Site-archief

Poëzie voor iedereen

Vroeger en nu

.

Op de website literatuurgeschiedenis.org lees ik een zeer interessant artikel over poëzie voor iedereen. Voor ik in zal gaan op dit artikel wil ik hier eerst iets zeggen over de  stand van de poëzie heden ten dagen. Momenteel is, ten opzichte van bijvoorbeeld 25 jaar geleden, poëzie volledig gedemocratiseerd zoals wel gezegd wordt. Waar je 25 jaar geleden je poëzie gepubliceerd wilde hebben en daarvoor langs tijdschriften, uitgeverijen en kranten moest gaan, waar vaak zeer kritische redacties zaten, kun je tegenwoordig heel eenvoudig je poëzie publiceren op social media, een blog, een vlog, een podcast of via allerlei bedrijven die je wel willen helpen (tegen betaling uiteraard) om je bundel uit te geven.

In die zin is de poëzie gedemocratiseerd; het volk, de mensen, kunnen zonder tussenbeide komst van derden hun gedichten (maar feitelijk alles) publiceren en daar lezers bij zoeken/vinden. Nu denken we, ik wel in ieder geval, dat dit een noviteit is. Dat dit door de digitalisering mogelijk is gemaakt. Tot dat ik het artikel op literatuurgescheidenis.org las over de staat van de poëzie begin 19e eeuw.

Dichten was niet elitair rond 1820. De poëzie stond in dienst van de maatschappij, iedereen kon meedoen en elk onderwerp en elke gelegenheid was goed. De dichtkunst was van en voor iedereen en er werd zelfs geklaagd dat er teveel bundels verschenen. Waar heb ik dat vaker gehoord?  In de decennia dat Nederland en België een koninkrijk vormden, vierde huiselijke poëzie hoogtij en diende ze, anders dan nu, om een burgerlijke moraal aan te leren.

In die tijd kwamen er veel dichtbundels op de markt, vaak gedrukt in een kleine oplage, soms voor rekening van de dichter zelf. In een artikel in een Engelse krant schreef literatuurkenner John Bowring (1792-1872) over de zogenaamde prulpoëeten. Hiermee doelde hij op een speciaal soort dichters, namelijk de aanhangers van het idee dat dichtkunst eenvoudig toegankelijk moet zijn en dat ze in dienst staat van de maatschappij. Ze stelt zich kleine doelen: de burger moet tevreden zijn met zijn bestaan, en als je maar tevreden bent is het leven goed en kan het nog wat beter worden.

Nu wil ik niet zeggen dat tegenwoordig dit doel ook nog hoog in het vaandel staat van vele amateurdichters, met de tevredenheid van de burger gaat het juist de laatste jaren een stuk minder goed, maar de kleine doelen, de eenvoud van dichten (je leest een gedicht en je weet waar het over gaat) en de toegankelijkheid van deze poëzie is wel degelijk iets dat de hedendaagse amateurdichter deelt met zijn landgenoten van twee eeuwen geleden.

In die periode sneden veel dichters in hun poëzie ‘huiselijke’ onderwerpen aan. Bijvoorbeeld het idee dat armoede in een hutje waar liefde heerst beter is dan rijkdom in een paleis als men daar ontevreden is. De dichter schreef over het geluk bij de geboorte van een kind. Of over de goedheid van God, die zorgt voor wie op hem vertrouwt. Een aanleiding om een gedicht te schrijven was er altijd wel: bij een huwelijk, bij overlijden en geboorte, bij de verjaardag van de koning, bij een vertrek naar Indië, maar zelfs bij heel eenvoudige dingen, zoals het doorbreken van het eerste tandje bij een baby.

Een mooi voorbeeld is het gedicht van Hendrik Tollens (1780-1856) uit de bundel ‘Gezamenlijke dichtwerken’ uit 1856 met de veelzeggende titel ‘Raadgeving’.

.

Raadgeving

.

Minnaars, wilt ge uit vrijen gaan,
Trek de stoute schoenen aan,
Schud de kindse blooheid uit,
Maakt ze, die ontvlieden, buit;
Neem het kusje, voor gij ’t vraagt:
Nimmer wint hij, die niet waagt.’t Vrouwenhart is koel en wreed
Voor ons zuchten en ons leed;
’t Wordt niet week door vrees of hoop;
’t Is voor tranen niet te koop;
Hem-alleen, die ’t eist en rooft,
Neemt het aan als heer en hoofd.Overvallen we onverwacht
Dat oproerig schoon geslacht;
’t Is manmoedig, zijn wij laf,
’t Is bloohartig, zijn wij straf;
Geef uw krachten, zijt ge wijs,
Aan haar zwakheid niet ten prijs.

Op, te wapen! op, ten strijd,
Minnaars, zo gij mannen zijt!
Niet de lafheid – wel de moed
Steek u lauwren op de hoed;
De overheerser – niet de slaaf
Dwingt de vest tot overgaaf.

.

Aan een president

Walt Whitman

.

Daags nadat bekend werd dat Joe Biden (1942) de nieuwe en 46ste president van de Verenigde Staten wordt wil ik graag een gedicht plaatsen dat een relatie heeft met deze verkiezing. Ik ben dus op zoek gegaan en kwam uit bij de Amerikaanse dichter Walt Whitman (1819-1892).

Whitman was een Amerikaans dichter, journalist en essayist wiens dichtbundel ‘Leaves of Grass’ een mijlpaal betekende in de geschiedenis van de Amerikaanse literatuur. Whitman maakte in zijn poëzie gebruik van het vrije vers, met lange, ritmische versregels die hij ‘organisch’ liet groeien. Leaves of Grass’ wordt als een meesterwerk beschouwd, geapprecieerd om de rijke beeldentaal, de vranke, ongeremde uitdrukking, kortom een poëziebundel die een frisse wind liet waaien in de Amerikaanse literatuur.

Whitman trouwde nooit, verliet nooit Amerika, streefde nooit bezit en rijkdom na, behoorde tot geen enkele vereniging en ging liever om met gewone mensen dan met rijken, en hij was altijd optimistisch en vrolijk. Hij was een aparte, imposante verschijning, groot van gestalte, traag bewegend, tolerant, democratisch, ontvankelijk, en tegenover iedereen vrijgevig en van goede wil.

Terug naar de verkiezing van de democraat Joseph R. Biden Jr. en het bijpassende gedicht ‘To A President’ van Whitman. “To a President” is gericht aan James Buchanan, de voorganger van Abraham Lincoln. Whitman vond Buchanan één van de slechtste presidenten ooit, vandaar de toon van het gedicht. ( met dank aan Bout Vercnocke).  Hoewel ze elkaar nooit hebben ontmoet, werkten Abraham Lincoln en Walt Whitman elk aan een doel dat ze onbewust deelden: nationale eenheid. Lincoln’s doel als president van de Verenigde Staten was om de Unie te behouden, en Whitman promootte op dezelfde manier de eenheid onder de mensheid in zijn poëzie. Omdat Joe Biden een zelfde doel nastreeft (in tegenstelling tot de huidige president Trump) lijkt me dit gedicht heel toepasselijk. De vertaling is van mijn hand.

.

To A President

.

All you are doing and saying is to America dangled mirages,
You have not learn’d of Nature–of the politics of Nature, you have
not learn’d the great amplitude, rectitude, impartiality;
You have not seen that only such as they are for These States,
And that what is less than they, must sooner or later lift off from
These States.

.

Aan een president

.

Alles wat je doet en zegt is aan Amerika’s bungelende luchtspiegelingen,
Je hebt niets geleerd van de natuur – van de politiek van de natuur
je hebt niets geleerd van de grote omvang, rechtschapenheid en onpartijdigheid;
Je hebt niet gezien dat alleen zij die voor deze staten zijn,
En dat wat minder is dan zij, vroeger of later moet opstijgen
vanuit deze staten.

.