Site-archief
De herenfiets spreekt
Judith Herzberg
.
In 1996 verschijnt de bundel ‘Wat zij wilden schilderen’ van Judith Herzberg (1934). Op de website van de Koninklijke Bibliotheek lees ik over deze bundel: In het titelgedicht ‘Wat zij wilde schilderen’ verwoordt Herzberg haar poëtica:
Zij schildert wat zij niet kan eten
niet kan bezitten niet beschrijven.
Zij schildert wat niet stil blijft
zitten niet gelijk blijft niet
verandert.
Herzberg probeert in haar poëzie vaak dingen te ‘schilderen’, hierboven in letterlijke zin, die in een beweging even stil worden gezet.” Lezend in de bundel herken ik regelmatig dat ‘schilderen’ met woorden, het in een gedicht vatten van een schilderachtig tafereel. Zo ook in het gedicht ‘De herenfiets spreekt’. In dit gedicht spreekt een oude herenfiets tot ons, je ziet hem staan, roestig, leunend tegen een brug, vergeten. En dan de vraag aan de Madame om haar wiel. Een gedicht als een schilderijtje.
.
De herenfiets spreekt
.
‘Madame, mijn spaken zijn gekraakt
sinds ik hier sta, mijn zadel raakte
kaal, mijn stuur lijkt nog wel stevig
maar ik sta aan de brug geleund voor eeuwig.
.
Daarom, Madame, wil ik u vragen
het roesten samen te verdragen
want ook het slot dat in mij knijpt
grijpt ons dan beide tegelijk.
.
Mijn bel begint zelfs te verruwen
laten wij samen zijn en huwen
hier is mijn wiel, Madame, en daar het Uwe
wil toch voorgoed het Uwe naast het mijne duwen.’
.




