter, schrijver, journalist en vrijmetselaar, die bekendstond onder het pseudoniem Willem Brandt. Hij was ook medewerker van een aantal literaire en culturele tijdschriften zoals Opwaartsche Wegen en De Vlaamse Gids.
Onder de naam Willem Brandt publiceerde hij vanaf 1937 tientallen boeken en bundels met thema’s uit de vrijmetselarij, Indonesië in het algemeen en het jappenkamp in het bijzonder. In 1927 vertrok hij naar Nederlands-Indië waar hij redacteur van de Deli Courant werd. Bij deze krant werkte hij zich binnen vijf jaar op tot hoofdredacteur. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam Willem Brandt in een Japans concentratiekamp terecht. Hij schreef er zijn bundel ‘Binnen Japansch prikkeldraad’.
In de bundel ‘Het land van terugkomst’ reist Willem Brandt terug naar Indonesië en de plekken waar hij voor en tijdens de oorlog verbleef. Er is niet heel veel Indische poëzie bekend. Ik schreef al eerder over ‘Album van de Indische poëzie’ en een stuk over Tj, A. de Haan en natuurlijk de poëzie van J. Slauerhoff maar als je dit afzet tegenover de tijd dat we Nederlands Indië kolonialiseerde, dan is het niet veel.
‘Hel land van terugkomst’ met als ondertitel ‘een Indonesisch reisjournaal in poëzie’ is precies wat het beloofd; een reisjournaal langs de plekken waar Brandt destijds leefde en woonde. De bundel vormt een afwisselend nostalgisch en ontroerend souvenir, herkenbaar voor toeristen die Indonesië aandoen voor een reis. Of zoals op de achterflap te lezen staat: Het land van terugkomst is een even teder als filosofisch document, geschreven door een auteur die in zijn vroegere poëzie de sfeer van het Oosten reeds meermalen pregnant en uniek gestalte gegeven heeft.
Uit de bundel gedichten met titels als ‘Stille kracht’, ‘Moesson’, ‘Hotel des Indes’, ‘De dessa’, ‘Medan’ en ‘Japans kamp’ koos ik voor het gedicht ‘Jakarta Kota’ (ook wel de oude stad genoemd) omdat daar voor mij heel duidelijk de sfeer van Jakarta naar voren komt.
.
Jakarta Kota
.
De houten schepen in de oude haven
liggen er nog als in de compagniestijd,
de ophaalbrug, wachthuis, getrapte gevels;
alleen de kooplieden, volumineus
in bombazijn met stoeten van bedienden
zijn uitgeteld door koorts, jicht en ’t graveel.
.
Op Pasar Ikan woelt het leven voort,
geruchtloos wemelen zachte javanen
door smalle gangen, bitterzoete geur
van zwarte koffie, rudjak, zoute vis,
nangka en durian, volgetaste warongs
dèngdèng en tjabé rawit, hot like hell.
.
O Tjalie Robinson, brave sabreur,
het is alsof ik hier in iedere steeg
je schim ontmoet, herrezen uit de zee
van Indonesië, en je stem kan horen
tegen het heimwee als ik weer moet gaan:
wassalam, oude Nimrod, pukul terus!
.





