Site-archief
De scherpe kant van regen
Ilja Leonard Pfeijffer
.
Enige tijd geleden had ik een gesprek over boeken en literatuur met een kennis. Het gesprek kwam op enig moment via ‘La Superba’ dat we allebei gelezen hadden naar ‘Grand Hotel Europa’ en ‘Alkibiades’ van Ilja Leonard Pfeijffer (1968). De taalvirtuositeit, de prachtige zinnen, alles kwam langs. Tot ik begon over de fantasie die Pfeijffer stopt in zijn poëzie. En de woordvondsten en woorden die (nog) niet bestaan maar die bij hem ineens heel gewoon lijken. Ik schreef een paar dagen geleden al over het feit dat ik zo gecharmeerd ben van dichters (en schrijvers) die zo kunnen toveren met taal dat ze zelf woorden of woordcombinaties verzinnen en dat Pfeijffer wat mij betreft daar zeker bij hoort.
Tot mijn grote verbazing wist hij niet dat Pfeijffer ook dichter was, sterker nog dat Pfeijffer als dichter was gedebuteerd in 1998 met de poëziebundel ‘Van de vierkante man’. Genoeg reden voor mijn gesprekspartner om ook die kant van de dichter/schrijver te gaan ontdekken. Om alvast een handreiking te doen hier een gedicht uit de tweede dichtbundel van zijn hand ‘Het glimpen van de welkwiek’ uit 2001, getiteld ‘De scherpe kant van regen’.
.
De scherpe kant van regen
.
jouw wegen zijn mijn stratenplan geworden
ik wou dat ik je beter had onthouden
,
gespitst op wind zo kwetsbaar altijd in je ooghoek
leefde je dicht langs de muren
achter je kraag werden messen geknipt
dat moet wel dat kan niet anders
zijn geweest een naald trilde elders
.
ook al dacht ik te praten maar hoe precies
hoe balde jij handen spitsvallig
op mijn vragen? bij welke trede stokte
angstvondig jouw tred? wat was
als ik lachte de kleur van je ogen?
in ieder portiek had elke natte krant
berichten
.
mijn gebaren steken hoekig uit jouw mouwen
jouw kraag verdiept zich in mijn kwijtgedoken weg
het is jouw regen die de stad onleesbaar maakt
.
De broekbewapperde mens
Robert Anker
.
Wat ik – naast heel veel andere aspecten – erg leuk aan poëzie vind is de vindingrijkheid van dichters als het gaat om bijzondere titels van bundels. Als ik in mijn boekenkast kijk staan daar bundels met namen waar ik me elke keer weer over verbaas en waar ik elke keer opnieuw weer vrolijk van word. Ik noem: ‘Het glimpen van de welkwiek’ (Pfeijffer), ‘Gevecht tegen het zuur’ (van Doorn), ‘Verboden voor kettingzagen'(de Bas), ‘Totemtaal'(Harten) en ga zo maar door. Een van die titels is ook de bundel van Robert Anker namelijk ‘De broekbewapperde mens’.
Rengert Robert Anker (1946 – 2017) was schrijver, dichter en literatuurcriticus. Hij debuteerde in 1979 met de bundel ‘Waar ik nog ben’. Daarvoor verschenen al gedichten van zijn hand in tijdschriften als De Revisor. Waar zijn debuut nog een traditionele dichtbundel was, geïnspireerd op zijn jeugd in het Westfriese Oostwoud en naar binnen gericht, veranderde dit al snel en kwam de nadruk te liggen op de buitenwereld, zoals in ‘Van het balkon’ (1983), en op maatschappelijke problemen, zoals in ‘De broekbewapperde mens’ (2002). Van de natuur verschoof het perspectief naar het stadsleven. Het werk van Robert Anker werd vele malen bekroond met onder andere de Jan Campert-prijs en de Herman Gorterprijs.
Hoewel de gedichten in ‘De broekbewapperde mens’ zeker geen eenvoudige kost is, zijn de gedichten toch zeer te genieten. Ik koos uit deze bundel het titelgedicht al was het alleen maar door de bijzondere titel.
.
De broekbewapperde mens
.
Dat er altijd maar die bron zou zijn
die reikt tot in de hemel.
Het is de mens die op de kemel
des woestijns ons doortrokken hebbend
steeds rechterop
van waterput tot avondkleding
ons nu verlaat voor wat hij denkt
te zijn op de bedijkte dijk:
.
de broekbewapperde mens!
.
Die nu omkeert en afdaalt
voor een bagagedrager
(en een broekklem)
zeggende:
vlaggen psalmen verrekijkers
en voordehandse liederen
inleveren bij de windmolen
die de dood vermaalt
tot hevige aanwezigheid
angst en vreze te behouden.
.
Spring maar achterop bij de mens!
.
Kygnos
Ilja Leonard Pfeijffer
.
In de afgelopen zomervakantie heb ik, zeer tot mijn genoegen, de roman ‘Superba’ van Ilja Leonard Pfeijffer gelezen. Het is een bijzondere roman die ik in één ruk uitlas. Ik kende Pfeijffer eigenlijk alleen van zijn poëzie en zijn Instagram account @iljaleonardpfeijffer, waar hij vooral foto’s van het dagelijkse leven (in vooral Genua) met zijn volgers deelt. Superba deed me besluiten weer wat van zijn poëzie te lezen.
In 2001 verscheen van zijn hand de dichtbundel ‘Het glimpen van de welkwiek’. Die heb ik voor de gelegenheid maar weer eens uit mijn kast gehaald en daaruit wil ik graag een gedicht met jullie delen getiteld ‘kygnos’.
.
kygnos
.
of wringt iets? nogal log in vogelvlucht
krakeel je krijtwit schraapt je zwanenhals
ten krijgersyell je valt je dondert als
bij heldere hemel tergend uit de lucht
.
maar altijd jeukt wel iets als vliegen vliegen
op beide vleugels liegen door de lucht
wie wil niet hemeltergend helder vluchten
uit loden schoenen en een kracht bedriegen?
.
het is de klank die klinken moet de gil
van schoolkrijt op een matzwart bord een zwaan
die vallend voor het eerst ten oorlog zingt
.
het is de kriebel in de buik die wil
spijbelen van bezwaartekracht en aan
de hemel dondert klaar en liegt en klinkt
.
Het glimpen van de welkwiek
Ilja Leonard Pfeijffer
.
Ilja Leonard Pfeijffer (1968) is dichter en graecus of kenner van de Griekse taal. Dat laatste laat hij graag zien in de bundel ‘Het glimpen van de welkwiek’. Voor iemand die geen kenner van de Griekse taal is betekent dat dat veel van de poëzie moeilijk te begrijpen is in deze bundel. Toch staan er in deze bundel ook gedichten die zeer goed te lezen zijn met alleen kennis van de Nederlandse taal. Zoals ook het gedicht ‘Spiegelgracht’.
.
Spiegelgracht
.
dan was jij gelukkig en ik was de hangmat
van de brug weerspiegeld
in de gracht
want dat zei je is het lekkerste
plekje om in te liggen
.
ging jij in mij lekker rimpelend liggen
en je golfde door mij heen als rimpeling
van golven zacht als jouw golvende handen
dan was ik zo zacht met jou in mij overbrugd
niet meer mijn zelfde eigen spiegeling
.







