Rijmklank
Vormen van rijm
.
Ik krijg weleens de vraag wat poëzie nu eigenlijk is. Daar is natuurlijk geen eenduidig antwoord op te geven. Zoek naar definities en je vindt er vele. Ik heb in het verleden al wel verschillende aspecten van poëzie beschreven op dit blog (in de categorie literaire kunst) en wil daar de komende weken weer een en ander aan toevoegen.
Om te beginnen Rijm. Hoewel ik zelf niet van de rijm ben (ik heb de rijmdwang in het verleden ook af moeten leren) zijn er prachtige rijmende gedichten geschreven. Gedichten in vaste versvormen maar ook gedichten met voorrijm, middenrijm etc.
Vandaag wil ik stilstaan bij drie soorten rijmklanken: Volrijm, Alliteratie en Assonantie .
Volrijm
Bij Volrijm is er sprake van klankovereenkomst bij zowel klinkers als medeklinkers.
Slik en stik. Deze vorm, waarbij de beklemtoonde lettergreep niet gevolgd wordt door een andere, noem je mannelijk of staand rijm
Rapen en gapen. Deze vorm, waarbij de beklemtoonde lettergreep wel gevolgd wordt door een andere, noem je vrouwelijk of slepend rijm.
Toeteren en ploeteren. Deze vorm, waarbij de beklemtoonde lettergreep gevolgd wordt door twee onbeklemtoonde lettergrepen, noem je glijdend rijm.
Alliteratie
Bij Alliteratie is er sprake van klankovereenkomst van de begin medeklinkers.
Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindelaan. Kapper Karel knipte koppige kerels kaal.
In het boek Opperlandse Taal & Letterkunde van Hugo Brandt Corstius uit 1981 zijn mooie voorbeelden te vinden.
Assonantie
Bij assonantie is er alleen klankovereenkomst van de klinker. Assonantie wordt veel door rappers gebruikt en zou je kunnen beschouwen als een zwakkere vorm van rijm. Maar ook de grote dichters maakte gebruik van deze vorm, zoals hier in een strofe van Martinus Nijhoff.
Maar ’t leven is te vast en hard:
Of we al een rustplaats graven,
Noch nimmer kwam de grote nacht
en is een mensch gaan slapen
.
Hans en Monique Hagen hebben in hun bundel ‘Jij bent de liefste’ en gedicht geschreven waar van allerlei soorten rijm inzit. De titel is ‘Onzichtbaar’ uit 2002.
.
Onzichtbaar
de nacht is onzichtbaar
die ik nooit meer vind
Geplaatst op 16 januari 2016, in Literaire kunst en getagd als 1981, 2002, Alliteratie, Assonantie, dichter, gedicht, gedichten, glijdend rijm, Hans Hagen, Hugo Brandt Corstius, Jij bent de liefste, literaire kunst, mannelijk rijm, Martinus Nijhoff, middenrijm, Monique Hagen, Onzichtbaar, Opperlandse Taal- en Letterkunde, poëzie, rap, rappers, rijmdwang, rijmen, slepend rijm, staand rijm, versvormen, Volrijm, voorrijm, vrouwelijk rijm. Markeer de permalink als favoriet. 4 reacties.





Leuk stukje.
Kleine toevoeging: alliteratie wordt ook wel beginrijm of stafrijm.
Begrijp ik het nu goed Wouter, dat Hans en Monique assonantie verzonnen bij eindrijm wind, begint, vind en verzint? Ja toch? Of beschouw je dat toch nog als volrijm? #durftevragen
Ik doelde meer op alle i klanken ( gedicht, begint, onzichtbaar)
In versregel 3 wordt het woord ‘onzichtbaar’ uit vers 1 herhaald. Dat verschijnsel heet, enigszins ironisch, rime riche, of gewoon rijk rijm