Site-archief
I.M. Marilyn Monroe
Hans Clavin
.
In september vorig jaar schreef ik al een stuk op dit blog over het boekje ‘Concrete Poëzie‘ deel 5 uit de reeks Moderne Literatuur Nederlands door Erik Slagter uit 1971. In dit boekje staan een aantal prachtige voorbeelden van concrete poëzie en in het laatste gedeelte gaat het over een vorm van beeldpoëzie namelijk gemaakt met collages en foto’s waarmee een meer plastische wijze van uitdrukken wordt nagestreefd. Poëzie zonder tekst of slechts met enkele woorden, letters en beelden.
Een dichter die nader wordt bekeken (en die ik ook al in mijn vorige blogbericht over dit boekje noemde) is Hans Clavin (1946-2016). Clavin is het pseudoniem van Hans van der Heijden, een dichter en uitgever van de tijdschriften Subvers, uitgegeven tussen 1970 en 1976 (en waar tegenwoordig grote bedragen voor wordt betaald bij veilinghuizen) en Clavin, dat onregelmatig verscheen sinds 1990.
Clavin debuteerde in 1967 in het Rotterdamse tijdschrift Vers-Univers. Ook publiceerde hij gedichten in De Tafelronde en hij schreef en publiceerde meerdere dichtbundels bij verschillende uitgeverijen (waaronder zijn eigen uitgeverij The Subvers Press) en in eigen beheer.
In 1970 publiceerde hij de bundel ‘Holland var. 969’ bij De Tafelronde. De Poëzie in deze bundel verrast door haar vormgeving. Het woord wordt herhaald of afgebroken en op die manier visueel in beeld gebracht, soms met behulp van kleur, met rekenkundige tekens, verschillen in de lettergrootten of met letters in een afwijkende stand. Het is zuivere concrete poëzie, speels en beweeglijk.
Zo ook het ‘gedicht’ getiteld ‘I.M. Marilyn Monroe’. In dit gedicht zien we een combinatie van een sjablone en het spel met het letterpaar ‘MM’.
.
Concrete poëzie
Eugen Gomringer
.
Ik heb op dit blog al vaker over concrete poëzie geschreven, meestal aan de hand van een voorbeeld of naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen binnen de concrete poëzie. Nu heb ik echter een klein boekje op de kop weten te tikken dat over dit onderwerp gaat. Het betreft hier ‘Concrete poëzie’ van Erik Slagter, een vijfde deel uit de reeks Moderne Literatuur Nederlands uit 1971.
Het boekje begint met een voorwoord van Slagter waarin hij eigenlijk de essentie van concrete poëzie in de laatste alinea weet te pakken: “Maar in deze tijd van massacommunicatie telt het gevoel van één mens nog nauwelijks mee. De kunstenaar zoekt daarom naar iets anders. Hij wil met gebruikmaking van de nieuwste technieken en materialen iets vinden dat iedereen aanspreekt en verrast doordat het de dingen ineens vanuit een onverwachte hoek laat zien. Met de klank of met de vorm van het woord is dat te bereiken. Dat wil nu concrete poëzie.”
De term concrete poëzie stamt uit begin jaren ’50 van de vorige eeuw. In 1953 schreef de Zwitserse dichter en beeldhouwer Eugen Gomringer (1925) gedichten die hij konstellaties noemde. In die periode reisde hij naar Zuid-Amerika en besloot samen met enkele Braziliaanse dichters om hun poëzie voortaan concrete poëzie te noemen. De naam verspreidde zich over Amerika en Europa waar veel dichters de naam gingen gebruiken, zodat het niet lang duurde voordat bijna niemand precies meer wist wat de naam inhield.
In 1967 verscheen in Amerika een bloemlezing met concrete gedichten van vijfenzeventig dichters uit 20 landen. Hoewel Gomringer in 1955 besloot zijn poëzie concrete poëzie te noemen, was hij niet de eerste die dat deed. In 1953 schreef al een Zweedse dichter Öyvind Fahlström (1928-1976), een manifest voor concrete poëzie. Dit manifest verscheen in een kleine oplage en Fahlström was toen een bekende abstracte kunstschilder. Maar in de jaren ’50 van de vorige eeuw waren er meer dichters die zich bezig hielden met een vorm van poëzie die later concrete poëzie genoemd zou worden. In Italië was er een groepje dichters in Milaan onder leiding van de dichter en futurist Carlo Belloli (1922-2003) die zijn gedichten al ‘visuele woorden’ noemde. Maar ook in Oostenrijk en Duitsland waren er dichters die met hun poëzie nauw aansloten bij deze vorm.
Wat was er nu nieuw aan deze vorm van poëzie? Gomringer wilde gedichten schrijven die zoveel mogelijk uitdrukten met zo weinig mogelijk middelen. Hij ‘ontdekte’ dat het mogelijk is poëzie te schrijven met bijvoorbeeld maar één woord, zodanig op een vel papier geschreven dat er evenveel mee wordt uitgedrukt als met een gedicht met veel woorden. Een mooi voorbeeld is zijn gedicht uit 1953 ‘ping pong’.
.
ping pong
ping pong ping
pong ping pong
ping pong
.
De dichter laat met dit voorbeeld zien dat het ping pong-spel kan worden uitgedrukt met de taal zelf, door de woorden zo te plaatsen dat het spelverloop uit het beeld is af te lezen. Wanneer je dit gedicht hardop voorleest komt de klank overeen met het geluid van de ping pong-bal op de speeltafel, wat dit gedicht niet alleen een beeldtekst maar ook een klankgedicht maakt.
Naast deze voorbeelden staan er nog vele andere concrete dichters in dit heerlijke boekwerkje. Van de Belgische dichters Mark Insingel en Ivo Vroom, de Nederlandse dichters Herman Damen en Hans Clavin en uiteraard misschien wel de bekendste concrete dichters de Fransman Stéphane Mallarmé en natuurlijk Jan Hanlo.
.





